Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 november 2022 in de zaak tussen
[eiser], uit [woonplaats], eiser
Nationale Politie, uit Den Haag, de werkgever
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 8 november 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) inzake een WIA-uitkering. Eiser, die als senior gebiedsgebonden politie werkzaam was bij de Nationale Politie, had zich op 3 januari 2019 ziek gemeld en op 7 oktober 2020 een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV had in het primaire besluit van 18 januari 2021 vastgesteld dat eiser een arbeidsongeschiktheid van 44,79% had, maar na bezwaar werd dit percentage verhoogd naar 78,82% in het bestreden besluit van 5 augustus 2021.
Eiser stelde dat hij meer beperkingen had dan in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) was aangegeven, met name door een posttraumatische stressstoornis (PTSS). De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts b&b voldoende had gemotiveerd dat er geen aanleiding was voor het aannemen van meer beperkingen. De rechtbank concludeerde dat de geduide functies door de arbeidsdeskundige b&b passend waren voor eiser, gezien zijn vastgestelde belastbaarheid.
De rechtbank heeft ook de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid beoordeeld en oordeelde dat de beroepsgronden over de duurzaamheid van de beperkingen buiten bespreking konden blijven, omdat eiser niet volledig arbeidsongeschikt was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de toekenning van de WIA-uitkering met ingang van 10 januari 2021.