Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling. De vreemdeling, eiser, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 1 april 2022 was genomen, waarbij de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser stelde dat de maatregel onrechtmatig was, omdat de overdracht naar Duitsland dertien dagen na zijn inbewaringstelling plaatsvond en er nog een strafzaak tegen hem liep waarvoor toestemming van het Openbaar Ministerie vereist was.
De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was, ondanks de tijdsduur van dertien dagen. De rechtbank stelde vast dat er een concreet aanknopingspunt voor de overdracht bestond en dat er een significant risico was dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser had de gronden voor de maatregel niet betwist en de rechtbank vond geen aanleiding om te oordelen dat verweerder onvoldoende voortvarend had gehandeld. De rechtbank concludeerde dat de overdracht onder de gegeven omstandigheden niet onevenredig lang was en dat de beroepsgrond van eiser niet slaagde.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. Y. Sneevliet, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier, en werd openbaar gemaakt op 13 april 2022. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.