ECLI:NL:RBDHA:2022:12091
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning asiel en weigering verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd op basis van onjuiste gegevens en geloofwaardigheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 november 2022 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij eiser, een homoseksuele man uit Oeganda, in beroep ging tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De intrekking vond plaats op basis van het argument dat eiser onjuiste gegevens had verstrekt en had achtergehouden over zijn seksuele geaardheid. Eiser had eerder een verblijfsvergunning asiel gekregen op grond van zijn gegronde vrees voor vervolging in Oeganda vanwege zijn homoseksualiteit. Echter, de Staatssecretaris betwistte de geloofwaardigheid van eiser, vooral omdat hij in 2017 met een vrouw was getrouwd en twee keer naar Oeganda was teruggekeerd.
De rechtbank heeft het beroep van eiser op 20 september 2022 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris voldoende had aangetoond dat eiser niet langer geloofwaardig was in zijn claim dat hij homoseksueel is. De rechtbank stelde vast dat eiser bewust gegevens had achtergehouden door zijn huwelijk met een vrouw niet te vermelden, wat zou hebben geleid tot afwijzing van zijn asielaanvraag. Bovendien had eiser wisselend verklaard over de redenen voor zijn huwelijk en zijn relatie met zijn vrouw.
De rechtbank concludeerde dat er geen risico was op schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Oeganda, aangezien eiser zelf naar Oeganda was teruggekeerd en niet had aangetoond dat hij vreest voor vervolging. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen vier weken na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.