ECLI:NL:RBDHA:2022:1255
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Opschorting van persoonsgegevens in basisregistratie door gemeente bij emigratie naar onbekend land
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 17 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag. Eiseres had beroep ingesteld tegen de opschorting van haar persoonsgegevens in de basisregistratie personen (brp) door verweerder, die had plaatsgevonden met ingang van 1 oktober 2019. De opschorting was gebaseerd op de vermelding 'emigratie naar een onbekend land'. Eiseres betwistte deze beslissing en voerde aan dat zij tijdelijk in Curaçao verbleef en nooit de intentie had om zich permanent in het buitenland te vestigen. Ze stelde dat zij verweerder herhaaldelijk op de hoogte had gesteld van haar verblijf en dat zij geen aangifte van vertrek had hoeven doen omdat zij na enkele maanden terugkeerde naar Nederland.
De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld en vastgesteld dat verweerder terecht had besloten tot opschorting van de persoonsgegevens. De rechtbank oordeelde dat aan de voorwaarden voor ambtshalve opschorting was voldaan. Eiseres was niet bereikbaar voor registratie van haar verblijfplaats en had geen aangifte van vertrek gedaan, terwijl zij langer dan acht maanden in het buitenland verbleef. De rechtbank concludeerde dat het onderzoek van verweerder gedegen was en dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.