ECLI:NL:RBDHA:2022:12091

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
AWB 21/6343
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsvergunning asiel en weigering verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd op basis van onjuiste gegevens en geloofwaardigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 november 2022 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij eiser, een homoseksuele man uit Oeganda, in beroep ging tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De intrekking vond plaats op basis van het argument dat eiser onjuiste gegevens had verstrekt en had achtergehouden over zijn seksuele geaardheid. Eiser had eerder een verblijfsvergunning asiel gekregen op grond van zijn gegronde vrees voor vervolging in Oeganda vanwege zijn homoseksualiteit. Echter, de Staatssecretaris betwistte de geloofwaardigheid van eiser, vooral omdat hij in 2017 met een vrouw was getrouwd en twee keer naar Oeganda was teruggekeerd.

De rechtbank heeft het beroep van eiser op 20 september 2022 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris voldoende had aangetoond dat eiser niet langer geloofwaardig was in zijn claim dat hij homoseksueel is. De rechtbank stelde vast dat eiser bewust gegevens had achtergehouden door zijn huwelijk met een vrouw niet te vermelden, wat zou hebben geleid tot afwijzing van zijn asielaanvraag. Bovendien had eiser wisselend verklaard over de redenen voor zijn huwelijk en zijn relatie met zijn vrouw.

De rechtbank concludeerde dat er geen risico was op schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Oeganda, aangezien eiser zelf naar Oeganda was teruggekeerd en niet had aangetoond dat hij vreest voor vervolging. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen vier weken na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/6343

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 november 2022 in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer [v-nummer]

(gemachtigde: mr. M.S. Nizamoeddin),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Deniz).

Procesverloop

Bij besluit van 8 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aan eiser verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingetrokken met terugwerkende kracht tot 5 februari 2015. Verder heeft verweerder geweigerd aan eiser een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd te verlenen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 20 september 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde waren aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk was aanwezig M. Fayes.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Bij besluit van 5 februari 2015 is aan eiser een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) vanaf 5 februari 2015 tot 5 februari 2020. De reden voor verlening van de verblijfsvergunning asiel was dat door verweerder geloofwaardig werd geacht dat eiser vanwege zijn homoseksuele gerichtheid gegronde vrees voor vervolging heeft in Oeganda. Eiser heeft op 8 januari 2020 een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd ingediend.
2. Verweerder heeft de aan eiser verleende verblijfsvergunning asiel ingetrokken, omdat hij meent dat eiser bij zijn aanvraag onjuiste gegevens heeft verstrekt en gegevens heeft achtergehouden over zijn seksuele geaardheid. [1] Verweerder acht niet langer geloofwaardig dat eiser homoseksueel is. Gebleken is dat eiser is getrouwd met een vrouw, [A] ([A]). Ook is eiser twee keer teruggekeerd naar Oeganda. Als gevolg hiervan heeft verweerder verder geweigerd om eiser een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd te verlenen. [2]
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser kan zich niet vinden in het bestreden besluit. Eiser heeft geen onjuiste gegevens verstrekt of achtergehouden. Hij is een homoseksuele man die in 2017 in Oeganda met een vrouw is getrouwd vanwege zijn religieuze overtuiging, vanwege zijn vriendschap met haar, om te helpen zorgen voor haar dochtertje en voor de acceptatie die het huwelijk met zich brengt. Verder heeft eiser uitgelegd dat hij in 2017 naar Oeganda is gereisd om bij zijn ernstig zieke zus te zijn en dat het haar wens was dat hij zou trouwen met een vrouw.
Eiser kan niet terugkeren naar Oeganda omdat dan sprake is van schending van artikel 3 van het EVRM. Hij wil leven als homoseksuele man. [3] Hij verwijst hierbij naar een toespraak van 29 oktober 2021 waarin de Oegandese president heeft bevestigd dat Oeganda geen land is voor LHBTQ. Verder is sprake van een schending van artikel 8 van het EVRM. Eiser heeft in Nederland een privéleven opgebouwd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [4] volgt dat wanneer verweerder een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd intrekt vanwege het verstrekken van onjuiste gegevens of het achterhouden van gegevens, [5] het op zijn weg ligt aannemelijk te maken dat daarvan sprake is. [6] Als verweerder aan deze bewijslast heeft voldaan, is het vervolgens aan de vreemdeling om het door verweerder geleverde bewijs te weerleggen.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat niet langer geloofwaardig is dat eiser homoseksueel is en dat hij daarom geen risico meer loopt op schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Oeganda. Eiser heeft bewust gegevens achtergehouden door niet mee te delen dat hij met een vrouw is getrouwd. Dit zou tot afwijzing van de asielaanvraag hebben geleid. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Huwelijk met een vrouw
6. Verweerder heeft zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom hij als een homoseksuele man, die Oeganda is ontvlucht door de problemen vanwege zijn homoseksuele gerichtheid, in 2017 in Oeganda met een vrouw is getrouwd. Eiser genoot ten tijde van het huwelijk al bescherming in Nederland.
7. Verder heeft eiser wisselend verklaard over het huwelijk. Aanvankelijk verklaart hij dat hij met [A] is getrouwd om een gezin met haar te hebben en dat zij goede vrienden zijn. Later, op zitting, verklaart hij dat hij geen band met haar heeft en alleen onderdak bij haar wil hebben.
Ook over de aanleiding van zijn huwelijk heeft hij wisselend verklaard. Eerst heeft hij gezegd dat zijn zieke zus hem heeft gevraagd om met een vrouw te trouwen en later (op zitting) dat zijn oma dat wilde.
Daarbij heeft eiser niet consistent verklaard over het contact met zijn familie. Zijn verklaring dat hij contact heeft met zijn familie en met een vrouw is getrouwd om door hen geaccepteerd te worden komt niet overeen met zijn verklaring in het aanmeldgehoor dat hij geen contact heeft met zijn familie.
Terugkeer naar Oeganda
8. Nu eiser zelf tijdelijk is teruggekeerd naar Oeganda, nadat hij in Nederland was toegelaten als vluchteling, heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat niet valt in te zien dat eiser vreest voor een schending van artikel van het 3 EVRM. Daarbij komt dat door in Oeganda te trouwen het voor de Oegandese autoriteiten en andere personen die eiser vreest duidelijk werd dat hij in Oeganda verbleef.
Dat hij naar Oeganda moest om zijn doodzieke zus te bezoeken is verder niet onderbouwd. Ook is niet gebleken dat zijn zus niet lang meer te leven had.
Huidige relatie
9. Ook heeft eiser voor het eerst op zitting verklaard dat hij al een aantal jaren een relatie heeft met een man in Turkije, die hij regelmatig daar bezoekt. Eiser heeft niet duidelijk gemaakt waarom hij dit niet eerder heeft meegedeeld, nog los van het gegeven dat deze relatie niet is onderbouwd.
Artikel 8 EVRM
10. Ook heeft eiser niet onderbouwd waarom er bij terugkeer sprake is van een schending van artikel 8 van het EVRM. Indien en voor zover eiser stelt dat sprake is van strijd met privéleven, is eiser dit privéleven aangegaan zonder dat hij daarvoor toestemming had van de Nederlandse overheid. Daarbij heeft eiser een vrouw in Duitsland, spreekt weinig Nederlands en heeft ook niet verder onderbouwd hoe hij een privéleven heeft opgebouwd in Nederland. Daarbij is op zitting vastgesteld dat eiser inmiddels al zes maanden in Duitsland verblijft.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. N.Y. Majoor, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 november 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Op grond van artikel 34, eerste lid, juncto artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 kan worden ingetrokken dan wel de aanvraag voor verlenging van de geldigheidsduur ervan kan worden afgewezen indien de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden terwijl die gegevens tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag tot het verlenen of verlengen zouden hebben geleid.
6.Zie bijvoorbeeld de Afdelingsuitspraak van 19 september 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3482.