ECLI:NL:RBDHA:2022:12286

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
18 november 2022
Zaaknummer
NL22.11785
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring op grond van artikel 59 lid 2 Vreemdelingenwet 2000, schadevergoeding en onrechtmatigheid van de maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Nigeriaanse eiseres. De eiseres had op 22 juni 2022 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen op basis van artikel 59, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Tegen dit besluit heeft de eiseres beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De maatregel van bewaring werd op 28 juni 2022 opgeheven, waardoor de rechtbank zich moest buigen over de vraag of de tenuitvoerlegging van de maatregel onrechtmatig was en of er recht op schadevergoeding bestond.

De rechtbank overwoog dat de grondslag voor de bewaring een rechtsvermoeden schept dat het belang van de openbare orde de inbewaringstelling vordert. Dit rechtsvermoeden behoeft niet te worden gemotiveerd aan de hand van persoonlijke feiten van de vreemdeling. De rechtbank verwierp de argumenten van de eiseres over het ontbreken van onttrekkingsgevaar, en oordeelde dat verweerder voldoende had gemotiveerd waarom de maatregel van bewaring was opgelegd. De eiseres had eerder een maatregel opgelegd gekregen die niet had geleid tot haar vertrek uit Nederland, en zij had verklaard niet mee te zullen werken aan haar verwijdering.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het beroep ongegrond was en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier M.A.W.M. Engels, en werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.11785
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. B.A. Palm),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Lorier).

Procesverloop

Bij besluit van 22 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 28 juni 2022 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2022 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft de Nigeriaanse nationaliteit en is geboren op [1999] .
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiseres schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiseres een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. De grondslag voor de maatregel van bewaring is artikel 59, tweede lid, van de Vw 2000. Volgens vaste rechtspraak1 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State schept deze grondslag een rechtsvermoeden dat het belang van de openbare orde de inbewaringstelling vordert. Dat rechtsvermoeden behoeft niet aan de hand van de vreemdeling persoonlijk betreffende feiten en omstandigheden te worden gemotiveerd. Hetgeen namens eiseres is aangevoerd over het ontbreken van onttrekkingsgevaar, kan dan ook geen doel treffen voor zover daarmee is beoogd om te betogen dat er geen grondslag voor de maatregel van bewaring is geweest.
4. Namens eiseres is aangevoerd dat zij zwanger is en medische klachten heeft. Dit maakt dat zij zich niet aan het toezicht zal onttrekken. Om die reden had verweerder kunnen volstaan met een lichter middel dan de maatregel van bewaring.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom in het geval van eiseres gekozen is voor het opleggen van de maatregel van bewaring. Zo is aan eiseres op 18 mei 2022 een maatregel als bedoeld in artikel 56 van de Vw opgelegd, waarbij zij in een zogenoemde VBL is geplaatst. Deze maatregel heeft er niet toe geleid dat eiseres op eigen gelegenheid Nederland heeft verlaten. Verder heeft zij bij vertrekgesprekken verklaard dat zij niet zal meewerken aan haar verwijdering. Om deze redenen heeft verweerder mogen overgaan tot het opleggen van de maatregel van bewaring. Verweerder heeft daarbij afdoende toegelicht dat en waarom haar medische toestand hieraan niet in de weg staat.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
1. Onder meer de uitspraak van 7 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:667.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
08 juli 2022
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. R.J.A. Schaaf M.A.W.M. Engels
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.