Overwegingen
1. Eisers zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum 1] 1990, [geboortedatum 2] 1992 en [geboortedatum 3] 1960 en bezitten de Armeense nationaliteit. Eiser 1 en eiser 2 zijn de zoons van eiseres. Op 5 oktober 2017 hebben eisers asielaanvragen ingediend. Bij besluiten van 8 december 2020 zijn deze aanvragen afgewezen. Bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van 8 oktober 2021, zijn de beroepen van eisers weliswaar gegrond verklaard, maar is de afwijzing van hun asielaanvragen bekrachtigd doordat de rechtsgevolgen van de destijds bestreden besluiten in stand zijn gelaten.1 Bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State (ABRvS) van 14 januari 2022 is het hoger beroep van eisers ongegrond
2. Op 19 januari 2022 hebben eisers onderhavige aanvragen asiel ingediend. Verweerder heeft deze aanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond.
Over het beroep van [eiser 1]
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- problemen en mishandeling door autoriteiten.
4. In het bestreden besluit heeft verweerder de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig bevonden. Verweerder heeft het geloofwaardig geacht dat eiser kunstschilder is en op 27 juli 2016 is opgepakt tijdens een demonstratie en een dag later is vrijgelaten. Hetgeen vervolgens is gebeurd, te weten dat eiser nog vier keer is opgepakt en is misbruikt in de politiecel, heeft verweerder ongeloofwaardig geacht.
5. Eiser voert in beroep aan dat hij bij deze asielaanvraag voor het eerst verklaringen heeft afgelegd. De verklaringen van eiser tijdens het nader gehoor en zijn verklaringen over de latere arrestaties en het seksueel misbruik dat hij heeft ondergaan op het politiebureau in Armenië moeten worden gezien als nova. Eiser was eerder niet in staat om verklaringen af te leggen. Volgens eiser heeft verweerder hem onvoldoende in de gelegenheid gesteld om over zijn asielrelaas te verklaren. Gelet op zijn gezondheidstoestand had hij meer tijd nodig. Eiser wijst erop dat de documenten die hij in de eerste procedure heeft ingebracht ook van belang zijn voor deze procedure. Verweerder heeft ten onrechte geen rekening gehouden met de omstandigheid dat geen sprake is van tegenstrijdigheden in het asielrelaas. Volgens eiser is duidelijk dat in Armenië op grote schaal onrechtmatige arrestaties hebben plaatsgevonden die niet zijn geregistreerd. Dat uit het individuele ambtsbericht van 18 november 2020 blijkt dat er geen registratie is van zijn arrestatie in de periode die eiser heeft genoemd, is daarom niet vreemd. Het individuele ambtsbericht moet om die reden buiten beschouwing worden gelaten. De verwijzing naar het algemeen ambtsbericht van 25 april 2016 treft geen doel aangezien dit ambtsbericht betrekking heeft op de periode vóór de demonstraties en de onrusten in Armenië.
6. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat het feit dat eiser nu wel gehoord kon worden, is te zien als een nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waardoor deze opvolgende aanvraag inhoudelijk is getoetst. De rechtbank ziet in het nader gehoor geen aanknopingspunten voor de stelling dat eiser onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om zijn asielrelaas naar voren te brengen. Uit het verslag van het gehoor blijkt dat het gehoor een volle dag heeft geduurd en dat daarbij rekening is gehouden met het advies van Medifirst. Uit het verslag blijkt verder dat eiser het moeilijk had tijdens het gehoor en dat aan eiser de keuze is gelaten wat hij wilde vertellen over het gestelde seksueel misbruik. Niet is gebleken dat verweerder onvoldoende informatie had om te beslissen op de asielaanvraag. Hierbij is van belang dat eisers asielrelaas niet ongeloofwaardig is verklaard op basis van zijn tegenstrijdige of summiere verklaringen. Ook is van belang dat eiser niet concreet heeft gemaakt wat hij nog had willen vertellen of waar verweerder nog op had moeten doorvragen.
2 Zaaknummer 202106967/1/ V1.
7. Met de uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Middelburg, die is bevestigd door de ABRvS, staat in rechte vast staat dat het ongeloofwaardig is dat eiser vaker is opgepakt door de Armeense autoriteiten en onder druk is gezet om een belastende verklaring af te leggen. De ongeloofwaardigheid van het asielrelaas is gebaseerd op informatie uit openbare bronnen, zoals het algemeen ambtsbericht Armenië van 25 april 2016. Verder heeft verweerder zicht gebaseerd op het hiervoor genoemde individuele ambtsbericht. Daarnaast heeft eiser 2 tegenstrijdige verklaringen afgelegd.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft beslist dat hetgeen eiser in deze asielprocedure heeft verklaard, onvoldoende is om zijn asielrelaas nu wel geloofwaardig te achten. Dat eiser zou zijn misbruikt in de politiecel, kan niet worden gevolgd aangezien uit het individuele ambtsbericht blijkt dat eiser in de periode 2015-2017 niet is vastgehouden op het politiebureau. Eiser heeft in deze procedure geen stukken ingebracht waaruit blijkt dat er concrete aanknopingspunten zijn om te twijfelen aan de juistheid van het individuele ambtsbericht. Ook heeft eiser geen concrete informatie naar voren gebracht waaruit blijkt dat er moet worden getwijfeld aan de informatie uit algemene bronnen, zoals het algemeen ambtsbericht van 25 april 2016. Eiser heeft verder ook geen documenten ingebracht ter onderbouwing van zijn asielrelaas. De documenten die eiser in de vorige procedure heeft ingebracht, zijn in die procedure beoordeeld.
9. Eiser heeft verder verzocht om aanhouding van het beroep omdat iMMO op 3 maart 2022 heeft verklaard dat zij een medisch onderzoek willen doen. De rechtbank stelt vast dat iMMO bij eiser al eerder een medisch onderzoek heeft verricht. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 16 juli 2019 en dit rapport is betrokken in de vorige procedure. Zoals hiervoor is overwogen, heeft verweerder het nog steeds ongeloofwaardig mogen vinden dat eiser in 2015-2017 is gearresteerd en is vastgehouden op het politiebureau. De rechtbank overweegt verder dat onderzoek door iMMO medisch (steun)bewijs kan opleveren: iMMO kan onderzoeken of eisers lichamelijke en/of psychische problematiek passen bij het geweld dat hij stelt te hebben ondergaan. iMMO kan daarbij betrekken in hoeverre eiser authentiek overkomt, maar zal zich niet kunnen (of mogen) uitlaten over de vraag wie het gestelde geweld heeft toegepast of waar dat is gebeurd. Op grond van het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding deze uitspraak aan te houden in afwachting van een (tweede) iMMO rapportage.
10. Eiser voert in beroep aan dat de aanvraag ten onrechte kennelijk ongegrond is verklaard. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de aanvraag van eiser is te zien als een opvolgende aanvraag die niet overeenkomstig artikel 30a, eerste lid, onder d, niet-ontvankelijk is verklaard. Verweerder heeft de aanvraag daarom mogen afwijzen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, onder g, van de Vw. Gelet hierop hoeft het geschil over de toepassing van onderdeel f van dit artikel geen bespreking.
Over het beroep van [eiser 2]
11. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- oproep reservistendienst.
12. In het bestreden besluit heeft verweerder de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser
geloofwaardig bevonden. Verweerder heeft het ongeloofwaardig geacht dat eiser is opgeroepen voor de reservistendienst en wegens desertie zal worden vervolgd door de Armeense autoriteiten.
13. In beroep is eiser in het bezit is gekomen van een origineel document. Dit document is door verweerder aangemerkt als een nieuw feit en is door Bureau Documenten onderzocht. Op 11 april 2022 is door Bureau Documenten verklaard dat geen uitspraak kan worden gedaan over de echtheid, de opmaak en afgifte van het document. Ook kan niet worden vastgesteld of het document inhoudelijk juist is.
14. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het ongeloofwaardig is dat eiser door de Armeense autoriteiten wordt vervolgd voor dienstplichtontduiking. Verweerder heeft zich daarbij mogen baseren op de conclusies van Bureau Documenten. Verweerder heeft er ook op mogen wijzen dat eiser tijdens de vorige asielprocedure al op de hoogte was van de oproep, maar deze niet heeft ingebracht in die procedure. Eiser heeft dus relevante informatie achtergehouden hetgeen hem zwaar wordt aangerekend in de geloofwaardigheidsbeoordeling. Dat eiser destijds – beweerdelijk – niet het belang inzag van deze asielgrond omdat hij gefocust was op het asielrelaas van zijn broer, heeft verweerder voor risico van eiser mogen laten komen.
15. Verder is van belang dat uit het overgelegde document blijkt dat dit geen oproep voor de reservistendienst is, zoals eiser bij herhaling heeft gesteld, maar een kennisgeving om op 7 oktober 2020 bij de politie te verschijnen voor een verhoor in verband met het ontduiken van de dienstplicht en dat er reeds sprake is van een tenlastelegging en strafzaak. Hierover heeft eiser echter in het gehoor en in de zienswijze niets naar voren gebracht. Ook geeft eiser geen plausibele uitleg over hoe hij aan het document is gekomen. Eiser verklaart vaag en ontwijkend over de buurman via wie hij het document zou hebben ontvangen en over hoe hij met hem in contact is gekomen. Daarnaast heeft eiser tegenstrijdig verklaard over hoe vaak de autoriteiten hem kwamen zoeken op zijn oude adres. Verweerder heeft er verder op mogen wijzen dat uit openbare bronnen niet blijkt dat personen die ten tijde van mobilisatie in het buitenland verblijven, bij terugkeer in Armenië te vrezen hebben voor vervolging. Ook heeft verweerder aan eiser mogen tegenwerpen dat hij niet heeft geconcretiseerd waarom hij in 2020 dienst zou hebben geweigerd uit gewetensnood. De enkele stelling dat niemand bij een oorlog betrokken wil raken, is onvoldoende. Verweerder heeft daarbij ook mogen betrekken dat eiser eerder wel twee jaar als sergeant in het leger heeft gediend.
16. Voor zover de onderhavige asielaanvraag van eiser 2 steunt op het asielrelaas van eiser 1, heeft verweerder daarin ook geen aanleiding hoeven te zien om aan eiser 2 een asielvergunning te verlenen. Dit volgt uit hetgeen hiervoor ten aanzien van eiser 1 is overwogen.
Over het beroep van [eiseres]
17. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen zelfstandige asielmotieven naar voren heeft gebracht.
18. De aanvragen zijn terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. De beroepen zijn ongegrond.
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.