ECLI:NL:RBDHA:2022:11934

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2022
Publicatiedatum
13 november 2022
Zaaknummer
C/09/635010 / KG ZA 22-820
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over rectificatie en gebruik van software met betrekking tot auteursrechten en onrechtmatige uitlatingen

In deze zaak, die op 31 oktober 2022 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, hebben eisers, [de V.O.F.] en [eiser sub 2], een kort geding aangespannen tegen gedaagde, [gedaagde], met betrekking tot onrechtmatige uitlatingen en het gebruik van software. De procedure begon met een dagvaarding op 19 september 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 12 oktober 2022. Tijdens deze behandeling werd bezwaar gemaakt tegen de toelating van bepaalde producties, maar de voorzieningenrechter besloot deze toch toe te laten. De eisers vorderden onder andere dat gedaagde zich zou onthouden van onrechtmatige uitlatingen over hen en dat hij alle data van hen zou verwijderen. Gedaagde voerde verweer en stelde dat de uitlatingen niet door hem waren gedaan, maar door een voormalig medewerker. De voorzieningenrechter oordeelde dat de berichtgeving aan de klanten van eiser onrechtmatig was, maar dat gedaagde niet aansprakelijk kon worden gesteld voor de uitlatingen van de voormalig medewerker. De vorderingen van eisers werden afgewezen, evenals de vorderingen van gedaagde in reconventie, die onder andere vroegen om de Intentieverklaring na te komen en het gebruik van de naam van de software te verbieden. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen in beide conventies en reconventies niet toewijsbaar waren, en veroordeelde de partijen in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/ 635010 / KG ZA 22-820
Vonnis in kort geding van 31 oktober 2022
in de zaak van

1.[de V.O.F.] te [plaats 1] ,

2. [eiser sub 2] handelende onder de naam [Handelsnaam I]te [plaats 1] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaten: mr. L. Keukens en mr. M.C.M. Rudolphij te Leiden,
tegen:
[gedaagde] handelende onder de naam [Handelsnaam II]te [plaats 2] ,
gedaagde[gedaagde(n)] in conventie,
eiser in reconventie,
advocaten: mr. V. van Druenen en mr. Y. Itkal te Amsterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [de V.O.F. c.s.] ’ en ‘ [gedaagde] ’. Eisers worden afzonderlijk ‘ [de V.O.F.] ’ en ‘ [eiser sub 2] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 september 2022, met producties;
- de conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties en aanvullende producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
- de pleitnota van [de V.O.F. c.s.] ;
- de pleitnota van [gedaagde] , waarbij de eis in reconventie is verbeterd/verduidelijkt.
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 12 oktober 2022. Om partijen in de gelegenheid te stellen een minnelijke regeling te bereiken is de zaak enige uren aangehouden, waarna de mondelinge behandeling later die dag is voorgezet door middel van MS Teams.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben [de V.O.F. c.s.] bezwaar gemaakt tegen de overlegging van productie 3 van [gedaagde] (een geluidsopname), omdat dit geen zakelijk gesprek zou betreffen. Hierop heeft de voorzieningenrechter beslist dat deze productie wel wordt toegelaten, mede omdat het geen onrechtmatig verkregen bewijs betreft. Hierbij heeft de voorzieningenrechter meegedeeld dat hij niet de gehele opname heeft beluisterd. Vervolgens heeft [gedaagde] bezwaar gemaakt tegen de daags voor de mondelinge behandeling ingediende conclusie van antwoord in reconventie, omdat deze met 25 pagina’s te lang zou zijn en grotendeels betrekking heeft op de conventie. [de V.O.F. c.s.] en hebben vervolgens verklaard dat zij deze conclusie hebben ingediend, omdat zij zich op het laatste moment geconfronteerd zagen met de (nieuwe) verweren van [gedaagde] . Hierop heeft de voorzieningenrechter meegedeeld dat in een kort geding geen plaats is voor een conclusie van repliek en dat deze conclusie voor wat betreft de stellingen in conventie alleen deel uitmaakt van het procesdossier voor zover deze tijdens de mondelinge behandeling worden besproken.
1.4.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten in conventie en in reconventie

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[Handelsnaam II] , een eenmanszaak van gedaagde (hierna: [gedaagde] ), houdt zich sinds 1993 bezig met het ontwikkelen en aanbieden van een softwarepakket met de naam [Naam Software] (hierna: de Software), waarmee (beheerders van) VvE’s hun administratie kunnen voeren. [gedaagde] heeft al jarenlang ongeveer twaalf klanten, onder wie [eiser sub 2] , die jaarlijks een (licentie)vergoeding betalen. De door [eiser sub 2] betaalde licentievergoeding bedroeg ongeveer € 4.000,00 per jaar (exclusief btw).
2.2.
[eiser sub 2] houdt zich bezig met het aanbieden van VvE-diensten in de regio Oss, Uden, Rosmalen en Den Bosch.
2.3.
[de V.O.F.] is op 1 maart 2021 opgericht door drie vennoten. [de V.O.F.] is opgericht om de Software verder te ontwikkelen, te onderhouden en te beheren.
2.4.
In het najaar van 2020 hebben [eiser sub 2] en [gedaagde] met elkaar gesproken over de overname van de Software. In een e-mail van 1 oktober 2020 heeft [gedaagde] onder meer het volgende geschreven:

Voorstel is dan ook hierop gebaseerd en behelst dat wij gedurende 3 jaar lang de jaaromzet
behouden en het huidige klantenbestand blijven voorzien van de ondersteuning en service die zij gewend zijn.
Jullie hebben dan ruimschoots de tijd, programmeurs in te werken en je voor te bereiden op het geven van ondersteuning. Over dit laatste moet niet te lichtvoetig gedacht worden. Het gaat natuurlijk niet alleen over de werking van het priogramma, maar ook het oplossen van technische vraagstukken en het onderhouden van diverse VP servers, waar de software en webmodule op draaien.
(...)
Daarnaast vragen we een éénmalige overnamesom voor de 2 softwarepakketten, t.w. € 5.000,00, exclusief btw. De broncode wordt hierdoor jullie volledige eigendom en kun je er in principe alles mee doen wat je wilt. Je kunt de software meteen gaan aanpassen naar eigen wensen en meteen ook starten met het werven van klanten.
2.5.
Op 1 maart 2021 hebben [de V.O.F.] en [gedaagde] een intentieverklaring getekend (hierna: de Intentieverklaring). In de Intentieverklaring zijn de betreffende partijen overeengekomen dat “
de broncode van de Software in eigendom wordt overgedragen (...) voor (...) € 5.000,00 excl. 21% btw, te voldoen op factuur binnen veertien dagen na levering van de broncode”.
In de Intentieverklaring, waarin [de V.O.F.] wordt aangeduid als Partij 1 en [gedaagde] als Partij 2, is voorts het volgende opgenomen:

Artikel 1 Intentie
(...)
Nadrukkelijk wordt overeengekomen dat de broncode niet wordt doorverkocht of ter hand wordt gesteld aan andere partijen zonder schriftelijke toestemming van Partij 2.
(...)
Partij 1 mag gebruik maken van de merknaam [Naam Software]
Partij 2 behoudt haar huidige klantenbestand. Na 36 maanden zal een evaluatie plaats vinden en zal worden bekeken of Partij 1 voldoende draagkracht en kennis heeft, het klantenbestand van Partij 2 op een goede wijze te beheren. Een en ander is ter beoordeling aan Partij 2. Indien voldoende draagkracht en kennis aanwezig is, zal het klantenbestand gefaseerd aan Partij 1 worden overgedragen. Tijdens het tweede en daarop volgende evaluatiegesprek zoals benoemd in artikel 4 zal ook puntsgewijs worden aangegeven wat de verbeterpunten zijn of dat de doelen inmiddels zijn behaald.
(...)
Artikel 3 Exclusiviteit
Tijdens de genoemde periode in Artikel 2 zal exclusiviteit gelden. Partij 2 zal tijdens genoemde periode niet in onderhandeling gaan met andere partijen.
2.6.
Op 15 maart 2021 heeft [de V.O.F.] de broncode van [gedaagde] ontvangen. Diezelfde dag heeft [de V.O.F.] de Factuur van € 5.000,00 exclusief btw voldaan.
2.7.
Na de overdracht van de broncode is [gedaagde] de Software blijven gebruiken voor zijn eigen klanten. [de V.O.F.] is begonnen met de verdere ontwikkeling van de Software. [eiser sub 2] heeft de jaarlijkse licentievergoeding aan [gedaagde] voldaan.
2.8.
Bij e-mail van 12 november 2021 heeft [de V.O.F.] [gedaagde] per e-mail verzocht om de door haar gemaakte update van de Software te downloaden en te implementeren voor [eiser sub 2] en zijn klanten en om, indien er geen issues worden geconstateerd, deze update desgewenst ook voor de (andere) klanten van de Software toe te passen. Partijen zijn hierover in gesprek gegaan, waarbij [gedaagde] zich op het standpunt heeft gesteld dat het niet mogelijk was om de update door te voeren zonder dat de andere klanten daarvan hinder zouden ondervinden. [de V.O.F.] heeft vervolgens haar hulp aangeboden.
2.9.
Bij e-mail van 13 november 2021 heeft [gedaagde] het volgende geschreven aan [eiser sub 2] / [de V.O.F.] :

Wellicht moeten jullie er eens over denken om de huidige live data volledig voor jullie rekening te nemen en ik er tussen uit ga. Je moet dan natuurlijk wel een server up and running hebben. Je zult het portal dan geïnstalleerd moeten hebben en de leden een nieuwe URL moeten sturen voor de webmodule.
Laat jullie gedachten daar eens over gaan.
2.10.
Nadat [de V.O.F.] heeft laten weten dat zij bereid is om zelf een server in te richten en verantwoordelijk te worden voor de data, heeft [gedaagde] haar bij e-mail van 14 november 2021 meegedeeld dat [eiser sub 2] in dat geval nog twee licentietermijnen verschuldigd is. In deze e-mail schrijft [gedaagde] onder meer het volgende:
“(...)
Zoals we in de overeenkomst van maart 2021 hebben afgesproken, zouden jouw administraties in principe na 3 jaar aan jou worden overgedragen. We hebben het hier een tijdje terug telefonisch nog over gehad. We zijn dus allebei voornemens om de overeenkomst met het gedeelte over jouw administraties open te breken. Het betreft hier nadrukkelijk niet de overdracht van de administraties van onze overige klanten, welke ook in de overeenkomst staan. Hier blijft de oorspronkelijke termijn voor gelden.
Een en ander houdt in, dat vanaf de datum van overeenkomst je 3 maal een licentie moet verlengen/vergoeden, waar van je reeds één termijn hebt voldaan. Dit betekent, dat ik nog twee keer een licentievergoeding tegoed heb van totaal rond de € 8000,00 excl. btw. Als jij/jullie definitief besluiten om alles zelf te gaan doen, wil ik je éénmalig aanbieden om niet een licentievergoeding te betalen van € 8000,00, maar van € 6000,00. Dit betekent dus een korting van € 2000,00, alle bedragen excl. btw. Deze vergoeding dient te worden voldaan VOOR de overdracht van de administraties.
2.11.
Hierop heeft [eiser sub 2] zich in een e-mail van 17 november 2021 op het standpunt gesteld dat in de Intentieverklaring niet staat dat [eiser sub 2] klant moet blijven en dat zijn licentie maandelijks opzegbaar is. In deze e-mail heeft [eiser sub 2] verder geschreven dat het hem tegenvalt dat [gedaagde] (alsnog) een vergoeding vraagt voor de overdracht van klanten, maar dat hij voor die optie openstaat.
2.12.
Op 23 november 2021 heeft [gedaagde] de update alsnog zonder voorafgaande aankondiging (voor alle gebruikers) geïnstalleerd. Na de installaties deed zich een aantal problemen voor. Diezelfde dag heeft [gedaagde] zonder overleg met [de V.O.F.] een eerdere back-up van het weekend daarvoor teruggezet, waardoor [eiser sub 2] al zijn werk van die maandag is kwijtgeraakt.
2.13.
Eind november 2021 heeft [de V.O.F.] geconstateerd dat vanaf een IP-adres in [land] meerdere keren is ingelogd in de klantomgeving van [eiser sub 2] . Rond die periode heeft [eiser sub 2] zijn klantenbestand van de server van [gedaagde] overgezet naar een eigen server. Vervolgens heeft [gedaagde] [eiser sub 2] de toegang tot zijn server ontzegd. Hierbij heeft [gedaagde] zich op het standpunt gesteld dat [eiser sub 2] illegaal data van zijn server heeft gekopieerd.
2.14.
Bij e-mail van 22 december 2021 heeft [eiser sub 2] aan [gedaagde] meegedeeld dat hij de overeenkomst met [gedaagde] per direct beëindigt.
2.15.
Bij brief van 10 januari 2022 heeft de (de gemachtigde van) [eiser sub 2] [gedaagde] gesommeerd om [eiser sub 2] toegang te verlenen tot de server.
2.16.
Bij brief van 14 januari 2022 heeft [gedaagde] geantwoord dat hij niet aan de sommatie zal voldoen, omdat [eiser sub 2] zich op illegale wijze toegang heeft verschaft tot het systeem en daarbij databestanden heeft gekopieerd, mogelijk ook met betrekking tot andere cliënten van [gedaagde] . In deze brief heeft [gedaagde] zich op het standpunt gesteld dat hij [eiser sub 2] alleen weer toegang zal verlenen indien hij schriftelijk verklaart het systeem alleen te gebruiken waarvoor het bedoeld is en zich zal onthouden van zaken waarvoor het systeem niet is bedoeld, zoals hacken en kopiëren.
2.17.
Bij brief van 21 februari 2022 heeft (de gemachtigde van) [eiser sub 2] [gedaagde] opnieuw gesommeerd. In deze brief schrijft [eiser sub 2] dat hij alleen zijn eigen databestanden heeft gekopieerd en betwist hij nadrukkelijk de bestanden van andere cliënten te hebben gekopieerd.
2.18.
Bij brief van 25 februari 2022 heeft [gedaagde] zijn standpunt herhaald dat de databestanden zijn eigendom zijn en dat hij vreest dat [eiser sub 2] de toegang zal gebruiken om opnieuw schade toe te brengen aan [gedaagde] .
2.19.
Op 1, 3 en 10 augustus 2022 hebben [eiser sub 2] en [de V.O.F.] vanaf het e-mailadres [e-mailadres] op verschillende door hem gebruikte e-mailadressen (zonder verdere afzender) meldingen ontvangen met daarin de meldingen “W
arning: illegal use of data [Naam Software] portal” en “
Licence violation [Naam Software] registration”. In de e-mail van 10 augustus 2022 wordt gedreigd met de blokkering van databestanden en gerechtelijke stappen indien [eiser sub 2] niet opnieuw een licentie afneemt van [gedaagde] .
2.20.
Op 11 augustus 2022 hebben [eiser sub 2] en [de V.O.F.] vanaf voormeld e-mailadres opnieuw mails ontvangen. In deze e-mail, waarin wordt verwezen naar de eerdere e-mails, staat onder meer het volgende:

Ruim een week geleden zijn onderstaande gegevens aan u verstuurd. U heeft niet gereageerd.
Deze gegevens houden in dat webportaalgebruikers van de door [Handelsnaam I] / [de V.O.F.] beheerde VvE-administraties gebruik maken van illegaal verkregen en ongelicenseerde data t.b.v. het door hun beheerde webportaal.
Wij zijn genoodzaakt deze webportaalgebruikers hiervan in kennis te stellen. Vanaf vrijdag 12 augustus a.s. zal onderstaande emailtekst gefaseerd aan deze gebruikers worden gestuurd. Ieder dag dat er geen reactie van u volgt, zal een nieuwe batch e-mails worden verstuurd. We beginnen met de kleine administraties en zullen steeds groter gaan.
Onderaan de e-mail staat een aan klanten van [eiser sub 2] gerichte tekst. De (concept)mail aan de klanten van [eiser sub 2] is ondertekend door [gedaagde] / [Naam Software] en [A] (hierna: [A] ), een voormalig medewerker van [gedaagde] .
2.21.
Op 12 augustus 2022 hebben ten minste vijf klanten van [eiser sub 2] een door [gedaagde] / [A] ondertekende e-mail ontvangen waarin wordt meegedeeld dat het door hen gebruikte webportaal illegaal is en zij worden gewaarschuwd dat zij mogelijk betrokken raken in een gerechtelijke procedure.
2.22.
Bij advocaatbrief van 12 augustus 2022 hebben [eiser sub 2] en [de V.O.F.] [gedaagde] gesommeerd om de uitlatingen over [eiser sub 2] te staken en gestaakt te houden.
2.23.
Bij e-mail van diezelfde dag heeft [A] aan [eiser sub 2] en [de V.O.F.] meegedeeld dat hij de betreffende e-mails heeft verzonden vanaf een door [gedaagde] aan hem ter beschikking gesteld e-mailadres en dat [gedaagde] niet betrokken is bij de verzending van de e-mails. In deze e-mail heeft [A] aan [de V.O.F. c.s.] meegedeeld dat de dreigementen van hun advocaat dat weekend zullen worden gehonoreerd met een vijftiental nieuwe e-mails aan andere webportaal-leden.
2.24.
Bij (advocaat)brief van 19 augustus 2022 hebben [de V.O.F. c.s.] [gedaagde] opnieuw gesommeerd om de berichtgeving aan klanten van [eiser sub 2] te staken en om de gedane uitlatingen te rectificeren. Deze brief bevat tevens een sommatie om de data van [eiser sub 2] te verwijderen en om kenbaar te maken of [gedaagde] in de toekomst wel of geen gebruik wenst te maken van de Software. In deze brief stellen [de V.O.F. c.s.] dat [de V.O.F.] met betrekking tot de Software de enige eigenaar en rechthebbende is en dat zij de toestemming aan [gedaagde] om de Software te gebruiken per direct intrekt.
2.25.
Bij brief van 22 augustus 2022 heeft [gedaagde] aan de advocaat van [de V.O.F. c.s.] (onder meer) meegedeeld dat de gestelde berichtgeving niet door hem of in zijn opdracht is gedaan en dat hij de databestanden van [eiser sub 2] op 1 augustus 2022, na het verstrijken van de licentie, van de server heeft verwijderd.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
In conventie vorderen [de V.O.F.] en [eiser sub 2] , zakelijk weergegeven:
p
rimair:
I. [gedaagde] te veroordelen om zich met onmiddellijke ingang te onthouden van het doen van verdere onrechtmatige uitingen over [eiser sub 2] en [de V.O.F.] met de strekking dat zij zich op illegale wijze databestanden en software hebben toegeëigend;
subsidiair:
II. [gedaagde] te veroordelen om met onmiddellijke ingang ervoor te zorgen dat [A] zich zal onthouden van het doen van verdere onrechtmatige uitingen over [eiser sub 2] en [de V.O.F.] met de strekking dat zij zich op illegale wijze databestanden en software hebben toegeëigend;
primair en subsidiair:
III. [gedaagde] te veroordelen om binnen één dag na betekening van dit vonnis een lijst met alle ontvangers van de onrechtmatige e-mails beschikbaar te stellen aan [eiser sub 2] en [de V.O.F.] ;
IV. [gedaagde] te veroordelen om binnen één dag na betekening van dit vonnis aan alle ontvangers van de onrechtmatige e-mails ter rectificatie een e-mail te verzenden met de in de dagvaarding vermelde inhoud;
V. [gedaagde] te veroordelen alle data zoals opgeslagen en verwerkt met de Software ten behoeve van het klantenbestand van [eiser sub 2] definitief en onherroepelijk te verwijderen onder toezending van schriftelijke bewijs van die verwijdering;
VI. [gedaagde] te veroordelen het gebruik van de Software te staken en gestaakt te houden;
een en ander op straffe van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, te begroten op de voet van artikel 1019h Rv en in de overige kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Aan deze vordering leggen [de V.O.F. c.s.] het volgende ten grondslag.
De diffamerende berichtgeving aan de klanten van [eiser sub 2] is hoe dan ook onrechtmatig. Alles wijst erop dat deze zijn verzonden door [gedaagde] of dat de verzending hiervan voor zijn risico komt. De in de e-mails zijn verzonden vanaf het IP-adres van [gedaagde] en de geuite dreigementen komen overeen met de eerder door [gedaagde] ingenomen standpunten. [gedaagde] hebben er recht op en belang bij dat het [gedaagde] wordt verboden, al dan niet op de voet van artikel 6:171 BW, om nieuwe uitlatingen te doen, dat zij een opgave ontvangen van de klanten die zo’n mail hebben ontvangen en dat de gedane uitlatingen worden gerectificeerd. Verder is [gedaagde] gehouden om alle databestanden van [eiser sub 2] onherroepelijk te verwijderen, zodat niet opnieuw misbruik kan worden gemaakt van het klantenbestand van [eiser sub 2] .
Op grond van de Intentieverklaring en de overdracht van de broncode van de Software is [de V.O.F.] rechthebbende geworden op het auteursrecht van de Software. Op 19 augustus 2022 heeft [de V.O.F.] de toestemming van [gedaagde] voor het gebruik van de Software ingetrokken. Het na die datum voortgezette gebruik van de Software door [gedaagde] vormt een inbreuk op de auteursrechten van [de V.O.F.] . [gedaagde] moet daarom het gebruik van de Software staken en gestaakt houden. Aangezien het (deels) een auteursrechtelijk geschil betreft dient [gedaagde] te worden veroordeeld in de proceskosten overeenkomstig artikel 1019h Rv, door [de V.O.F. c.s.] (voor de causaal verband en de reconventie samen) begroot op € 9.032,50.
3.3.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van het gevorderde en voert daartoe gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
in reconventie
3.4.
In reconventie vordert [gedaagde] , zakelijk weergegeven:
I. [de V.O.F.] te gebieden de Intentieverklaring na te komen, in het bijzonder door de Software niet (langer) op welke wijze dan ook ter beschikking te stellen of aan te bieden aan enige klant die op 1 maart 2021 deel uitmaakte van het klantenbestand van [gedaagde] ;
II. [eiser sub 2] te verbieden gedurende 36 maanden vanaf 1 maart 2021 gebruik te maken van de Software die wordt aangeboden door [de V.O.F.] ;
III. [de V.O.F.] te verbieden de naam [Naam Software] te gebruiken in het kader van haar bedrijfsvoering, waaronder ter aanduiding van de Software, of om op enige wijze de indruk te wekken dat zij enige band heeft met [gedaagde] ;
een en ander op straffe van een dwangsom en met (hoofdelijke) veroordeling van [de V.O.F.] en [eiser sub 2] in de proceskosten, waar relevant te begroten op de voet van artikel 1019h Rv, waarbij [gedaagde] zijn kosten begroot op € 11.006,50 en € 3.017,50 (exclusief btw), en te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente.
3.5.
Aan deze vordering legt [gedaagde] het volgende ten grondslag.
Op grond van de gemaakte afspraken was het de bedoeling dat [gedaagde] nog gedurende drie jaar eigen klanten (waaronder [eiser sub 2] ) zou bedienen en daaruit omzet zou genereren. Daaruit volgt dat [gedaagde] de Software niet mocht aanbieden aan bestaande klanten van [gedaagde] . [gedaagde] mocht er daarom op vertrouwen dat [eiser sub 2] zijn overeenkomst gedurende die periode niet zou opzeggen.
Het recht om de naam [Naam Software] te gebruiken is in de Intentieverklaring uitsluitend verleend om de overname van klanten door [de V.O.F.] op termijn mogelijk te maken. Door de handelingen van [de V.O.F.] zal het van een overdracht niet komen en daarom gaat [gedaagde] met betrekking tot het gebruik van die naam over tot partiële ontbinding van de Intentieverklaring. Het moet [de V.O.F.] daarom worden verboden om langer gebruik te maken van de naam [Naam Software] .
3.6.
[de V.O.F. c.s.] concluderen tot afwijzing van het gevorderde en voeren daartoe gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

in conventie
4.1.
In conventie spitst het geschil van partijen zich toe op de onrechtmatige uitlatingen, het verwijderen van de databestanden van [eiser sub 2] die zich mogelijk op de server van [gedaagde] bevinden en het gebruik van de Software door [gedaagde] .
Onrechtmatige uitlatingen
4.2.
Tussen partijen staat terecht niet ter discussie dat de berichtgeving aan de klanten van [eiser sub 2] onrechtmatig is. Door deze e-mails worden de klanten van [eiser sub 2] betrokken bij een zakelijk geschil, terwijl de juistheid van de gemaakte verwijten niet vaststaat en de e-mails alleen maar tot doel lijken te hebben [eiser sub 2] te bewegen een (licentie)vergoeding te betalen. Vast staat dat vijf klanten van [eiser sub 2] zo’n e-mail hebben ontvangen en dat is gedreigd deze e-mail aan nog vijftien andere klanten te versturen. Dat dit dreigement is uitgevoerd, is overigens niet aannemelijk geworden. Deze dreiging is eveneens zonder meer onrechtmatig. [gedaagde] heeft als verweer aangevoerd dat de berichten niet door hem, maar (zonder zijn medeweten) door [A] zijn verzonden. Gelet op de ondertekening en de verklaring van [A] acht de voorzieningenrechter aannemelijk dat de e-mails inderdaad door [A] zijn verzonden. Ter zitting heeft [gedaagde] verklaard dat [A] , die in [land] woont, een goede vriend en een voormalig medewerker is, dat [A] op de hoogte is van alles wat er binnen [gedaagde] speelt en dat hij gebruik maakt van dezelfde mailserver als [gedaagde] . Verder heeft [gedaagde] verklaard dat [A] zeer gefrustreerd was door het verlopen van de licentie op 1 augustus 2022 en dat hij heeft gehandeld zonder hem ( [gedaagde] ) daarin te kennen. [gedaagde] heeft ook verklaard dat hij [A] via Skype dwingend heeft toegesproken en hij heeft ter zitting gegarandeerd dat het niet meer gaat gebeuren. Gelet op dit verweer is het goed mogelijk dat [A] op eigen initiatief heeft gehandeld en dat de e-mails niet zijn verzonden in het kader van door [gedaagde] aan [A] opgedragen werkzaamheden. Het tegendeel kan in ieder geval niet zonder meer worden afgeleid uit het gebruikte e-mailadres en het (gedeelde) IP-adres. Dit betekent dat in dit kort geding onvoldoende aannemelijk is dat sprake is van het voor aansprakelijkheid op grond van artikel 6:171 BW vereiste functionele verband tussen [A] en [gedaagde] . Evenmin is duidelijk dat [gedaagde] het in zijn macht heeft ervoor te zorgen dat [A] niet opnieuw dergelijke uitlatingen doet. De met betrekking tot de uitlatingen tegen [gedaagde] ingestelde vorderingen zijn daarmee niet toewijsbaar. De vorderingen onder I. tot en met IV. worden dus afgewezen. De voorzieningenrechter gaat er wel van uit dat [gedaagde] er alles aan doet om nieuwe uitlatingen te voorkomen.
Databestanden verwijderen van server
4.3.
[gedaagde] heeft gesteld dat hij de databestanden van [eiser sub 2] op 1 augustus 2022 (na het aflopen van de licentie) van zijn server heeft verwijderd. Als productie 7 heeft [gedaagde] een screenshot overgelegd waaruit zou volgen dat de map waarin het databestand van [eiser sub 2] stond leeg is. Hoewel dat vervolgens wel op zijn weg lag, heeft [eiser sub 2] niet gesteld welke acties hij op dit punt nog meer van [gedaagde] verlangt. De vorderingen met betrekking tot de verwijdering van de databestanden wordt daarom, alleen al bij gebrek aan belang, afgewezen. De vraag wie met betrekking tot deze databestanden rechthebbende(n) is of zijn kan daarmee in het midden blijven.
Gebruik Software door [gedaagde]
4.4.
[de V.O.F.] heeft haar vordering om [gedaagde] te verbieden de Software te gebruiken/openbaar te maken gebaseerd op het standpunt dat zij op grond van de Intentieovereenkomst en na overdracht van de broncode auteursrechtrechthebbende is geworden en dat zij de aan [gedaagde] verleende toestemming heeft ingetrokken. Dit betoog kan niet worden gevolgd. De voorzieningenrechter licht dit als volgt toe.
4.5.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] in ieder geval tot 1 maart 2021 (auteurs)rechthebbende was met betrekking tot de Software. In de (door partijen zelf, zonder juridische bijstand opgestelde) Intentieverklaring staat niet dat partijen hebben beoogd de auteursrechten van de Software over te dragen. Dat dit desondanks wel is beoogd en vervolgens is gedaan, volgt niet zonder meer uit de overdracht van de broncode en de mededeling dat [de V.O.F.] de Software meteen naar eigen wensen kon aanpassen en dat zij kon starten met het werven van klanten. Duidelijk is immers dat [gedaagde] gedurende ten minste drie jaar de zijn eigen klanten wenste te bedienen, logischerwijs met de Software. Nergens staat dat [de V.O.F.] op enigerlei wijze aan dat gebruik voorwaarden kan stellen. Verder is bedongen dat [de V.O.F.] de Software niet zonder toestemming van [gedaagde] aan derden ter hand mag stellen en dat [gedaagde] gedurende drie jaar niet met anderen in onderhandeling zal treden. Een en ander past niet bij een overdracht van auteursrecht. Het duidt veel meer op een ruime, exclusieve licentieverlening aan [de V.O.F.] , die vooruitloopt op een mogelijke auteursrechtoverdracht na verloop van een periode van drie jaar, waarbij [gedaagde] zijn eigen werk gedurende die periode mag blijven gebruiken.
4.6.
Nu niet aannemelijk is dat [de V.O.F.] rechthebbende is geworden op de auteursrechten met betrekking tot de Software, moet het gevorderde verbod worden afgewezen.
in reconventie
4.7.
In reconventie is tussen partijen in geschil of [de V.O.F.] [eiser sub 2] mag bedienen met de Software, of [eiser sub 2] de Software van [de V.O.F.] mag gebruiken en of het [de V.O.F.] moet worden verboden de naam [Naam Software] te gebruiken.
4.8.
In de Intentieverklaring zijn [de V.O.F.] en [gedaagde] overeengekomen dat [gedaagde] zijn eigen klanten gedurende drie jaar behoudt. Hierbij is geen uitzondering gemaakt voor [eiser sub 2] , terwijl [de V.O.F.] , met [eiser sub 2] als vennoot, juist beoogde om de Software verder te ontwikkelen. Bij het aangaan van de Intentieverklaring rekende [gedaagde] op de licentievergoeding van [eiser sub 2] , terwijl [eiser sub 2] erop rekende dat hij gebruik kon maken van de verbeterde software. Na de Intentieverklaring heeft [eiser sub 2] de licentievergoeding ook nog eenmaal voldaan. Door het gerezen conflict over de implementatie van de door [de V.O.F.] ontwikkelde Software, het dataverlies van [eiser sub 2] en de wens van [gedaagde] dat [de V.O.F.] vanaf een eigen server zou werken is een nieuwe, ten tijde van Intentieverklaring onvoorziene, situatie ontstaan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter mag [gedaagde] niet verlangen dat [eiser sub 2] zijn klant blijft, indien hij niet kan profiteren van de ontwikkelingen van [de V.O.F.] . Het ligt daarom in de rede dat partijen met elkaar in onderhandeling treden over de door [de V.O.F.] voor de overname van [eiser sub 2] (en mogelijk andere klanten) te betalen vergoeding. Indien partijen daarover zelf geen overeenstemming bereiken is een bodemprocedure aangewezen. Gelet op de belangen van [eiser sub 2] om zijn klanten te bedienen en om gebruik te maken van de (doorontwikkelde) Software ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om aan [de V.O.F.] een verbod op te leggen. Verder blijkt uit niets dat [de V.O.F.] het (voortijdig) voorzien heeft op andere klanten van [gedaagde] . Het onder I. gevorderde verbod om Software ter beschikking te stellen aan (voormalige) klanten van [gedaagde] wordt daarom afgewezen.
4.9.
Voor [eiser sub 2] geldt dat hij – hoewel hij wel, in ieder geval als vennoot van [de V.O.F.] , betrokken was bij het aangaan daarvan – geen partij is bij de Intentieverklaring en dat hij in beginsel (maandelijks) bevoegd was tot opzegging van de overeenkomst met [gedaagde] . Mede gelet op wat hiervoor is overwogen ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om [eiser sub 2] een verbod op te leggen om zijn diensten te betrekken van [de V.O.F.] .
4.10.
In de Intentieverklaring zijn [de V.O.F.] en [gedaagde] overeengekomen dat [de V.O.F.] de naam [Naam Software] , in ieder geval gedurende drie jaar, mag gebruiken. Niet is gesteld of gebleken dat en op welke wijze [de V.O.F.] deze naam gebruikt, laat staan welke schade [gedaagde] daarvan meent te ondervinden. Deze vordering wordt daarom afgewezen.
Proceskosten in conventie en reconventie
4.11.
De vorderingen in conventie en reconventie worden afgewezen. Daarmee zullen [eiser sub 2] en [de V.O.F.] in conventie, en [gedaagde] in reconventie, als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld. Partijen maken over en weer (deels) aanspraak op vergoeding van hun reële proceskosten overeenkomst artikel 1019h Rv. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft dit geschil voornamelijk betrekking op de uitleg van de tussen partijen gesloten overeenkomsten en niet zo zeer op (inbreuken op) intellectuele eigendomsrechten. Indien al wordt aangenomen dat dit geschil deels onder het bereik van artikel 14 van de Handhavingsrichtlijn [1] valt, dan is dat deel zeer eenvoudig van aard, zodat volgende de geldende Indicatietarieven [2] daarop het liquidatietarief van toepassing is. De vergoeding voor het advocaatsalaris wordt daarom zoals gebruikelijk zowel in conventie als in reconventie begroot op € 1.016,00. De proceskostenveroordelingen worden zoals over en weer gevorderd vermeerderd met de wettelijke rente.
4.12.
Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt [de V.O.F. c.s.] in de kosten van dit geding, tot dusver aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 1.340,--, waarvan € 1.016,-- aan salaris advocaat en € 1.016,-- aan griffierecht;
5.3.
bepaalt dat indien de proceskosten niet binnen veertien dagen aan [gedaagde] zijn voldaan, wettelijke rente daarover verschuldigd is;
5.4.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
5.5.
wijst het gevorderde af;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, tot dusver aan de zijde van [de V.O.F. c.s.] begroot op € 1.016,--, aan salaris advocaat;
5.7.
bepaalt dat indien de proceskosten niet binnen veertien dagen aan [de V.O.F. c.s.] zijn voldaan, wettelijke rente daarover verschuldigd is;
5.8.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2022.
WJ

Voetnoten

1.Richtlijn 2004/48/EG betreffende de handhaving van intellectueleeigendomsrechten (PbEU 2004, L 157/45.
2.Indicatietarieven in IE-zaken, versie 1 april 2017.