ECLI:NL:RBDHA:2022:12084

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
NL22.6406
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel door gebrek aan contact met gemachtigde

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Gambiaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de Staatssecretaris buiten behandeling gesteld. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De gemachtigde van eiser, mr. H.T. Gerbrandy, was aanwezig, maar er was geen contact meer met de eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser sinds zijn vertrek uit de opvang op 24 september 2021 niet meer bij de Staatssecretaris heeft gemeld waar hij verbleef.

De rechtbank overweegt dat volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, als een vreemdeling zonder kennisgeving van zijn verblijfplaats vertrekt, er vanuit moet worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. De rechtbank concludeert dat de gemachtigde van eiser niet op de hoogte was van de verblijfplaats van eiser en dat er geen contact meer was. Hierdoor heeft eiser geen procesbelang meer en is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag, 11 mei 2022, door rechter mr. J.A. Schuman in aanwezigheid van griffier mr. P. Bruins.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.6406
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. H.T. Gerbrandy),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. L.M.F. Verhaegh).

Procesverloop

Bij besluit van 7 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure buiten behandeling gesteld.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.6407, op 11 mei 2022 op zitting behandeld. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser stelt van Gambiaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1998] .
3. In het dossier bevindt zich een melding van 24 september 2021 van het COA aan verweerder waarin is vermeld dat eiser uit de opvang is vertrokken. Niet blijkt dat eiser zich nadien nog bij verweerder heeft gemeld.
4. De rechtbank verwijst naar vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State1, inhoudende dat, indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit dient te worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
5. In de gronden van het beroep heeft de gemachtigde van eiser de passage ”Nu eiser MOB is verklaard is hij mogelijk niet meer in Nederland of de EU” opgenomen. Hieruit leidt de rechtbank af dat de gemachtigde op het moment van indienen van het beroepschrift niet op de hoogte was van de verblijfplaats van eiser en dus ook geen contact meer met hem had. Eiser noch zijn gemachtigde zijn ter zitting verschenen. In de ochtend van de zitting heeft de rechtbank telefonisch aan de gemachtigde verzocht aan te geven of hij nog contact heeft met de vreemdeling. De gemachtigde heeft daarop niet gereageerd. Ook heeft de vreemdeling niet laten weten dat hij nog in Nederland verblijft en prijs stelt op bescherming.
6. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat eiser geen procesbelang meer heeft. Het beroep is daarom niet ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2022 door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
1. Bijvoorbeeld de uitspraak van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
11 mei 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.