ECLI:NL:RBDHA:2022:12588

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
C/09/628492 / KG RK 22-494
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in civiele procedure met verplichte procesvertegenwoordiging

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2022 uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking van mr. T.F. Hesselink, rechter in de rechtbank, door een verzoeker die niet bijgestaan werd door een advocaat. Het wrakingsverzoek werd ingediend in het kader van een civiele procedure waarin verplichte procesvertegenwoordiging gold. De verzoeker had eerder op 21 april 2022 mondeling een wrakingsverzoek ingediend, maar dit was niet opgenomen in het proces-verbaal omdat de behandeling van de zaak was aangehouden en de verzoeker geen advocaat had. De wrakingskamer oordeelde dat het indienen van een wrakingsverzoek een proceshandeling is die vereist dat de verzoeker wordt bijgestaan door een advocaat. Aangezien er geen door een advocaat ondertekend schriftelijk wrakingsverzoek was ingediend, kon de verzoeker niet in het wrakingsverzoek worden ontvangen. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek en dat de hoofdzaak voortgezet kon worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/22
zaak- /rekestnummer: C/09/628492 / KG RK 22/494
Beslissing van 11 juli 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker
strekkende tot de wraking van
mr. T.F. Hesselink,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbende in deze procedure zijn:
  • Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met advocaat mr. S. Scheimann;
  • De Stichting Enver met advocaat mr. J. Mikes;
  • [naam 1] met advocaat mr. G.E. van der Pols;
  • [naam 2] met advocaat mr. G.E. van der Pols;
  • De Staat der Nederlanden met advocaten mr. C.M. Bitter en mr. S. Heeroma,
hierna te noemen: belanghebbenden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van 21 april 2022;
- de e-mailberichten van verzoeker van 21 april 2022, 29 april 2022, 10 mei 2022 (waarin het wrakingsverzoek is vermeld), 18 mei 2022 en 23 mei 2022;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 27 juni 2022;
- het e-mailbericht van verzoeker van 27 juni 2022.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling is geen van partijen noch belanghebbenden verschenen. De rechter, verzoeker, De Stichting Enver, J [naam 1] en J [naam 2] hebben op voorhand laten weten dat zij niet aanwezig zullen zijn.
1.3.
Verzoeker heeft per e-mail van 27 juni 2022 in een e-mailbericht aan de wrakingskamer zijn standpunt toegelicht en daarbij een audiobestand als bijlage gevoegd. De wrakingskamer heeft de inhoudelijke toelichting noch audio-opname aan de stukken toegevoegd. De reden hiervoor is dat het indienen van stukken een proceshandeling betreft, terwijl verzoeker geen verplichte procesvertegenwoordiger heeft die wel vereist is, zoals hierna zal worden uiteengezet.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer C/09/616945 / HA RK 21-334 tussen verzoeker en belanghebbenden (verweerders in de hoofdzaak). De hoofdzaak betreft een verzoek van verzoeker tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ex artikel 186 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering.
2.2.
Verzoeker heeft in zijn e-mailbericht van 21 april 2022 aangegeven dat hij tijdens de mondelinge behandeling van diezelfde dag mondeling een wrakingsverzoek heeft ingediend. Hierop heeft de griffie van de wrakingskamer bij e-mailbericht van 9 mei 2022 verzoeker erop gewezen dat in het proces-verbaal van de mondelinge behandeling niet is vermeld dat een wrakingsverzoek is gedaan. Daarnaast is verzoeker gewezen op de verplichte procesvertegenwoordiging die in de hoofdzaak geldt en dat dit betekent dat een wrakingsverzoek slechts door tussenkomst van een advocaat kan worden ingediend. Verzoeker heeft in een e-mailbericht van 10 mei 2022 zijn wrakingsverzoek herhaald. De griffie van de wrakingskamer heeft op 16 mei 2022 aan verzoeker bericht dat vooralsnog wordt uitgegaan van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, dat op grond daarvan niet kan worden vastgesteld dat verzoeker de rechter ter zitting mondeling heeft gewraakt en dat de wrakingskamer verzoekers e-mailbericht van 10 mei 2022 in combinatie met het e-mailbericht van 21 april 2022 als schriftelijk wrakingsverzoek opvat. Verzoeker is hierbij door de griffie wederom gewezen op de verplichte procesvertegenwoordiging en hij is in de gelegenheid gesteld zijn wrakingsverzoek alsnog binnen twee weken door een advocaat te laten indienen, bij gebreke waarvan zijn verzoek niet-ontvankelijk is. Nadat verzoeker hierom uitdrukkelijk heeft verzocht per e-mailbericht van 18 mei 2022 is hem per e-mailbericht van 20 mei 2022 door de griffie van de wrakingskamer bericht dat een wrakingszitting zal worden gepland en dat de termijn voor het stellen van een advocaat geldt in de wrakingsprocedure en dat die termijnstelling niet is geschorst hangende de schorsing van de hoofdzaak.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden. In zaken waarin een partij zich verplicht moet laten vertegenwoordigen, moet het verzoek tot wraking door die partij op straffe van niet-ontvankelijkheid worden ingediend door een advocaat. Het wrakingsverzoek moet schriftelijk en gemotiveerd worden gedaan. Het verzoek kan tijdens een zitting ook mondeling worden gedaan (artikel 37 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
3.2.
De wrakingskamer stelt voorop dat in de hoofdzaak sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat. Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 21 april 2022 in de hoofdzaak volgt dat de advocaat van verzoeker zich tijdens de mondelinge behandeling heeft onttrokken en de rechter de mondelinge behandeling vervolgens heeft aangehouden zodat verzoeker een nieuwe advocaat kon zoeken. Uit het e-mailbericht van verzoeker van 10 mei 2022 en de reactie van de rechter van 27 juni 2022 blijkt dat verzoeker na die aanhouding van de mondelinge behandeling mondeling de mededeling heeft gedaan de rechter te wraken. Omdat verzoeker het verzoek deed nadat de behandeling van de zaak voor die dag was afgelopen, heeft de rechter dit wrakingsverzoek niet opgenomen in het proces-verbaal, zo schrijft zij in haar reactie. De wrakingskamer gaat er in zoverre dan ook vanuit dat tijdens de mondelinge behandeling geen mondeling wrakingsverzoek is gedaan. Overigens kon verzoeker na onttrekking van zijn advocaat ook geen mondeling wrakingsverzoek meer doen. Het doen van een wrakingsverzoek is een proceshandeling. Een redelijke wetsuitleg brengt mee dat in een zaak met verplichte procesvertegenwoordiging verzoeker op het moment dat hij een mondeling verzoek tot wraking doet, moet worden bijgestaan door een advocaat, hetgeen niet meer het geval was.
3.3.
Wat betreft de e-mail van 10 mei 2022 in combinatie met de e-mail van 21 april 2022 die als schriftelijk wrakingsverzoek is aangemerkt, oordeelt de wrakingskamer als volgt. Tot op heden is niet namens verzoeker door een (nieuwe) advocaat schriftelijk een wrakingsverzoek ingediend ondanks dat de griffie van de wrakingskamer verzoeker hiertoe herhaaldelijk en uitdrukkelijk in de gelegenheid heeft gesteld met mededeling van het gevolg van niet-ontvankelijkheid bij het uitblijven daarvan. Gelet op het feit dat het indienen van een wrakingsverzoek een proceshandeling betreft waarvoor het i.c. voor verzoeker noodzakelijk is dat hij hierin wordt bijgestaan door een advocaat en een door een advocaat ondertekend schriftelijk wrakingsverzoek ontbreekt, kan verzoeker niet in het wrakingsverzoek worden ontvangen (zie ook ECLI:NL:HR:1998:AD2977).
3.4.
De hiervoor geschetste gang van zaken zou mogelijk aanleiding kunnen zijn voor een wrakingsverbod, zoals door de rechter in haar reactie in overweging is gegeven. Hoewel verzoeker - ondanks dat hij daar meermalen op is gewezen - het wrakingsverzoek niet heeft laten indienen door een advocaat, is naar het oordeel van de wrakingskamer misbruik van het wrakingsinstrument nog niet aan de orde. Dit geldt enerzijds juist omdat verzoeker in de wrakingsprocedure niet is bijgestaan door een advocaat en anderzijds omdat de door hem aangebrachte hoofdzaak zal worden aangehouden totdat hij zal worden bijgestaan door een advocaat en in zoverre niet direct valt in te zien dat verzoeker de wraking heeft gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• verzoeker;
• de rechter;
• de belanghebbenden.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.P.M. Loos, H.J.M. Smid-Verhage en M. Nijenhuis, in tegenwoordigheid van de griffier mr. N. Roelands en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.