ECLI:NL:RBDHA:2022:12084
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel door gebrek aan contact met gemachtigde
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Gambiaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de Staatssecretaris buiten behandeling gesteld. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De gemachtigde van eiser, mr. H.T. Gerbrandy, was aanwezig, maar er was geen contact meer met de eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser sinds zijn vertrek uit de opvang op 24 september 2021 niet meer bij de Staatssecretaris heeft gemeld waar hij verbleef.
De rechtbank overweegt dat volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, als een vreemdeling zonder kennisgeving van zijn verblijfplaats vertrekt, er vanuit moet worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. De rechtbank concludeert dat de gemachtigde van eiser niet op de hoogte was van de verblijfplaats van eiser en dat er geen contact meer was. Hierdoor heeft eiser geen procesbelang meer en is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag, 11 mei 2022, door rechter mr. J.A. Schuman in aanwezigheid van griffier mr. P. Bruins.