ECLI:NL:RBDHA:2022:11932

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
13 november 2022
Zaaknummer
NL22.12832 en NL22.12834
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor arbeid als kennismigrant wegens incomplete aanvraag en hoorplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor arbeid als kennismigrant door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd afgewezen op 23 september 2021, omdat deze incompleet was. Eiser, die in beroep ging tegen het bestreden besluit van 4 juli 2022, stelde dat hij niet in de gelegenheid was gesteld om de benodigde documenten in te dienen en dat hij ten onrechte niet was gehoord in de bezwaarfase. De rechtbank oordeelde dat het de verantwoordelijkheid van eiser was om de benodigde stukken bij zijn aanvraag te overleggen. Verweerder had eiser eerder al de kans gegeven om zijn aanvraag compleet te maken, maar eiser had hier niet op gereageerd. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om eiser te volgen in zijn betoog dat hij niet voldoende gelegenheid had gekregen om zijn aanvraag aan te vullen. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er inmiddels uitspraak was gedaan in het beroep. De rechtbank oordeelde dat verweerder geen proceskosten hoefde te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.12832 (beroep) en NL22.12834 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer/voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser/verzoeker], eiser/verzoeker (hierna: eiser)

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Orhan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Kowsari).

Procesverloop

Bij besluit van 23 september 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning regulier voor het verblijfsdoel ‘arbeid als kennismigrant’ afgewezen.
Bij besluit van 4 juli 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (NL22.12832). Ook heeft hij een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend (NL22.12834).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht om op een zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek op de zitting achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning met het doel om arbeid als kennismigrant te verrichten in Nederland. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen, omdat de aanvraag van eiser niet compleet was. Ook blijkt niet uit de aanvraag dat eiser een werkgever heeft bij wie hij arbeid als kennismigrant zal gaan verrichten.
Wat vinden partijen in beroep?
2. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij vindt dat verweerder hem niet in de gelegenheid heeft gesteld om de benodigde stukken in te dienen. Hij heeft onvoldoende tijd gekregen om zijn aanvraag aan te vullen. Ook heeft verweerder hem ten onrechte niet gehoord in de bezwaarfase. Eiser verwijst hierbij naar een uitspraak van de hoogste bestuursrechter [1] .
3. Verweerder handhaaft zijn standpunt. Verweerder vindt dat hij de aanvraag terecht heeft afgewezen en dat hij eiser niet heeft hoeven horen in de bezwaarfase.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank stelt voorop dat het de verantwoordelijkheid van eiser is om bij zijn aanvraag de benodigde stukken over te leggen. Zoals verweerder terecht heeft gesteld, is op het aanvraagformulier aangegeven welke bewijsmiddelen eiser bij zijn aanvraag moet aanleveren. Verweerder heeft eiser daarnaast op 30 augustus 2021 per brief de mogelijkheid gegeven om zijn aanvraag compleet te maken. Verweerder heeft in die brief heel duidelijk uiteengezet welke informatie en documenten nog missen. Eiser heeft niet gereageerd op deze brief. Eiser heeft daarna in de bezwaarfase ook nog een lange periode gehad om stukken in te dienen. Dit heeft hij nagelaten. Daarom ziet de rechtbank volstrekt geen aanleiding om eiser te volgen in zijn betoog dat hem geen gelegenheid is geboden om de benodigde stukken in te dienen.
4.1.
Ook volgt de rechtbank eiser niet in zijn betoog dat verweerder hem had moeten horen. Uit de door eiser aangehaalde uitspraak volgt de vuistregel dat naarmate een vreemdeling meer inspanningen heeft verricht om de benodigde informatie te verkrijgen en daarover met verweerder heeft gecommuniceerd, het meer voor de hand ligt om hem uit te nodigen voor een hoorzitting. Verweerder heeft er in dit geval terecht op gewezen, dat eiser heeft nagelaten de benodigde stukken in te dienen en dat hij hierover ook geen contact heeft opgenomen met verweerder. Verweerder heeft in dit concrete geval dan ook kunnen afzien van het horen.
Wat is de conclusie?
5. Het beroep is ongegrond.
6. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit [2] .
7. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak op het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918.
2.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.