In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2022 uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking van mr. T.F. Hesselink, rechter in de rechtbank, door een verzoeker die niet bijgestaan werd door een advocaat. Het wrakingsverzoek werd ingediend in het kader van een civiele procedure waarin verplichte procesvertegenwoordiging gold. De verzoeker had eerder op 21 april 2022 mondeling een wrakingsverzoek ingediend, maar dit was niet opgenomen in het proces-verbaal omdat de behandeling van de zaak was aangehouden en de verzoeker geen advocaat had. De wrakingskamer oordeelde dat het indienen van een wrakingsverzoek een proceshandeling is die vereist dat de verzoeker wordt bijgestaan door een advocaat. Aangezien er geen door een advocaat ondertekend schriftelijk wrakingsverzoek was ingediend, kon de verzoeker niet in het wrakingsverzoek worden ontvangen. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek en dat de hoofdzaak voortgezet kon worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.