ECLI:NL:RBDHA:2022:11936
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet-ontvankelijk verklaring van de aanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiseres voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met het verblijfsdoel nareis. Eiseres, een Syrische vrouw, had de mvv-procedure niet afgewacht en was Nederland ingereisd, waarna de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid haar aanvraag op 29 november 2021 kennelijk niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat zij geen procesbelang meer had bij de beoordeling van haar bezwaar. De rechtbank overwoog dat eiseres door haar inreis in Nederland niet langer belang had bij de mvv, aangezien zij inmiddels een verblijfsvergunning asiel had aangevraagd. Eiseres voerde aan dat zij door het verkrijgen van een mvv in een betere rechtspositie zou kunnen komen, maar de rechtbank oordeelde dat het ontbreken van procesbelang dwingendrechtelijk was en dat er geen ruimte was voor toetsing aan het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris terecht had afgezien van het horen van eiseres in bezwaar, omdat het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk was. De rechtbank wees ook op de lange duur van de procedure en de mogelijkheid voor eiseres om een ingebrekestelling in te dienen. De uitspraak werd gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, en is openbaar gemaakt op 28 april 2022.