ECLI:NL:RBDHA:2022:12637
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van de Dublinverordening met betrekking tot Frankrijk en het interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2022 uitspraak gedaan over de afwijzing van een asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een asielaanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Frankrijk volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de zaak onmiddellijk na de behandeling van het beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser betoogde dat de opvangvoorzieningen in Frankrijk onder de maat zijn en dat hij een reëel gevaar loopt voor zijn grondrecht op een eerlijk proces. Hij verwees naar een rapport van AIDA en een uitspraak van het Verwaltungsgericht Arnsberg. De rechtbank oordeelt echter dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing is. De rechtbank wijst erop dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder heeft geoordeeld dat verweerder mag uitgaan van dit beginsel.
De rechtbank concludeert dat de beroepsgrond van eiser niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 29 juni 2022, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.