ECLI:NL:RBDHA:2022:12291

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2022
Publicatiedatum
18 november 2022
Zaaknummer
SGR 21/7363
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 17 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. G.C. Blom, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door D. Spiering. Eiseres had een WGA-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, maar het UWV heeft deze uitkering beëindigd op grond van een herbeoordeling die uitwees dat haar arbeidsongeschiktheid op 20 april 2021 minder dan 35% was. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat haar medische situatie niet correct is beoordeeld en dat zij nog steeds niet in staat is om te werken.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op een Skypezitting op 7 november 2022, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de beëindiging van de WIA-uitkering terecht heeft gegrond op de medische rapporten van de verzekeringsartsen, die hebben geconcludeerd dat eiseres in staat is om arbeid te verrichten die aansluit bij haar medische belastbaarheid. Eiseres heeft aangevoerd dat zij meer beperkingen heeft dan het UWV heeft aangenomen en dat zij niet zelfredzaam is, maar de rechtbank oordeelt dat deze stellingen niet voldoende zijn onderbouwd.

De rechtbank concludeert dat het UWV de WIA-uitkering van eiseres terecht heeft beëindigd, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard. Tevens wordt het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-, en moet het UWV het griffierecht van € 49,- aan eiseres vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/7363

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres
(gemachtigde: mr. G.C. Blom),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV),
(gemachtigde: D. Spiering).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij] B.V., uit [vestigingsplaats], ex-werkgever
(gemachtigde: mr. B. Polman).

Procesverloop

Met het besluit van 4 februari 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) beslist dat eiseres vanaf 20 april 2021 in aanmerking komt voor een WGA-loonaanvullingsuitkering [1] , naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
De ex-werkgever heeft bezwaar gemaakt.
Met het besluit van 7 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van de ex-werkgever gegrond verklaard. De mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op minder dan 35%, waardoor het UWV de WGA-uitkering van eiseres twee maanden na dagtekening beëindigt.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De ex-werkgever van eiseres heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Eiseres heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met haar ex-werkgever. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist dat alleen de gemachtigde van de ex-werkgever van de medische stukken kennis mag nemen.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de Skypezitting van 7 november 2022. Eiseres was aanwezig samen met haar gemachtigde. Het UWV en de ex-werkgever hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Geen toestemming delen medische gegevens

1. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de ex-werkgever alsnog kennisneemt van de medische situatie van eiseres.

Wat er aan deze procedure voorafging

2
.Eiseres had een WGA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Met het besluit van 4 februari 2021 heeft het UWV bepaald dat eiseres vanaf 20 april 2021 in aanmerking komt voor een WGA-loonaanvullingsuitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
3. De ex-werkgever van eiseres heeft bezwaar gemaakt. Volgens de ex-werkgever lag aan dit besluit geen medisch en arbeidskundig onderzoek ten grondslag. Het UWV heeft een herbeoordeling gedaan van de arbeidsongeschiktheid van eiseres.
4. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 20 april 2021 (de datum in geding). Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. In aanvulling hierop heeft hij twee reservefuncties geselecteerd. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 94,66% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 5,34%. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, heeft eiseres volgens het UWV geen recht meer op een WGA-uitkering.
5. Het UWV heeft met een brief van 18 mei 2021 het voornemen aan eiseres en de ex-werkgever kenbaar gemaakt om de WGA-uitkering twee maanden na dagtekening in te trekken.
6. Eiseres heeft een zienswijze ingediend. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

7. Eiseres is het niet met het UWV eens. Zij heeft nog dezelfde beperkingen als toen ze 80 tot 100% arbeidsongeschikt werd verklaard. Haar klachten zijn niet verbeterd. Zij verwijst ook naar wat zij in bezwaar heeft aangevoerd. Eiseres acht zichzelf niet in staat om te werken en stelt dat zij geen benutbare mogelijkheden heeft, waarbij zij verwijst naar artikel 2, vijfde lid, onder c, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Ze heeft verdergaande beperkingen dan door het UWV aangenomen. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgens eiseres geen behoorlijk lichamelijk onderzoek verricht. Ook bestrijdt ze het uitgangspunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat haar behandeling is afgerond en dat er daarom geen volledige arbeidsongeschiktheid meer is. Eiseres geeft aan dat het traject niet is gestart, wegens financiële redenen. Tot op heden zijn haar klachten niet verholpen. Ter onderbouwing heeft eiseres medische informatie ingebracht. Verder stelt eiseres dat zij een hoorzitting in bezwaar wenste, maar dat deze niet is gehouden.

Waarover het gaat in deze zaak

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres voor 5,34% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 20 april 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

9
.De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 20 april 2021 voor 5,34% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat uitleggen.
10. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
11. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
12. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Zij heeft eiseres op het spreekuur gezien en onderzocht. Zij heeft beschreven dat eiseres verminderd belastbaar is, en in staat is arbeid te verrichten conform de beschreven belastbaarheid.
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 23 juli 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook gereageerd op de in beroep ingebrachte medische informatie.
14. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. De rechtbank maakt uit het rapport van de verzekeringsarts op dat deze onderzoek heeft verricht naar (onder andere) de rug. De rechtbank vindt het vervelend dat eiseres het contact met de verzekeringsarts negatief ervaren heeft, maar dit alleen maakt niet dat de rechtbank reden ziet om het onderzoek onzorgvuldig te vinden. In wat eiseres verder aanvoert ziet de rechtbank ook geen reden om dit onderzoek als niet zorgvuldig te beoordelen. Gelet op de onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
15. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiseres beperkingen in de belastbaarheid heeft. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
16
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 23 juli 2022 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. Het oordeel dat eiseres per het einde van de wachttijd geen benutbare mogelijkheden had, was gebaseerd op het volgen van een behandeling, wat zou leiden tot sterk wisselende mogelijkheden. Nu dit traject is afgerond, is de beperking ook niet langer aan de orde. Eiseres voldoet niet aan een van de categorieën voor volledige arbeidsongeschiktheid. De aangenomen beperkingen zijn passend bij de gestelde diagnose.
17. Eiseres voert aan dat zij niet in staat is om arbeid te verrichten. Ze heeft meer beperkingen dan het UWV heeft aangenomen. Ze heeft nog dezelfde beperkingen als toen ze 80 tot 100% arbeidsongeschikt werd geacht, en verwijst hierbij naar het rapport van de behandelaar. Bovendien geeft zij aan dat zij niet zelfredzaam is, nu ze voor haar dagelijkse activiteiten afhankelijk is van anderen. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres medische informatie ingestuurd.
18. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom eiseres benutbare mogelijkheden heeft. De rechtbank maakt uit het dossier op dat het verzekeringsgeneeskundige onderzoek per het einde van de wachttijd niet fysiek kon plaatsvinden, wegens COVID-19 maatregelen, ondanks dat de verzekeringsarts een lichamelijk onderzoek nodig achtte. In verband met het nog te starten revalidatietraject vond de verzekeringsarts de beschikbaarheid en belastbaarheid moeilijk voorspelbaar. Daarom is hij uitgegaan van geen benutbare mogelijkheden door sterk wisselende belastbaarheid. Eiseres geeft aan dat het geplande traject nooit is gestart. Dat de verzekeringsarts daarom niet langer uitgaat van geen benutbare mogelijkheden door sterk wisselende belastbaarheid kan de rechtbank dan ook volgen. Het gaat er hier immers om of eiseres het traject volgt of niet, en nu zij zelf aangeeft dat dit niet het geval is, ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat zij in verband met wisselende belastbaarheid nog steeds geen benutbare mogelijkheden heeft. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder toegelicht dat de stelling van eiseres dat zij niet zelfredzaam is, onverenigbaar is met de gestelde diagnose. De rechtbank vindt dat eiseres ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet zelfredzaam is. Dat zij hulp van anderen heeft in het huishouden is onvoldoende om te spreken van geen zelfredzaamheid. Het gaat er hierbij namelijk om of eiseres zelf in staat is algemene dagelijkse levensverrichtingen te doen, zoals opstaan, eten en wassen. Het is de rechtbank niet gebleken dat eiseres hiertoe niet in staat is.
19. Verder vindt de rechtbank dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd waarom niet verdergaande beperkingen zijn aangenomen. Hij heeft over de in beroep ingebrachte medische informatie gesteld dat hieruit geen nieuwe of andere diagnoses zijn gebleken. De informatie heeft met name betrekking op de ervaren klachten en belemmeringen. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd.
20. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 20 april 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 20 april 2021. De rechtbank vind het vervelend voor eiseres dat het haar niet is gelukt om nadere medische informatie te verkrijgen van haar behandelaar, maar de rechtbank ziet dat er wel stukken van haar behandelaren zijn ingediend. Gelet hierop en omdat de rechtbank geen twijfel heeft aan het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen, zoals eiseres op de zitting heeft verzocht.
De arbeidskundige beoordeling
21. De arbeidsdeskundige heeft in zijn rapport van 20 april 2021 voldoende uitgelegd waarom de voor de schatting gebruikte functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiseres. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. Eiseres heeft hier in beroep geen argumenten tegen aangevoerd.
22. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres op 20 april 2021 met de middelste van deze functies 94,66% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als eerste verkoopmedewerker, zodat eiseres voor de overige 5,34% arbeidsongeschikt is.
Belangenafweging
23. Eiseres stelt dat het UWV na afweging van alle relevante belangen niet tot deze beslissing had kunnen komen.
24. Bij de beoordeling of er recht is op een WIA-uitkering is geen ruimte voor een belangenafweging, zodat het betoog van eiseres niet kan slagen. [2]
Hoorzitting
25. Eiseres geeft aan dat zij ten onterechte tijdens de bezwaarprocedure niet gehoord is, ondanks dat zij aan het UWV bevestigd heeft een hoorzitting te wensen.
26. Het UWV stelt dat eiseres door het niet plaatsvinden van de hoorzitting niet in haar belangen is geschaad, nu zij in beroep alsnog haar standpunt heeft kunnen toelichten. Het UWV verzoekt om het gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
27. Het staat vast dat eiseres voorafgaand aan het nemen van het bestreden besluit niet in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord. Dit betekent dat het bestreden besluit in strijd met artikel 7:2, eerste lid, van de Awb is genomen. Eiseres heeft echter de gelegenheid gehad om in beroep haar standpunt, ook mondeling, naar voren te brengen en stukken te overleggen. De rechtbank ziet daarom aanleiding om dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 Awb, aangezien het aannemelijk is dat eiseres hierdoor niet wordt benadeeld.

De conclusie van de rechtbank

28. Het UWV heeft de WIAuitkering van eiseres terecht beëindigd omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
29. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt.
30. De toepassing van artikel 6:22 van de Awb vormt aanleiding om het UWV te veroordelen in de proceskosten die eiseres in beroep heeft gemaakt. Voor de bijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft de zitting bijgewoond. Per handeling wordt een punt toegekend, met een vergoeding van € 759,- per punt (wegingsfactor 1). De proceskostenvergoeding wordt daardoor € 1.518,-. Ook moet het UWV het griffierecht van € 49,- aan eiseres vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan op 17 november 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.WGA: Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten
2.Uitspraak Centrale Raad van Beroep, 6 juni 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1699