Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 mei 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A. Berends, had beroep ingesteld tegen de beslissing van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om hem op 20 april 2022 opnieuw in bewaring te stellen op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Utrecht, waar eiser aanwezig was met een tolk, H. Lofti, en de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. R.P.G. van Bel.
De rechtbank overwoog dat de eerdere maatregel van bewaring op 13 april 2022 was opgeheven, omdat de overdracht aan Frankrijk niet tijdig kon plaatsvinden. Eiser had geweigerd mee te werken aan een coronatest, wat leidde tot zijn vrijlating. Na zijn aanhouding op 16 april 2022, op verdenking van diefstal, werd hij op 20 april 2022 opnieuw in bewaring gesteld. Eiser voerde aan dat de termijn van drie dagen tussen de opheffing van de vorige maatregel en de oplegging van de huidige maatregel onvoldoende was om zijn terugkeer naar Frankrijk te realiseren, vooral omdat hij niet over de benodigde financiële middelen beschikte.
De rechtbank oordeelde echter dat de termijn van drie dagen voldoende was, gezien de omstandigheden. Eiser had zich na zijn vrijlating niet gemeld bij de autoriteiten en was als 'vertrokken met onbekende bestemming' geregistreerd. De rechtbank concludeerde dat eiser geen intentie had om zelfstandig naar Frankrijk te vertrekken en dat de Staatssecretaris terecht had geoordeeld dat er een significant risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, waarbij ook werd opgemerkt dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.