ECLI:NL:RBDHA:2022:12552

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
NL22.8326
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verweigerde verblijfsvergunning asiel op basis van Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een verblijfsvergunning asiel door eiser, die niet in behandeling is genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft tegen het besluit van de Staatssecretaris beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de zaak op 31 mei 2022 behandeld, waarbij de gemachtigde van de Staatssecretaris aanwezig was.

De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris het bestreden besluit heeft gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, waarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling. Eiser heeft aangevoerd dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing is op Spanje, verwijzend naar het AIDA-rapport over Spanje, waaruit blijkt dat opvang niet voor alle Dublinterugkeerders beschikbaar is. De rechtbank oordeelt echter dat de Staatssecretaris mag vertrouwen op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, tenzij eiser kan aantonen dat dit in zijn geval niet geldt. Eiser is hierin niet geslaagd.

De rechtbank concludeert dat er geen structurele tekortkomingen zijn die de overdracht aan Spanje in strijd met de mensenrechten zouden maken. De beroepsgrond van eiser wordt verworpen en het beroep wordt ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 8 juni 2022 en tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amersfoort Bestuursrecht zaaknummer: NL22.8326
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. E.H. Bokhorst), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. R. Hopman).

Procesverloop

Bij besluit van 10 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL22.8327, op 31 mei 2022 op zitting behandeld. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.
2. Eiser voert aan dat ten aanzien van Spanje niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, en verwijst naar het AIDA-rapport over Spanje, Update 2021. Uit dit rapport blijkt dat opvang niet voor alle Dublinterugkeerders beschikbaar is, waardoor zij op straat moeten overleven, en kunnen zij tegen obstakels aanlopen bij het opnieuw toegelaten worden tot de asielprocedure. Overdracht van eiser aan Spanje is in strijd is met artikel 3 van Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van
de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (Handvest).
3. De rechtbank oordeelt als volgt. Verweerder mag er in het algemeen op vertrouwen dat alle landen die partij zijn bij de Dublinverordening zich houden aan hun internationale verplichtingen (het zogenoemde interstatelijk vertrouwensbeginsel). Verweerder mag er daarom van uitgaan dat elke lidstaat dezelfde waarborgen biedt, ook voor bijvoorbeeld medische zorg, opvang etc. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat in zijn geval niet mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser is hierin niet geslaagd.
4. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft in haar uitspraak van 8 juli 20211 geoordeeld dat met een beroep op het AIDA-landenrapport over Spanje, Update 2019, niet aannemelijk is gemaakt dat er sprake is van structurele tekortkomingen die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid halen. De ABRvS heeft in de uitspraken van 26 april 20222 en 12 mei 20223 bevestigd dat ten aanzien van Spanje van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit kan worden gegaan. Hoewel uit het AIDA-rapport, Update 2021, blijkt dat er tekortkomingen zijn met betrekking tot de opvang en dat het voor Dublinterugkeerders niet altijd mogelijk was om hier toegang toe te krijgen, is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat Dublinterugkeerders helemaal geen toegang tot de opvang kunnen verkrijgen. Eiser dient bij voorkomende problemen met betrekking tot het verkrijgen van opvang zich te beklagen bij de (hogere) autoriteiten van Spanje. Niet is gebleken dat zij eiser niet willen of kunnen helpen of dat klagen bij voorbaat zinloos is. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr.
M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 juni 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.