ECLI:NL:RBDHA:2022:12150

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5392
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verwijdering van documenten uit personeelsdossier en de rechtspositie van de ambtenaar

In deze zaak heeft eiseres, een ambtenaar, verzocht om de verwijdering van bepaalde documenten uit haar personeelsdossier. Het primaire besluit van de korpschef van politie, dat dit verzoek afwees, werd op 17 juli 2020 in het bestreden besluit gehandhaafd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvullende gronden heeft ingediend. Tijdens de zittingen op 15 februari en 20 oktober 2022 is de zaak besproken. Eiseres voerde aan dat zij onrechtmatig is behandeld en dat er negatieve dossieropbouw heeft plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de stukken in het personeelsdossier niet direct de rechtspositie van eiseres raken en dat de afwijzing van het verzoek om verwijdering geen besluit is in de zin van de Awb. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en verklaarde het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. De uitspraak is openbaar gedaan op 17 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/5392

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres,

(gemachtigde: mr. R. Oderkerken)
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. drs. M.J.M. Suijs).

Procesverloop

Bij besluit van 13 november 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om bepaalde documenten uit haar personeelsdossier te verwijderen, afgewezen.
Bij besluit van 17 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft bij brief van 31 januari 2022 aanvullende gronden ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2022.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen zijn gemachtigde. Tevens zijn verschenen [A] en [B].
De rechtbank heeft ter zitting het onderzoek geschorst en bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat gelet op de ter zitting ontstane discussie over de relevantie van het beroep, mede nu inmiddels een voornemen tot ontslag is uitgebracht. De gemachtigde van eiseres heeft aangegeven hierover met eiseres in gesprek te gaan. Eiseres heeft vervolgens laten weten dat het beroep moet worden voortgezet en dat zij graag een nieuwe zitting wenst.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2022. Eiseres is verschenen, vergezeld van [C], werkzaam bij de vakbond. De gemachtigde van eiseres heeft zich voorafgaand aan de zitting afgemeld. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres heeft op 5 november 2019 aan de HR servicedesk verzocht om stukken/documenten uit haar personeelsdossier te verwijderen. Eiseres voert aan dat zij in de periode 2017-2019 door een aantal personen onrechtmatig is behandeld. Er heeft in die periode negatieve dossieropbouw plaatsgevonden, welk deel eiseres verwijderd wil hebben uit haar personeelsdossier.
Wat heeft verweerder besloten?
2. De HR-servicedesk heeft het verzoek van eiseres afgewezen omdat de bewaartermijn van de stukken nog niet is verlopen. Om de stukken alsnog te laten verwijderen heeft eiseres toestemming van haar leidinggevende nodig.
In het bestreden besluit handhaaft verweerder zijn standpunt. Daarbij geeft verweerder aan dat naar aanleiding van beweringen van eiseres tijdens de hoorzitting vragen zijn gesteld aan leidinggevenden van eiseres. Uit deze antwoorden is verweerder niet gebleken dat er anders besloten dient te worden. Wel is het getuigschrift van 25 oktober 2019 uit het personeelsdossier verwijderd.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres voert aan dat tijdens een gesprek op 5 juni 2019 toegezegd is dat eiseres in ere hersteld zou worden met een dossieropschoning. Toen er geen actie werd ondernomen heeft eiseres op aanraden van haar gemachtigde zelf een verzoek bij de HR-servicedesk gedaan. Eiseres vindt het vreemd dat nadat zij een verzoek tot opschoning deed, haar personeelsdossier op 10 en 11 december 2019 juist werd aangevuld met oudere verslagen die eiseres bovendien nooit eerder onder ogen zijn gekomen. Zij heeft bij deze documenten dan ook geen reactie of zienswijze kunnen geven. Daarnaast zijn in 2018 een positief functioneringsgesprek en positieve beoordelingen uit het personeelsdossier gehaald. Eén beoordeling is op 10 december 2019 weer terug geplaatst. Het is voor eiseres niet duidelijk hoe zij kan bewerkstelligen dat bepaalde documenten uit haar personeelsdossier worden verwijderd. De HR-servicedesk verwijst slechts naar ‘de leiding’. De brieven en bezwaren die eiseres door tussenkomst van haar juristen gestuurd heeft zijn ook niet in het personeelsdossier terecht gekomen. In de aanvullende gronden verduidelijkt eiseres dat het haar er vooral om gaat dat er stukken in het personeelsdossier zijn opgenomen zonder dat zij deze kende en er op heeft kunnen reageren. Deze stukken bevatten ook nog meningen. Eiseres bekruipt het gevoel dat dit gedaan is omdat men haar weg wil krijgen.
Door middel van een beroep op de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) heeft eiseres inzage gekregen in haar volledige personeelsdossier. Er blijken veel stukken in te zitten waar eiseres geen weet van had, waarvan sommigen onthutsend.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Volgens vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter [1] gelden stukken zoals verslagen van functioneringsgesprekken en verbeterplannen als een normaal sturingsmiddel in de interne ambtelijke verhoudingen. Deze raken eiseres niet direct in haar rechtspositie als ambtenaar. Naar het oordeel van de rechtbank geldt dit in beginsel voor alle stukken die doorgaans in een personeelsdossier worden bewaard, op een enkele uitzondering na, zoals een formele beoordeling waartegen dan ook rechtsmiddelen openstaan. Gelet op deze systematiek kan het al dan niet bewaren van deze stukken in een personeelsdossier evenmin gelden als een handeling die de rechtspositie van de ambtenaar direct raakt. Daarmee is het geen handeling die gelijkgesteld moet worden aan een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb waartegen bezwaar en beroep openstaat. Voor zover deze stukken een rol spelen in rechtspositionele aangelegenheden of geschillen – zoals bijvoorbeeld de lopende ontslagprocedure van eiseres – kunnen zij in dat kader worden beoordeeld op juistheid of ter discussie worden gesteld. Het voorgaande laat overigens onverlet de mogelijkheden die eiseres op grond van de AVG heeft om inzage te verkrijgen in de persoonsgegevens die verweerder als werkgever over eiseres verwerkt en om persoonsgegevens die niet correct zijn of niet (meer) mogen worden bewaard te laten wijzigen dan wel verwijderen.
5. Nu verweerder dit niet heeft onderkend in het bestreden besluit komt dit voor vernietiging in aanmerking.
Conclusie
6. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank voorziet zelf in de zaak, door te bepalen dat het bezwaar van eiseres tegen de weigering om documenten uit haar personeelsdossier te verwijderen, niet-ontvankelijk is.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
8. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. Ter zake van de vergoeding van proceskosten stellen artikel 8:75 van de Awb en het daarop gebaseerde Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) regels. In artikel 1 van het Bpb is een limitatieve opsomming gegeven van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
Eiseres heeft gevraagd om vergoeding van de reiskosten en verschotten in de vorm de rekeningen die eiseres heeft betaald aan haar gemachtigde en van kosten van verzending van aangetekende post. De rechtbank overweegt dat de kosten voor het aangetekend versturen van stukken niet vallen onder verschotten waartoe een proceskostenveroordeling zich kan uitstrekken. [2] De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1. Voor de tweede zitting wordt geen punt gerekend omdat de gemachtigde toen niet is verschenen.
Artikel 2, eerste lid van het Bpb gaat uit van een forfaitair tarief. De werkelijk gemaakte kosten voor professionele rechtsbijstand zijn daarom niet relevant. [3] De rechtbank ziet aanleiding om de door eiseres gemaakte reiskosten om twee maal naar zitting te kunnen komen, toe te kennen tot een bedrag van twee maal € 17,36. In totaal wordt dan toegekend € 1.552,72.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar tegen de weigering stukken uit het personeelsdossier van eiseres te verwijderen niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.552,72.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 november 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 21 juli 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BR3150.
2.Zie bijvoorbeeld uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1569).
3.Bijvoorbeeld uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1504