In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Den Haag op 14 november 2022, gaat het om de intrekking van de bijstandsuitkering van eisers, die sinds 28 november 2006 een uitkering ontvangen op grond van de Participatiewet. Het college van burgemeester en wethouders van Krimpenerwaard heeft op 29 mei 2020 besloten de bijstandsuitkering van eisers over de periode van 17 juni 2017 tot en met 27 november 2019 in te trekken en een bedrag van € 50.290,96 terug te vorderen. Dit besluit is gebaseerd op de schending van de inlichtingenplicht door eisers, die geen melding hebben gemaakt van hun werkzaamheden, het bezit van auto’s en vakanties in Turkije. Het college heeft het bezwaar van eisers tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna eisers beroep hebben ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak op 3 oktober 2022 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, maar de gemachtigde van het college was afwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers de inlichtingenplicht hebben geschonden door geen duidelijkheid te geven over stortingen met onduidelijke herkomst en een uitgavenpatroon dat niet past bij een inkomen op bijstandsniveau. De rechtbank heeft overwogen dat de schending van de inlichtingenplicht een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstandsuitkering, omdat hierdoor niet kan worden vastgesteld of eisers in bijstandbehoevende omstandigheden verkeren.
De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard, omdat er voldoende gronden zijn om de intrekking en terugvordering van de bijstandsuitkering te handhaven. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.