ECLI:NL:RBDHA:2022:12393
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen aanmaning buitenlandbijdrage
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een inwoner van Frankrijk, en het CAK, de verweerder. Eiser ontving sinds 22 november 2016 pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en was aangemerkt als verdragsgerechtigde. De zaak betreft een aanmaning die verweerder op 12 maart 2021 naar eiser heeft gestuurd, met betrekking tot een openstaand bedrag van € 1.142,30 uit de definitieve jaarrekening 2018. Eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van 10 september 2020, waarin de buitenlandbijdrage voor 2018 was vastgesteld op € 3.294,16, maar dit bezwaar werd door verweerder niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarin verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaarde. Tijdens de zitting op 9 november 2022 zijn partijen niet verschenen. De rechtbank overweegt dat de aanmaning als bedoeld in artikel 4:112 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen mogelijkheid biedt voor bezwaar of beroep, zoals ook is vastgelegd in artikel 8:4 van de Awb. Eiser heeft geen gronden aangevoerd tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar, en de rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en verklaart het beroep ongegrond.