Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2022 in de zaak tussen
Procesverloop
Eiseres en verweerder waren hierbij vertegenwoordigd door hun gemachtigde.
Overwegingen
1.3 Op 8 oktober 2019 heeft de verzekeringsarts van verweerder een medisch onderzoek verricht in het kader van de zogeheten Medische eerstejaars Ziektewet-beoordeling (EZWB). In de rapportage van de verzekeringsarts staat dat betrokkene zich ook had ziekgemeld bij eiseres. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat betrokkene wegens diverse medische klachten niet geschikt is tot het verrichten van haar arbeid. De arbeidsdeskundige heeft in een rapport van 21 oktober 2019 geconcludeerd dat betrokkene op 30 oktober 2019 65% of minder van het maatmaninkomen kan verdienen.
4.1 In artikel 72, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat indien de persoon die recht heeft op een uitkering op grond van deze wet, bij aanvang van de wachttijd meer dan een werkgever heeft, de uitkering wordt betaald door het Uwv, ook indien een of meer werkgevers eigenrisicodrager zijn. Ingevolge het tweede lid van dit artikel verhaalt het Uwv, op de eigenrisicodrager in de situatie, bedoeld in het eerste lid, naar rato van de loonsom de door hem verschuldigde uitkering op grond van deze wet, alsmede de op grond van enige wet over deze uitkering verschuldigde premies die niet op deze uitkering in mindering kunnen worden gebracht en de verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 42 van de Zorgverzekeringswet, over deze uitkering. Het derde lid van dit artikel bepaalt dat de uitkering op grond van deze wet niet wordt verhaald op de eigenrisicodrager, indien de persoon die recht heeft op die uitkering met behoud van hetzelfde loon bij die werkgever arbeid is blijven verrichten.
Beslissing
mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
7 november 2022.