ECLI:NL:RBDHA:2022:11889
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor verblijf als familie- of gezinslid zonder voldoende afhankelijkheidsrelatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Jemenitische vrouw, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij haar zoon, referent, in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd door de Staatssecretaris afgewezen, omdat de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referent onvoldoende was aangetoond en er geen sprake was van een afhankelijkheidsrelatie. Eiseres verbleef met de minderjarige zoon van referent in Egypte en had ook een aanvraag voor nareis voor hem ingediend, die eveneens was afgewezen.
Tijdens de zitting op 25 januari 2022, waar ook de zaak van de kleinzoon van eiseres werd behandeld, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. Op verzoek van eiseres werd het onderzoek op 10 februari 2022 heropend naar aanleiding van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) over het beoordelingskader in Eritrese nareiszaken. Eiseres stelde dat de familierechtelijke relatie met referent voldoende was onderbouwd, onder andere door een DNA-test. De rechtbank oordeelde echter dat, zelfs als de familierechtelijke relatie zou zijn aangetoond, er geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, wat een vereiste is voor het verlenen van een mvv.
De rechtbank concludeerde dat de aanvraag van eiseres terecht was afgewezen, omdat zij zelf had erkend dat er geen afhankelijkheidsrelatie bestond. De rechtbank verwierp ook het argument van eiseres dat er sprake was van een ketenconstructie met de aanvraag van haar kleinzoon, aangezien de aanvragen in verschillende juridische contexten vielen. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.