ECLI:NL:RBDHA:2022:11840

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 6317
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van de aanwijzing als briefadresgever door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 november 2022 uitspraak gedaan over de intrekking van de aanwijzing van Stichting Restschuld Eerlijk Delen als briefadresgever door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De intrekking vond plaats omdat verweerder van mening was dat er geen reden meer was om de aanwijzing te handhaven, nu de kredietcrisis voorbij was en er nauwelijks nog huizenbezitters waren met een restschuld. Eiseres, de stichting, was het hier niet mee eens en stelde dat de aanwijzing bedoeld was voor een bredere groep mensen die hun woning om verschillende redenen waren kwijtgeraakt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanwijzing was bedoeld voor mensen die door de kredietcrisis hun koopwoning gedwongen hadden moeten verlaten. Eiseres had zich volgens verweerder niet aan de voorwaarden gehouden, wat leidde tot de intrekking van de aanwijzing. De rechtbank oordeelde dat verweerder zich op het standpunt mocht stellen dat de intrekking van de aanwijzing niet tot onevenredige gevolgen leidde, gezien de ruime overgangsregeling voor de ingeschrevenen. De rechtbank concludeerde dat de intrekking van de aanwijzing rechtmatig was en dat het beroep van eiseres ongegrond was.

De rechtbank benadrukte dat de intrekking van de aanwijzing niet in strijd was met de beginselen van behoorlijk bestuur en dat er geen grond was voor een proceskostenveroordeling. Eiseres werd erop gewezen dat als zij een breder publiek als briefadresgever wilde bedienen, zij een nieuwe aanvraag moest indienen bij verweerder. De uitspraak bevestigde de bevoegdheid van de gemeente om de aanwijzing in te trekken en de voorwaarden die aan de aanwijzing waren verbonden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/6317

uitspraak van de meervoudige kamer van 11 november 2022 in de zaak tussen

Stichting Restschuld Eerlijk Delen, te Den Haag, eiseres

(gemachtigde: mr. F.E. Boonstra),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigden: O.M. Langemeijer, R.H. De Roy van Zuidewijn en Z. Kahveci).

Procesverloop

Bij besluit van 23 juli 2021, gerectificeerd bij besluit van 3 augustus 2021, (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanwijzing van eiseres als briefadresgever ingetrokken.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit bezwaar ingesteld. Het bezwaarschrift is op verzoek van eiseres door verweerder doorgestuurd naar de rechtbank met het verzoek het af te doen als een rechtstreeks beroep.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 september 2022.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Ook was [A], vrijwilliger bij eiseres, aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres was door verweerder aangewezen als briefadresgever. Verweerder heeft de aanwijzing ingetrokken. Volgens verweerder was de aanwijzing bedoeld voor mensen die door de kredietcrisis hun koopwoning gedwongen zijn kwijtgeraakt, het huis daardoor gedwongen hebben moeten verlaten en een restschuld hadden op de hypotheek. Volgens verweerder is er geen reden meer om de aanwijzing te handhaven, omdat de kredietcrisis al lang voorbij is en er nauwelijks huizenbezitters zijn met woningen die onder water staan. Daarnaast meent verweerder dat eiseres zich al langere tijd niet houdt aan de voorwaarden. Eiseres is het hier niet mee eens. Volgens haar was de aanwijzing voor een veel bredere groep bedoeld en heeft zij zich wel gehouden aan de voorwaarden.
Wat zijn de regels?
2. In artikel 2.42, aanhef en onder b, van de Wet Basisregistratie personen (Wet Brp) staat dat als briefadresgever een rechtspersoon kan worden gekozen die zijn zetel heeft in Nederland en die door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen om als briefadresgever in zijn gemeente op te treden.
Wat vinden partijen in beroep?
3. Eiseres stelt dat verweerder ten onrechte het aanwijzingsbesluit heeft ingetrokken. Het aanwijzingsbesluit ziet niet alleen op mensen die hun koopwoning moeten verlaten. Zij heeft in eerste instantie een verzoek ingediend om briefadresgever te worden om mensen die hun koopwoning moeten verlaten te helpen. In een overleg dat naar aanleiding van het verzoek in 2014 heeft plaatsgevonden kwamen verweerder en zij meer en meer tot de conclusie dat niet alleen personen die adresloos waren geworden door gedwongen verkoop van hun woning, maar ook personen die gedwongen hun huurhuis hadden moeten verlaten, met het briefadres ook een kans moesten krijgen hun leven weer op de rit te krijgen. In het aanwijzingsbesluit is geen enkele verwijzing naar het briefadresverzoek terug te vinden en er wordt niets uit geciteerd. Voorwaarde 6 van het aanwijzingsbesluit heeft betrekking op degenen die niet meer of nog niet in de BRP zijn ingeschreven, dus die niet uit een koop- of huurwoning komen. Ook dan mag RED de aanvrager inschrijven. Verweerder heeft zonder problemen de inschrijvingen van Antillianen geaccepteerd die rechtstreeks uit de Antillen kwamen. Uit de statuten van RED blijkt dat zij zich niet specifiek op voormalige eigenaren van koopwoningen richt. De stichting heeft ten doel: het oplossen van macro-economische vraagstukken. Verweerder had ook alle reden om een ruim briefadresgeverschap aan RED te verstrekken, omdat zo het doel van de overheid, dat burgers bereikbaar zijn voor de overheid, wordt gerealiseerd.
Verweerder heeft bovendien aanvragen van briefadresaanvragers die om uiteenlopende redenen hun huurhuis hebben moeten verlaten tot half februari 2020 zonder enig probleem ingeschreven. Daarbij zijn ook sinds het stellen van de aanvullende eis van het ontruimingsvonnis ten minste zes briefadresaanvragen op het adres van RED toegewezen, terwijl ze niet aan de voorwaarden voldeden. De inschrijving van één aanvrager is juist geweigerd terwijl hij zijn koopwoning moest verlaten. Volgens eiseres stigmatiseert een inschrijving op het adres van de dak- en thuislozenopvang en zou verweerder ervoor moeten zorgen dat mensen zich op een neutraal briefadres kunnen inschrijven.
Verder voert eiseres aan dat verweerder heeft ingestemd met haar werkwijze. De verklaring die de briefadreshouders moeten tekenen is voorgelegd aan de gemeente. Die heeft nooit bezwaar gemaakt, ook niet tegen de voorwaarde dat € 50,- per maand moest worden betaald. Er is ook nooit een aanvrager geweest die bezwaar heeft gemaakt tegen het bedrag en bovendien houdt zij de inschrijving in stand als iemand niet kan betalen. Ook staat in de Circulaire van 18 oktober 2016 dat een briefadresgever een geldelijke tegenprestatie mag verlangen. Eiseres heeft personen die bij haar staan ingeschreven gevraagd om hun mening en heeft 93 positieve e-mails ontvangen. Zij heeft nooit negatieve opmerkingen ontvangen. Verweerder heeft ook nooit een toestemmingsbrief afgewezen. Eiseres wijst erop dat het aantal inschrijvers nooit meer is geweest dan ongeveer 170 personen. De gemeente probeert met valse beschuldigingen mr. Boonstra in een kwaad daglicht te stellen om een excuus te creëren voor het feitelijk blokkeren van de hulp aan de zelfredzame adreslozen. Ook hebben de behandelend ambtenaren sinds februari 2020 geprobeerd om briefadresaangevers tegen haar op te zetten. Hiervoor zijn bij de mondelinge behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening op 28 september 2020 excuses aangeboden. Verder voert eiseres aan dat verweerder het evenredigheidsbeginsel heeft geschonden door onjuist gemotiveerd het aanwijzingsbesluit in te trekken zonder te wijzen op de mogelijkheid van het gemeentelijk briefadres. De mededeling van verweerder dat acht weken na de intrekkingsbesluiten de ingeschrevenen kunnen worden geconfronteerd met uitschrijving naar onbekende bestemming als zij geen ander adres opgeven, is in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur, de wet Brp, de circulaire van oktober 2016, de antwoorden van de minister op Kamervragen in 2019 en de uitspraak ECLI:NL:RVS:2020:2564. Eiseres noemt ook het rapport “Ongekend onrecht”. Eiseres heeft er ook op gewezen dat verweerder bij het rectificatiebesluit alsnog de zienswijze heeft betrokken, maar haar niet heeft gehoord.
4. Verweerder wijst erop dat de intrekking van de aanwijzing een discretionaire bevoegdheid is. Hij stelt dat het niet zijn intentie is geweest dat eiseres de aanwijzing als briefadresgever zou gebruiken om iedereen een briefadres te geven die zijn woning om uiteenlopende redenen heeft verlaten. Zij heeft hier in haar verzoek ook niet om verzocht. Als verweerder een ruimere bevoegdheid had willen geven dan was dat opgenomen in het aanwijzingsbesluit, omdat dan zou zijn afgeweken van het verzoek van eiseres. De wens van de stichting om ook mensen afkomstig uit een huurwoning van een briefadres te voorzien is in het gesprek naar aanleiding van het aanwijzingsverzoek in 2014 niet ter sprake gekomen. Sinds de aanwijzing van eiseres is het aantal inschrijvingen op het briefadres Lange Voorhout 43 explosief gegroeid. Hierover zijn gesprekken met eiseres gevoerd. In de jaren 2015 tot 2020 zijn burgers met een toestemmingsverklaring van eiseres ingeschreven op het briefadres van eiseres, zonder dat inhoudelijk is getoetst of die inschrijving voldeed aan de Wet Brp en de voorwaarden verbonden aan de aanwijzing van eiseres als briefadresgever. Dit was te wijten aan de decentrale beoordeling van de verzoeken. Na een reorganisatie worden de verzoeken sinds 1 februari 2020 centraal beoordeeld. Sindsdien worden ze getoetst aan de aan eiseres opgelegde voorwaarden. Dat verweerder aanvragen in het verleden anders heeft beoordeeld betekent niet dat hij daar tot in lengte van jaren mee door hoeft te gaan. Bij e-mailbericht van 2 maart 2020 heeft verweerder eiseres erop gewezen dat alle verzoeken waarbij geen sprake is van gedwongen verkoop en gedwongen woningontruiming van een koopwoning zullen worden afgewezen
.Dat enige aanvragen ten onrechte zijn toegewezen na 1 februari 2020 kwam door het thuiswerken in de coronapandemie. Verweerder ontkent dat hij heeft ingestemd met de werkwijze van eiseres. Verweerder stelt dat hij niet onder de indruk is van de 93 e-mailberichten met adhesiebetuigingen, die bestaan uit een geciteerde tekst en niet zijn ondertekend. Verweerder ontkent ook dat briefadresaangevers zouden zijn benaderd en dat hiervoor excuses zouden zijn aangeboden. Verweerder gaat de mensen die niet meer ingeschreven mogen staan op het briefadres aanschrijven met het verzoek om een ander woon- of briefadres te kiezen en daarvan verhuisaangifte te doen. Hij zal deze mensen ruim de gelegenheid bieden om verhuisaangifte te doen. Verweerder wijst erop dat hij bij de toepassing van de Wet Brp geen belangen kan afwegen. Verder stelt verweerder dat er geen reden was om voorafgaand aan het rectificatiebesluit een gesprek met eiseres te voeren, aangezien de argumenten in de zienswijze niet nieuw waren.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt mocht stellen dat, nu de kredietcrisis voorbij is en er nauwelijks nog huizenbezitters zijn met woningen die onder water staan, er geen reden meer is om voor deze categorie personen te voorzien in een inschrijving op het briefadres bij eiseres. Dat het aanwijzingsbesluit op een bredere groep mensen ziet die geen adres meer hebben volgt de rechtbank niet. De rechtbank stelt vast dat in het aanwijzingsbesluit als vierde voorwaarde is opgenomen dat er, naast het ingevulde standaardformulier, een bewijs wordt bijgevoegd van de ontruiming van de woning van de persoon die zich komt inschrijven. De rechtbank is van oordeel dat de vierde voorwaarde van het aanwijzingsbesluit onder meer moet worden uitgelegd naar de omstandigheden ten tijde waarvan zij werd opgenomen in het aanwijzingsbesluit. [1] Eiseres heeft in haar verzoek van 26 november 2014 om aangewezen te worden als briefadresgever te kennen gegeven dat zij zich inzet voor Nederlanders die door de crisis uit hun huizen zijn gezet. De omstandigheid dat in het aanwijzingsbesluit geen enkele verwijzing naar het briefadresverzoek is terug te vinden en uit het verzoek niet wordt geciteerd, doet er niet aan af dat het aanwijzingsbesluit moet worden gezien in het licht van het verzoek. Uit het aanwijzingsbesluit blijkt niet dat het de bedoeling van verweerder is geweest om ook andere situaties toe te laten. In voorwaarde 6 kan dit ook niet worden gelezen. Deze voorwaarde ziet op personen die nog niet of niet meer in de Brp zijn ingeschreven en die verzoeken om inschrijving op het briefadres van eiseres. [2] De rechtbank overweegt dat weliswaar niet duidelijk is voor welke situatie deze voorwaarde is bedoeld en waarom deze voorwaarde is opgenomen, maar dit is onvoldoende om af te kunnen doen aan de vierde voorwaarde. Verder is niet gebleken dat de vierde voorwaarde van het aanwijzingsbesluit op een later moment door verweerder ruimer is uitgelegd. Er is geen verslag van het gesprek dat naar aanleiding van het briefadresverzoek heeft plaatsgevonden en verweerder betwist dat in dat gesprek is toegezegd dat eiseres ook mensen afkomstig uit een huurwoning van een briefadres zou mogen voorzien. Verweerder heeft voldoende toegelicht hoe het komt dat onjuiste inschrijvingen in het verleden hebben kunnen plaatsvinden en waarom aanvragen later anders zijn beoordeeld.
6. Ook is de rechtbank van oordeel dat verweerder aan eiseres mocht tegenwerpen dat zij zich niet aan een aantal voorwaarden heeft gehouden. In de eerste plaats voldeden de door eiseres verstrekte toestemmingsbrieven niet aan de voorwaarden. Zo waren toestemmingsbrieven ondertekend door de heer Demunck, terwijl hij geen wettelijk vertegenwoordiger van eiseres is. Dat, zoals eiseres stelt, verweerder nooit een toestemmingsbrief van de heer Demunck heeft geweigerd, doet hier niet aan af. Daarnaast laat eiseres de briefadreshouders een verklaring ondertekenen waarin staat dat zij niet verantwoordelijk is als belangrijke post, zoals dwangbevelen en aangetekende stukken, de briefadreshouder niet op tijd bereikt, terwijl dat nu juist is waarvoor een briefadresgever verantwoordelijk is. De e-mailberichten met steunbetuigingen van briefadreshouders die eiseres heeft overgelegd geven geen aanleiding om er anders over te denken. De e-mailberichten bestaan veelal uit een geciteerde tekst en zijn niet ondertekend. Ook als ervan wordt uitgegaan dat de briefadreshouders tevreden waren, doet dit er niet aan af dat eiseres zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. Verder geeft eiseres niet tijdig door dat een briefadreshouder inmiddels beschikt over een woonadres, zodat de tijdelijk bedoelde situatie van het briefadres kan worden opgeheven, en stuurde eiseres geen maandelijks overzicht van de gebruikers van het briefadres meer aan verweerder. Ook werden er teveel aanvragen gedaan voor inschrijving op het briefadres, hoewel het gebruik van een briefadres tijdelijk moet zijn en eiseres daarop moet toezien. Daarbij komt dat door eiseres niet is voldaan aan de vierde voorwaarde van het aanwijzingsbesluit. Zoals hiervoor is overwogen ziet het aanwijzingsbesluit alleen op mensen die door de kredietcrisis hun koopwoning gedwongen zijn kwijtgeraakt, het huis daardoor gedwongen hebben moeten verlaten en een restschuld hadden op de hypotheek. Daargelaten wat voor bewijs van gedwongen ontruiming verweerder van de aanvragers mocht vragen, is niet in geschil dat de meeste aanvragers geen adres meer hadden door een andere redenen dan een gedwongen verkoop en ontruiming van hun koopwoning.
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder eiseres er meerdere keren op heeft gewezen dat zij zich niet aan de voorwaarden houdt en haar heeft gewaarschuwd dat dit kan leiden tot intrekking van de aanwijzing. Ook daarna heeft eiseres zich niet aan de voorwaarden gehouden. Zo is eiseres doorgegaan met het registreren van grote aantallen briefadreshouders, hoewel verweerder haar erop heeft gewezen dat dit niet de bedoeling was. Ook heeft verweerder eiseres er bij e-mailbericht van 2 maart 2020 op gewezen dat alle verzoeken waarbij geen sprake is van een gedwongen verkoop van een woning met een restschuld op de hypotheek en een daarmee gepaard gaande woningontruiming zullen worden afgewezen. Toch was in het merendeel van de aanvragen die eiseres daarna heeft ingediend geen sprake van een gedwongen verkoop met een restschuld.
8. Naar het oordeel van de rechtbank leidt de intrekking van de aanwijzing van eiseres om als briefadresgever op te treden niet tot onevenredige gevolgen. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat er voor de mensen die ingeschreven staan op het briefadres bij eiseres een ruime overgangsregeling geldt, die bovendien is opgeschort totdat uitspraak is gedaan op het beroep. Aangezien de kredietcrisis voorbij is, is het ook niet waarschijnlijk dat er een groep mensen is die hun koopwoning met een restschuld op de hypotheek gedwongen hebben moeten verlaten en die door de intrekking van het aanwijzingsbesluit ernstig worden benadeeld. Eiseres veronderstelt dat zij als briefadreshouder voor een bredere groep “zelfredzame adreslozen” die om uiteenlopende redenen hun woning zijn kwijtgeraakt voorziet in een behoefte waarin niet op een andere manier wordt voorzien, maar verweerder heeft de aanwijzing daarvoor nooit bedoeld. Als eiseres alsnog een briefadres ter beschikking wil stellen aan een bredere groep mensen, dan moet zij een nieuwe aanvraag indienen bij verweerder. De stelling van eiseres dat verweerder zich ten aanzien van het verstrekken van briefadressen bij de gemeente niet houdt aan zijn wettelijke plicht, kan niet tot een ander oordeel leiden. De vraag of de gemeente gehouden is een gemeentelijk briefadres te verstrekken komt pas aan de orde als iemand een aanvraag doet om inschrijving op zo’n briefadres.
9. Er is geen grond voor het oordeel dat het bestreden besluit in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur tot stand is gekomen.
Wat is de conclusie van deze uitspraak?
10. Verweerder mocht de aanwijzing van eiseres om als briefadresgever op te treden intrekken. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, voorzitter, en mr. M.D. Gunster en mr. F. Arichi, leden, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 november 2022.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met de uitspraak op het beroep, dan kunt u een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. U moet dit hoger beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie ook de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 15 april 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:3546.
2.Voorwaarde 6 luidt: “Personen die nog niet of niet meer in de BRP zijn ingeschreven en die verzoeken om inschrijving op het briefadres Lange Voorhout 43, dienen zich voor inschrijving in de BRP te melden bij het Immigratiekantoor op het Stadhuis, Spui 70. Personen die zich voor een eerste inschrijving melden, dienen voor de inschrijving te voldoen aan de criteria genoemd in artikel 2.4 Wet BRP,”