ECLI:NL:RBDHA:2022:12275

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 mei 2022
Publicatiedatum
18 november 2022
Zaaknummer
NL21.11521
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Somalische nationaliteit; geloofwaardigheidsbeoordeling van verklaringen over bedreigingen door Al-Shabaab

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 mei 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, van Somalische nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Eiseres had verklaard dat haar moeder was doodgeschoten nadat zij had geweigerd explosieven te vervoeren voor een groep die haar bedreigde. Eiseres zelf was ook bedreigd en had uiteindelijk hulp van haar oom gekregen om het land te verlaten. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris ten onrechte had geoordeeld dat de verklaringen van eiseres niet geloofwaardig waren. De rechtbank wees erop dat eiseres analfabeet was en dat dit invloed had op haar verklaringen. De rechtbank vond dat de Staatssecretaris onvoldoende rekening had gehouden met het referentiekader van eiseres en dat de geloofwaardigheidsbeoordeling niet zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank heeft de Staatssecretaris opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.11521
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. R.N. van der Ham), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 18 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 3 november 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Adam. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1994.
2. Eiseres heeft, kort weergegeven, het volgende aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd. De moeder van eiseres verkocht melk en eieren aan Oegandezen. De moeder van eiseres is benaderd door [naam] om pakketjes (met explosieven) te vervoeren naar de Oegandezen. Toen zij meerdere keren had geweigerd, werd zij doodgeschoten. Na het overlijden zette eiseres de werkzaamheden van haar moeder voort. Eiseres werd toen om dezelfde reden benaderd door [naam] . Eiseres weigerde en werd toen door [naam] met de dood bedreigd. Eiseres heeft daarna contact gezocht met haar oom. Hij heeft haar geholpen het land uit te vluchten.
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Problemen door bedreigingen van [naam] .
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres haar verklaringen over haar identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn. Verweerder gelooft de verklaringen over de problemen door bedreigingen van [naam] niet. Omdat verweerder die verklaringen niet gelooft, heeft hij de asielaanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond.
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Verweerder heeft zich volgens haar ten onrechte op het standpunt gesteld dat haar verklaringen over de problemen door bedreigingen van [naam] niet geloofwaardig zijn. Volgens eiseres heeft verweerder onvoldoende kenbaar rekening gehouden met haar referentiekader, namelijk dat zij analfabeet is en geen opleiding heeft afgrond. Eiseres wijst in dit verband op verweerders beoordeling ten aanzien van haar verklaringen over de dood van haar moeder. Eiseres stelt verder dat zij tijdens het nadere gehoor duidelijk heeft verklaard over dat zij niet bij de confrontaties tussen haar moeder en [naam] aanwezig is geweest en dat zij heeft verklaard vanuit wat zij denkt dat er is gebeurd. Hier is verweerder ten onrechte aan voorbij gegaan. Vervolgens voert eiseres aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres heeft verklaard dat zij niet angstig zou zijn geweest voor [naam] . Volgens eiseres heeft zij aan verweerder verteld dat zij wel angstig was voor [naam] , maar dat zij geen andere keuze had dan om door te gaan met de werkzaamheden van haar moeder.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij wel rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiseres. Dat eiseres ongeletterd en ongeschoold is, laat volgens verweerder onverlet dat van haar verwacht mag worden dat zij in grote lijnen geloofwaardig kan verklaren over de aan haar asielrelaas ten grondslag liggende gebeurtenissen. Verweerder is van mening dat eiseres geen geloofwaardige verklaringen heeft afgelegd over de dood van haar moeder. Verweerder heeft in zijn besluitvorming betrokken dat eiseres enerzijds uitgebreid en gedetailleerd heeft verklaard over het moment waarop haar moeder is doodgeschoten en anderzijds dat zij toen niet bij haar moeder aanwezig is geweest en ook niet met iemand heeft gesproken die het heeft gezien. Verweerder vindt de verklaringen van eiseres over dat zij na de dood van haar moeder haar werkzaamheden heeft voortgezet niet geloofwaardig, omdat het gezien de gestelde bedreigingen en zelfs de moord op haar moeder bekend had moeten zijn welke gevaren en risico’s aan het overnemen van het werk van haar moeder kleefden. Verweerder werpt aan eiseres tegen dat zij alle reden zou moeten hebben om angstig te zijn voor [naam] .
6. De rechtbank is het met eiseres eens dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat haar verklaringen over de problemen door bedreigingen van [naam] ongeloofwaardig zijn. De rechtbank overweegt in dat verband het volgende.
6.1.
Verweerder heeft allereerst niet aan eiseres mogen tegenwerpen dat haar verklaringen over de dood van haar moeder niet met elkaar stroken. Tijdens het nadere gehoor heeft eiseres uitgelegd dat haar verklaringen over de dood van haar moeder en hoe dat is gebeurd, gebaseerd zijn op aannames over wat zij denkt dat er is gebeurd. Dat eiseres
gedetailleerd heeft verklaard over de moord op haar moeder is op zichzelf niet in tegenspraak met dat zij daarover aannames doet. Verweerder had in dat kader meer rekening moeten houden met de omstandigheid dat eiseres analfabeet is en daarom mogelijk op een andere wijze verklaart dan iemand die niet ongeletterd is. Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder dit kunnen doen, door bijvoorbeeld niet (impliciet) aan eiseres tegen te werpen dat zij vertelt vanuit de eerste persoon (‘ik heb een gezin, ik heb kinderen’)1 wanneer zij verklaart wat haar moeder zou hebben gezegd toen zij staande werd gehouden door [naam] . De rechtbank vindt dit mede omdat duidelijk blijkt uit de rest van het gehoor dat zij nergens heeft gepretendeerd zélf te hebben gezien wat er gebeurd is, maar dat zij daarover aannames doet. Bovendien heeft verweerder hierover wel overwogen dat de wijze waarop eiseres heeft verklaard afbreuk doet aan de geloofwaardigheid, maar heeft onvoldoende toegelicht wat de ‘wijze van verklaren’ precies behelst en waarom dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid.
6.2.
Verder heeft verweerder niet aan eiseres mogen tegenwerpen dat zij
nietangstig zou zijn voor [naam] . Tijdens het nadere gehoor heeft eiseres verklaard dat zij wel degelijk bang was voor [naam] , zeker nadat leden van [naam] tegen eiseres hadden gezegd dat ze haar moeder hadden vermoord, maar dat zij geen andere keuze had dan door te gaan met de werkzaamheden van haar moeder. Verweerder is aan deze verklaring van eiseres ten onrechte voorbij gegaan. Ditzelfde geldt voor verweerders overweging dat de moeder van eiseres bang had moeten zijn (“
Deze angst had er ook bij de moeder van betrokkene in
kunnen en moeten zitten”),2 nu uit de verklaringen van eiseres blijkt dat moeder zelf ook angst had.3 Verweerder heeft in dit verband bovendien ten onrechte overwogen dat het bevreemdend en opmerkelijk was dat de moeder ‘in eerste instantie’ (de rechtbank begrijpt: voordat zij, naar eiseres stelt, kwam te overlijden) zelf was doorgegaan met het verkopen van melk en eieren aan Oegandezen, omdat in het dorp iedereen voor [naam] vreesde. Volgens verweerder nam de moeder van eiseres de gok dat zij met rust gelaten zou worden, terwijl zij beter andere klanten had kunnen kiezen. Het is de rechtbank niet duidelijk wat verweerder met deze redenering heeft beoogd, nu verweerder niet heeft uitgelegd op grond waarvan hij meent dat dit mogelijk was en eiseres expliciet heeft gesteld dat haar moeder dit onder grote druk deed. Verweerder heeft dit echter als een belangrijk argument (in het voornemen) opgenomen, op grond waarvan ‘verder afbreuk’ aan de geloofwaardigheid van het relaas wordt gedaan.
6.3.
Verweerder heeft verder in het voornemen verder het volgende overwogen: “
Het zou logischerwijs eerder op de weg hebben gelegen voor de moeder van betrokkene om (letterlijk) eieren voor haar geld te kiezen.
.Deze formulering gaat de grenzen van het betamelijke te buiten en vormt voor de rechtbank een argument om te twijfelen aan de mate van zorgvuldigheid waarmee de besluitvorming, in het bijzonder de geloofwaardigheidsbeoordeling, in deze zaak tot stand is gekomen. Deze twijfel wordt verder versterkt doordat verweerder in het bestreden besluit heeft opgenomen dat ‘niet in geschil’ zou zijn dat eiseres geen geloofwaardige verklaringen over de dood van moeder had afgelegd, terwijl dit evident wel een geschilpunt was.
1. Pagina 5/6 van het nadere gehoor.
2 Pagina 3 van het voornemen.
3 Pagina 11 van het nadere gehoor.
6.4.
De rechtbank overweegt verder dat verweerder bij de geloofwaardigheidsbeoordeling ten onrechte geen rekening heeft gehouden met wat uit openbare gezaghebbende bronnen bekend is over de werkwijze van [naam] , en zichzelf
– en de rechtbank – zo de mogelijkheid heeft ontnomen om het relaas van eiseres te relateren aan zogeheten externe geloofwaardigheidsindicatoren.4 Weliswaar heeft verweerder opgemerkt dat de verklaringen van eiseres passen binnen het beeld dat uit openbare gezaghebbende bronnen volgt, maar het voornemen en het bestreden besluit geven geen blijk van een inhoudelijke toets op dit punt.
6.5.
Ten slotte heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet zonder nadere motivering opmerkelijk en bevreemdend mogen vinden dat de oom van eiseres wel heeft geholpen met de vlucht uit Somalië, maar dat deze haar niet in huis wilde nemen. Verweerder heeft geen argumenten genoemd op grond waarvan hij vindt dat de verklaringen op dit punt met elkaar op gespannen voet staan, maar slechts volstaan met herhaling van de verklaringen gevolgd door de stelling dat het verweerder bevreemdt dat de oom eiseres wel helpt met vluchten maar niet helpt door haar in huis te nemen. Daarmee slaat verweerder onvoldoende acht op wat eiseres hierover heeft verklaard, namelijk dat de oom geen ruimte in zijn huis had, dat hij had gezegd eiseres niet te kunnen beschermen zodat zij (volgens hem) het land diende te verlaten en dat het contact met de oom is verbroken.
6.6.
De beroepsgrond slaagt. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking.
7. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook past de rechtbank niet een bestuurlijke lus toe, omdat dat volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen en rekening houden met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
8. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,-. Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
4 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 juni 2000 (ECLI:NL:RVS:2020:1499).

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit van 18 juni 2021;
 draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser met inachtneming van deze uitspraak;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman, rechter, in aanwezigheid van mr. Z.E.M. van der Maas, griffier.
De uitspraak is in het openbaar uitgesproken op:
18 mei 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.