ECLI:NL:RBDHA:2022:11762

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
SGR 20/6109
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor de aanleg van een waterwinning en de sloop van gemeentelijke monumenten

Op 10 november 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen Stichting Cuypersgenootschap en het college van burgemeester en wethouders van Katwijk, met als derde-partij Dunea N.V. De zaak betreft een omgevingsvergunning die aan Dunea is verleend voor de aanleg van een waterwinning, de sloop van veertien gemeentelijke monumenten en het kappen van bomen. De rechtbank oordeelt dat de vergunning voor de sloop van zes van deze monumenten niet deugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de sloop van acht monumenten is toegestaan, maar dat de sloop van zes monumenten buiten de 30 meter-grondwaterbeschermingszone niet kan doorgaan. De rechtbank heeft de beroepen van de eiseressen gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd voor zover het de sloop van deze zes barakken betreft. De rechtbank heeft zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit te herroepen voor deze zes barakken, waardoor Dunea nu beschikt over een vergunning voor de sloop van acht barakken. De rechtbank heeft ook bepaald dat de verweerder het griffierecht aan de eiseressen moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 20/6109 en SGR 20/6110

uitspraak van de meervoudige kamer van 10 november 2022 in de zaak tussen

Stichting Cuypersgenootschap, uit Zoetermeer, eiseres 1

(gemachtigde: L. Dubbelaar),
Erfgoedvereniging Bond Heemschut; Commissie Zuid-Holland, uit Den Haag, eiseres 2
(gemachtigde: A. de Gouw),
en

het college van burgemeester en wethouders van Katwijk, verweerder

(gemachtigde: mr. H.C. Lagrauw).

Als derde-partij neemt aan het geding deel Dunea N.V. te Zoetermeer

(gemachtigde: mr. S.T.J. Olierook).

Procesverloop

In het besluit van 30 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan Dunea een omgevingsvergunning verleend voor de aanleg van een waterwinning, het slopen van gemeentelijke monumenten en het kappen van bomen.
In het besluit van 28 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder – voor zover hier van belang – het primaire besluit onder aanvulling van de motivering hiervan gehandhaafd.
Eiseressen hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 29 september 2022 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder werd verder bijgestaan door [A] en [B] . Derde-partij werd verder bijgestaan door [C] en [D] .

Overwegingen

1. In deze uitspraak verwijst de rechtbank door middel van voetnoten naar de relevante wet- en regelgeving. De relevante bepalingen zijn afzonderlijk opgenomen in een bijlage die achter deze uitspraak zit.
Inleiding
2. Dunea wil de komende jaren de capaciteit van de drinkwaterproductie verhogen vanwege de verwachte toename van het aantal inwoners in het leveringsgebied. Zij heeft daarom het zogenoemde programma Berkheide gestart om het gelijknamige waterwingebied maximaal te kunnen inzetten voor de stijgende drinkwatervraag. Onderdeel van dat programma is het project Mientkant (project): een waterwinning in de vorm van een zogenaamde drain in het waterwingebied Berkheide waarmee Dunea verwacht een capaciteit van 70 m³ drinkwater per uur te realiseren, ofwel drinkwater voor ongeveer 15.000 mensen. Het gebied waar het project is voorzien ligt deels in het Natura 2000-gebied Meijendel & Berkheide. In het gebied staan achttien barraken die zijn aangewezen als gemeentelijk monument. Dunea heeft op 2 oktober 2019 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de activiteiten aanleggen van een waterwinning, het slopen van gemeentelijke monumenten en het kappen van bomen.
De besluiten
3. Verweerder heeft met het primaire besluit een omgevingsvergunning verleend voor alle door Dunea aangevraagde activiteiten. Verweerder heeft in het bestreden besluit het primaire besluit met een nadere motivering gehandhaafd. In deze procedure is van belang dat het Dunea met de omgevingsvergunning is toegestaan veertien van de achttien barakken die in het projectgebied gelegen zijn te slopen.
3.1.
Deze barakken zijn elk aangewezen als gemeentelijk monument. Volgens de redengevende omschrijvingen bij de aanwijzing tot beschermd monument gaat het om barakken die ten tijde van de Tweede Wereldoorlog tot stand zijn gekomen als onderdeel van het gebouwencomplex van het oorlogsvliegveld Katwijk. Daaraan ontlenen de barakken hun algemeen cultuurhistorisch belang en hun ensemblewaarden. Volgens de redengevende omschrijving is het belang van de barakken verder gelegen in het architectuurhistorisch en stedenbouwkundig belang, alsook de gaafheid van de barakken.
3.2.
Volgens verweerder draagt de sloop van de veertien barakken bij aan de grondwaterbescherming, het integraal kwaliteitsbeheer, het natuurbeheer en de monumentale en recreatieve waarden van het gebied. Vier barakken blijven behouden en zullen deel gaan uitmaken van een landschapspark, gericht op natuur- en erfgoedbeleving. Volgens verweerder is het belang van Dunea bij het realiseren van het project, waaronder het landschapspark, groter dan het belang dat wordt gediend met het behoud van de veertien barakken.
De beroepen
4. Eiseressen hebben geen gronden aangevoerd tegen de omgevingsvergunning voor zover die ziet op de activiteiten aanleggen van de waterwinning en het kappen van bomen. Eiseressen verzetten zich wel tegen de sloop van de veertien barakken. Zij vinden dat het belang van de monumentenzorg zich tegen de sloop verzet. Volgens hen heeft verweerder het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid en ontbreekt het aan een deugdelijke motivering. De rechtbank zal hierna de beroepen beoordelen aan de hand van de door eiseressen aangevoerde beroepsgronden.
Had verweerder de aanvraag van Dunea niet in behandeling moeten nemen?
5. Eiseres 2 vindt dat de aanvraag van Dunea niet door verweerder in behandeling had moeten worden genomen, omdat in de aanvraag ten onrechte de aanleg van een parkeerterrein niet is meegenomen.
5.1.
Verweerder heeft gewezen op de jurisprudentie waaruit volgt dat het aan hem is om te beoordelen of hij over voldoende gegevens en bescheiden beschikt om een besluit op een aanvraag te nemen. [1] Volgens verweerder is dat het geval. Hij heeft daarbij toegelicht dat het onderdeel parkeren niet onlosmakelijk is verbonden met de drie vergunde activiteiten, zodat hij ook niet genoodzaakt was dit onderdeel bij de beoordeling te betrekken. Het parkeerterrein wordt bovendien gerealiseerd buiten het projectgebied. Daarvoor kan te zijner tijd een omgevingsvergunning worden aangevraagd. De rechtbank volgt verweerder in deze uitleg; verweerder heeft dus terecht de aanvraag van Dunea in behandeling genomen. De beroepsgrond slaagt niet.
Onvolledige heroverweging in bezwaar?
6. Volgens eiseres 2 is verweerder in het bestreden besluit niet ingegaan op alle bezwaargronden. Verder is het onduidelijk waaruit het bestreden besluit precies bestaat, welke onderdelen van het primaire besluit in stand blijven, en welke bijlagen bij het bestreden besluit horen. Volgens eiseres 2 is het bestreden besluit daardoor onvoldoende gemotiveerd.
6.1.
Verweerder heeft terecht toegelicht dat de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zich niet verzet tegen het samengevat weergeven van bezwaargronden en dat het niet nodig is dat op elk argument afzonderlijk wordt ingegaan. [2] Eiseres 2 heeft niet toegelicht op welke bezwaargrond(en) verweerder volgens haar niet is ingegaan, zodat alleen al daarom niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten niet in de overwegingen in bezwaar zijn betrokken. Uit het bestreden besluit blijkt verder dat verweerder het advies van de bezwaarschriftencommissie integraal heeft overgenomen en conform het advies – voor zover hier van belang – een nadere motivering heeft gegeven voor de vergunningverlening. Onderdeel van het bestreden besluit is een vijftal bijlagen, opgesomd achter het bestreden besluit. Van onduidelijkheden over de inhoud, de conclusies, de gevolgen of de onderdelen van het bestreden besluit is de rechtbank niet gebleken. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Welke barakken worden gesloopt?
7. Volgens eiseres 1 is het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid, omdat onduidelijk is welke barakken worden gesloopt.
7.1.
De rechtbank wijst op bijlage 1 bij het bestreden besluit. Die bijlage bevat een lijst met te slopen en te handhaven objecten. De objecten worden feitelijk beschreven (bijvoorbeeld: “barak, manschappenonderkomen”), zijn voorzien van een individueel gebouwnummer, een monumentennummer en indien mogelijk een huisnummer, en zijn groen of geel gekleurd. De groen aangeduide objecten worden volgens de lijst gehandhaafd, de geel aangeduide objecten worden gesloopt. De rechtbank is van oordeel dat verweerder aldus inzichtelijk heeft gemaakt welke barakken worden gesloopt en welke barakken worden gehandhaafd. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Verzet het belang van de monumentenzorg zich tegen de vergunningverlening?
8. De rechtbank stelt voorop dat de barakken zijn aangewezen als gemeentelijke monumenten, zodat verweerder de omgevingsvergunning voor de sloop van de barakken alleen kan verlenen als het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. [3]
8.1.
De kern van het geschil is of verweerder in redelijkheid heeft kunnen stellen dat het belang van de monumentenzorg zich niet tegen de vergunningverlening verzet. [4] Ter beantwoording van die vraag toetst de rechtbank de door verweerder gemaakte belangenafweging, waarbij verweerder de belangen van de aanvrager dient af te wegen tegen de belangen van het beschermde monument en hierbij rekening moet houden met het gebruik dat van het monument wordt gemaakt. [5] Daarbij is het niet zo dat een vergunning tot sloop van een gemeentelijk monument slechts kan worden verleend als er een uitzonderlijke noodzaak tot sloop bestaat en sprake is van bijzondere omstandigheden – de belangenafweging blijft doorslaggevend. [6] De Afdeling heeft in de procedure over de aanwijzing van de barakken als monument overwogen dat de “aanwijzing als gemeentelijk monument niet [betekent] dat ingrijpende wijzigingen of zelfs sloop van - een deel van - de objecten geen doorgang kunnen vinden.” [7]
8.2.
Voor de belangenafweging is de redengevende omschrijving bij de aanwijzing tot beschermd monument van belang, omdat die omschrijving toelicht welke aspecten van het monument in het bijzonder beschermingswaardig zijn. [8] Ook komt betekenis toe aan het advies van de Erfgoedcommissie gemeente Katwijk (erfgoedcommissie), omdat deze commissie nauw betrokken is geweest bij de aanwijzing van de barakken als gemeentelijk monument. [9] Als verweerder afwijkt van een dergelijk advies, zal hij dat daarom deugdelijk moeten motiveren. [10]
8.3.
Vast staat dat Dunea voorafgaand aan de aanvraag twee verschillende mogelijkheden voor de ligging van het tracé van de drain heeft onderzocht; tracé A loopt zoveel mogelijk richting de duinen en tracé B loopt zoveel mogelijk buiten het Natura 2000-gebied. De aanvraag van Dunea heeft betrekking op tracé B. Niet in geschil is dat met tracé A aanzienlijk meer barakken kunnen worden behouden dan met tracé B. Tracé A leidt echter tot een groter verlies van het habitattype Binnenduinrandroos in het Natura 2000-gebied. In de toelichting bij de aanvraag van Dunea staat dat dit een significant negatief effect heeft op het instandhoudingsdoel voor dit habitattype en dat tracé A daarom naar verwachting niet haalbaar is vanuit de Wet Natuurbescherming (Wnb). Eiseressen hebben niet gemotiveerd betwist dat de Wnb in de weg staat aan de keuze voor tracé A. Verweerder heeft zich dus kunnen beperken tot het beoordelen van de door Dunea aangevraagde vergunning voor het realiseren van het project conform tracé B.
8.4.
De rechtbank stelt vervolgens vast dat de te slopen barakken onderverdeeld kunnen worden in drie groepen: van de veertien te slopen barakken staan er drie op het tracé van de drain, vijf binnen de 30 meter-grondwaterbeschermingszone (30 meter-zone) aan weerszijden van dit tracé, en zes buiten de 30 meter-zone. De rechtbank overweegt dat deze ligging van de barakken meebrengt dat het gewicht dat kan worden toegekend aan de redenen voor sloop en de daarmee gemoeide belangen niet voor alle drie de groepen hetzelfde is. Anders dan verweerder vindt de rechtbank daarom dat een overkoepelende belangenafweging van ‘de barakken’ tegenover ‘de waterwinning’ hier niet op zijn plaats is. Hieronder zal de rechtbank per barakkengroep de door verweerder gemaakte belangenafweging beoordelen.
De drie barakken op het tracé
9. De rechtbank stelt vast dat de barakken met gebouwnummers 856, 872 en 894 op het tracé van de drain staan.
9.1.
De rechtbank vindt dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen stellen dat het belang van de monumentenzorg zich niet verzet tegen de sloop van de drie barakken die op het tracé staan. Tijdens de zitting heeft Dunea toegelicht dat de waterwinning bestaat uit een drain die in de grond wordt geplaatst net boven de aanwezige kleilaag en dat een zone van 7,5 meter aan weerszijden van de drain vrij moet blijven voor (onderhouds)werkzaamheden. De sloop van de drie barakken op het tracé is noodzakelijk voor de aanleg en het onderhoud van de drain; het is namelijk technisch niet mogelijk om onder gebouwen door te graven en op die manier de drain aan te leggen of ter plaatse te onderhouden. Anders dan eiseressen, die hun betoog niet hebben onderbouwd met bijvoorbeeld een deskundigenadvies, ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de toelichting van Dunea. Behoud van die barakken zou dus betekenen dat de waterwinning niet op het beoogde tracé kan worden aangelegd. Gelet op het feit dat de duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening geldt als een dwingende reden van groot openbaar belang, [11] heeft verweerder het belang dat Dunea heeft bij de aanleg van de drain en de 7,5 meter-zone in redelijkheid zwaarder kunnen laten wegen dan het belang bij het behoud van de drie barakken die op het tracé staan.
De vijf barakken binnen de 30 meter-zone
10. De rechtbank stelt vast dat de barakken met gebouwnummers 861, 862, 864, 866 en 870 binnen de 30 meter-zone staan.
10.1
De rechtbank vindt dat verweerder ook in redelijkheid heeft kunnen stellen dat het belang van de monumentenzorg zich niet verzet tegen de sloop van de vijf barakken die binnen de 30 meter-zone staan. Verweerder en Dunea hebben gewezen op de wettelijke plicht van Dunea om bij te dragen aan de bescherming van de bronnen voor drinkwatervoorziening tegen verontreiniging, waaronder in elk geval wordt begrepen het beheren of mede-beheren van terreinen rondom deze bronnen gericht op het voorkomen of beperken van verontreiniging van deze bronnen. [12] Uit Dunea’s aanvraag volgt dat onderdeel van de beschermingsstrategie is het aanbrengen van een 30 meter-zone rondom de waterwinning, waarin andere functies dan waterwinning geweerd worden. [13] De afstand van 30 meter heeft te maken met de zogenaamde reistijd die grondwater, maar dus ook een mogelijk daarin aanwezige verontreiniging, minimaal nodig heeft om de waterwinning te bereiken. Een beschermingszone van 30 meter correspondeert met een reistijd van 60 dagen. [14] De 30 meter-zone biedt Dunea de mogelijkheid tijdig maatregelen te nemen om de waterwinning te beschermen tegen een mogelijke verontreiniging. Behoud van de vijf barakken binnen de 30 meter-zone doorkruist Dunea’s beschermingsstrategie en brengt daarmee aanzienlijke grondwaterbeschermingsrisico’s met zich. Weliswaar zorgen de barakken zelf niet voor verontreiniging van het grondwater, maar Dunea heeft toegelicht dat hier geregeld illegaal gebruik plaatsvindt met grote risico’s op verontreiniging. Volgens Dunea hebben alleen al dit jaar 40 incidenten plaatsgevonden (na)bij diverse barakken, waaronder inbraak, afvaldumping en brandstichting. De sloop van die barakken om de 30 meter-zone te kunnen realiseren is volgens Dunea daarom noodzakelijk om een beheersbaar drinkwatergebied aan te leggen.
10.2.
Verweerder en Dunea hebben verder gewezen op de omstandigheid dat het gebied waarin het project wordt gerealiseerd is aangewezen als waterwingebied in de ten tijde van het bestreden besluit geldende Provinciale Milieuverordening Zuid-Holland (provinciale milieuverordening). Het gebied is daardoor in het bijzonder aangewezen ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater met het oog op de waterwinning. [15] Ook hieruit blijkt het belang van het aanleggen van een beheersbaar gebied voor waterwinning.
10.3.
Verweerder heeft aannemelijk gemaakt dat met het realiseren van de 30 meter-zone door Dunea het zwaarwegende belang van het beschermen van bronnen voor drinkwatervoorziening tegen verontreiniging wordt gediend. De 30 meter-zone draagt daarmee bij aan de duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening, wat geldt als een dwingende reden van groot openbaar belang. Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat verweerder het belang dat Dunea heeft bij het realiseren van een 30 meter-zone zonder (potentiële) verontreinigingsbronnen in redelijkheid zwaarder heeft kunnen laten wegen dan het belang bij het behoud van de vijf barakken die binnen die zone staan.
De zes barakken buiten de 30 meter-zone
11. De rechtbank stelt vast dat de barakken met gebouwnummers 833, 836, 845, 846, 885 en 898 niet op het tracé en buiten de 30 meter-zone staan.
11.1.
De rechtbank oordeelt over deze barakken dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom het belang van monumentenzorg zich niet verzet tegen de sloop van die zes barakken. De rechtbank legt hieronder uit waarom, waarbij zij achtereenvolgens het door verweerder aangevoerde belang van (i) grondwaterbescherming, (ii) het natuurbelang en (iii) het monumentaal en recreatief belang bespreekt.
i.
Belang van grondwaterbescherming
11.2.
De rechtbank overweegt dat verweerder ondeugdelijk heeft gemotiveerd waarom in de belangenafweging met betrekking tot de sloop van de zes barakken buiten de 30 meter-zone zwaarwegend belang is toegekend aan het beschermen van bronnen voor drinkwatervoorziening tegen verontreiniging. Tijdens de zitting heeft Dunea toegelicht dat het behoud van deze zes barakken weliswaar een onwenselijke situatie oplevert en moet leiden tot het nemen van extra beheersmaatregelen, maar dat de kwaliteit van de waterwinning wel gegarandeerd kan worden. De rechtbank begrijpt hieruit dat de risico’s op verontreiniging minder groot zijn dan bij de barakken die binnen de 30 meter-zone staan. Vindt verontreiniging bij een van de zes barakken buiten de 30 meter-zone plaats, dan heeft Dunea immers conform haar beschermingsstrategie (meer dan) zestig dagen de tijd om maatregelen te nemen ter voorkoming van drinkwaterverontreiniging. Dunea heeft er weliswaar terecht op gewezen dat ook deze zes barakken volgens de provinciale milieuverordening in een waterwingebied staan, maar daar staan ze al meer dan zeventig jaar, zonder dat Dunea eerder aanleiding heeft gezien om de daarmee gepaard gaande risico’s terug te dringen door de barakken te verwijderen. Dat de zes barakken in het waterwingebied staan is dus op zichzelf bezien onvoldoende om te kunnen concluderen dat zij een bedreiging vormen voor de drinkwatervoorziening. Steun voor dit oordeel vindt de rechtbank in de toelichting op de aanvraag zoals door Dunea ingediend. Hieruit volgt dat behoud van de barakken op het tracé en in de 30 meter-zone niet verenigbaar is met het oog op de waterwinning. Voor de barakken buiten de 30 meter-zone geldt echter dat met name de keuze voor de aanleg van een landschapspark redengevend is voor de sloop van de barakken en dat de sloop van deze barakken niet strikt nodig is met het oog op de waterwinning. [16]
11.3.
Daarbij komt dat Dunea tijdens de zitting heeft toegelicht dat het verontreinigingsrisico dat de barakken vormen voornamelijk is gelegen in het illegale dan wel ongewenste gebruik van de barakken door anderen. Verweerder en Dunea hebben daarbij gewezen op Dunea’s verantwoordelijkheid om maatregelen te nemen om de kans op verstoringen zoveel mogelijk te voorkomen, maar hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij voor de zes barakken buiten de 30 meter-zone geen andere, minder drastische maatregelen kunnen nemen dan het slopen van die barakken om het ongewenste en illegale gebruik tegen te gaan. Tijdens de zitting is bijvoorbeeld besproken dat de zes barakken kunnen worden omheind door een hek, om zo ongewenst gebruik door anderen te voorkomen.
11.4.
Dunea heeft verder toegelicht dat om redenen van integraal kwaliteitsbeheer het wenselijk is dat de eigendom, het beheer en de exploitatie van de (omliggende) gronden en opstallen van een waterwinning in handen van Dunea blijven. Verweerder en Dunea hebben toegelicht dat om financiële redenen Dunea niet in staat is om meer dan de volgens de aanvraag overblijvende vier barakken te herbestemmen, en dat herbestemming van de overige barakken ten behoeve van gebruik door een derde onwenselijk is. Particulier gebruik van deze gebouwen levert volgens Dunea risico’s op van niet-toegestane activiteiten waar onvoldoende toezicht op kan worden gehouden. De rechtbank overweegt dat verweerder ook met dit argument onvoldoende heeft gemotiveerd dat het belang van drinkwaterwinning maakt dat de zes barakken buiten de 30 meter-zone moeten worden gesloopt. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat herbestemming van de barakken nodig is voor de realisering en het in stand houden van de waterwinning. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden waarom deze zes barakken niet in hun huidige, ongebruikte staat behouden kunnen blijven. De rechtbank ziet daarom niet in dat Dunea bij behoud van de zes barakken (financieel) gedwongen wordt de eigendom van een of meer barakken over te dragen aan een derde om deze te herbestemmen en te exploiteren als gevolg waarvan een risico op niet toegestane activiteiten zou kunnen ontstaan.
ii.
Natuurbelang
11.5.
De rechtbank vindt dat verweerder ook het gewicht dat is toegekend aan het natuurbelang en het belang bij het terugdringen van stikstofdepositie onvoldoende heeft gemotiveerd. In de passende beoordeling die is opgesteld voor de aanvraag van de benodigde Wnb-vergunning staat alleen dat (eventueel) toekomstig gebruik van de barakken zal bijdragen aan stikstofdepositie, niet dat de barakken in hun huidige staat zorgen voor stikstofemissie. Verder is bij behoud van de zes barakken volgens de passende beoordeling voldoende oppervlak voor compensatie beschikbaar en zal in het noordelijke gedeelte van het daar aanwezige bos kwaliteitsverbetering optreden en wordt de bufferende werking van het bos versterkt. [17] Weliswaar volgt uit de passende beoordeling dat het slopen van de zes barakken voordelen biedt voor de natuur, [18] maar verweerder heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom het belang bij die voordelen zwaarder weegt dan het belang bij het behouden van de zes barakken.
iii.
Monumentale en recreatieve belang
11.6.
Verweerder betoogt kort gezegd dat de sloop van de zes barakken tot een kwalitatieve verbetering van het gebied en de beleefbaarheid van het cultuurhistorisch erfgoed leidt, namelijk door het herbestemmen en toegankelijk maken van de vier overblijvende barakken in het te realiseren landschapspark. De rechtbank begrijpt verweerder zo, dat de kwalitatieve verbetering van het gebied afhankelijk is van de sloop van de zes barakken buiten de 30 meter-zone. Zonder nadere motivering miskent verweerder hiermee de waarde die de zes barakken toekomt op grond van hun monumentale status en het belang van hun ensemblewaarde, zoals die naar voren komen uit de aanwijzingsbesluiten en uit de rapporten die verweerder in het geding heeft gebracht. Zo benadrukt ir. H.C.A. de Kat in zijn rapport de gaafheid van het hele complex aan barakken, en is het volgens hem van essentieel belang dat alle gebouwtypen bewaard blijven en de hiërarchische opbouw van de legerplaats herkenbaar blijft. [19] Uit het rapport van Wevers & Van Luipen volgt dat barakken 833 tot en met 846 beeldbepalend zijn voor het ensemble, en dat het daarom niet wenselijk is om die te slopen. [20] De rechtbank stelt vast dat daaronder vier van de zes te slopen barakken buiten de 30 meter-zone vallen. Ook de erfgoedcommissie benadrukt de ensemblewaarde van de diverse barakken en adviseert mede gelet daarop om af te zien van de voorgenomen sloop. Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het belang van de beleefbaarheid van vier barakken in een landschapspark zwaarder weegt dan het belang van monumentenzorg dat wordt gediend bij behoud van de zes barakken.
Conclusie zes barakken buiten de 30 meter-zone
11.7.
De conclusie van het voorgaande is dat verweerder het door hem toegekende gewicht aan het belang van grondwaterbescherming onvoldoende heeft gemotiveerd. Uit het bovenstaande volgt namelijk dat de grondwaterbescherming minder in het geding is bij de sloop van deze zes barakken dan bij de overige te slopen barakken. Verweerder heeft dat in zijn besluitvorming niet erkend en ten onrechte het belang van grondwaterbescherming onverkort meegenomen in zijn afweging over de barraken buiten de 30 meter-zone. Het natuurbelang en het monumentale en recreatieve belang zijn vervolgens zonder nadere motivering onvoldoende zwaarwegend om desondanks tot de conclusie te kunnen komen dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen stellen dat het belang van de monumentenzorg zich niet verzet tegen de sloop van de zes barakken buiten de 30 meter-zone.
Eindconclusie
12. Gelet op het overwogene onder 11 tot en met 11.7 is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit ondeugdelijk is gemotiveerd en daarom in strijd is met de Awb. [21] De beroepen zijn gegrond. Wat eiseressen voor het overige hebben aangevoerd behoeft geen bespreking. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen voor zover dit betrekking heeft op de sloop van de zes barakken buiten de 30 meter-zone. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit te herroepen voor zover dit ziet op meergenoemde zes barakken en haar uitspraak in de plaats te stellen van het vernietigde deel van het bestreden besluit. Dat betekent dat Dunea thans beschikt over een omgevingsvergunning waarmee acht barakken gesloopt mogen worden. De zes barakken buiten de 30 meter-zone mogen niet worden gesloopt.
12.1.
Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseressen het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
12.2.
Eiseressen hebben geen proceskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit voor zover deze besluiten de sloop van de volgende gemeentelijke monumenten vergunnen:
o barak met nummer 833,
o barak met nummer 836,
o barak met nummer 845,
o barak met nummer 846,
o barak met nummer 885, en
o barak met nummer 898;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaatst treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 354,- aan eiseres 1 moet vergoeden;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 354,- aan eiseres 2 moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.E.F. Reijnders, voorzitter, en mr. A.C. de Winter en mr. J. Schaaf, leden, in aanwezigheid van mr. L. Lemmen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 november 2022.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Bijlage wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:50
Indien het bestuursorgaan een besluit neemt dat afwijkt van een met het oog daarop krachtens wettelijk voorschrift uitgebracht advies, wordt zulks met de redenen voor de afwijking in de motivering vermeld.
Artikel 7:12, eerste lid
De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b, sub 1°
Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om:
een monument als bedoeld in een zodanige verordening:
te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen of (…)
geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.
Artikel 2.18
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening.
Drinkwaterwet
Artikel 2, tweede lid
Bij de uitoefening van bevoegdheden en toepassing van wettelijke voorschriften door bestuursorganen geldt de duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening als een dwingende reden van groot openbaar belang.
Artikel 7, tweede lid, aanhef en onder a, sub 2°
De eigenaar van een drinkwaterbedrijf heeft voorts tot taak:
het bijdragen aan de bescherming van de bronnen voor de drinkwatervoorziening in zijn distributiegebied tegen verontreiniging, waaronder in elk geval wordt begrepen:
(…)
het beheren of medebeheren van terreinen rondom deze bronnen gericht op het voorkomen of beperken van verontreiniging van deze bronnen;
Provinciale Milieuverordening Zuid-Holland, negende tranche
Artikel 5.1.1
Milieubeschermingsgebieden zijn de gebieden die als zodanig zijn aangewezen in bijlage 6. De aanwijzing geschiedt ter bescherming van het milieu en in het bijzonder ter bescherming van de belangen die voor elk van die gebieden in die bijlage zijn aangeduid.
Bijlage 6. Aanwijzing milieubeschermingsgebieden
Als milieubeschermingsgebieden zijn aangewezen de gebieden aangegeven op de bij deze verordening behorende kaarten, met dien verstande dat: (…) de milieubeschermingsgebieden voor grondwater zijn aangewezen in het bijzonder ter bescherming van de kwaliteit van grondwater met het oog op waterwinning.
Erfgoedverordening Katwijk
Artikel 3, tweede lid
Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het college advies aan de erfgoedcommissie. Een zaak wordt beoordeeld op de volgende criteria: architectuurhistorische waarde, cultuurhistorische waarde, zeldzaamheid, gaafheid, ensemble waarde en stedenbouwkundige waarde.
Artikel 10, tweede lid, onder a
Het is verboden zonder vergunning van het college/bevoegd gezag:
een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;
Artikel 13
De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

Voetnoten

1.AbRvS 16 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1280, r.o. 6.
2.AbRvS 31 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:687, r.o. 4.2.
3.Artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b, sub 1°, gelezen in samenhang met artikel 2.18 van de Wabo. Artikel 10, tweede lid, onder a, gelezen in samenhang met artikel 13 van de Erfgoedverordening Katwijk.
4.AbRvS 3 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:189, r.o. 5.
5.AbRvS 17 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:562, r.o. 3.8.
6.AbRvS 6 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1468, r.o. 2.4.1.
7.AbRvS 22 april 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BI1843, r.o. 2.4.1.
8.AbRvS 22 oktober 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3778, r.o. 2.3.
9.Artikel 3, tweede lid, van de erfgoedverordening. Vgl. AbRvS 27 juni 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2450, r.o. 5.3.
10.Artikel 3:50 van de Awb.
11.Artikel 2, tweede lid, van de Drinkwaterwet.
12.Artikel 7, tweede lid, aanhef en onder a, sub 2°, van de Drinkwaterwet.
13.Aanvraag Dunea, p. 8 en 9.
14.Zie ook Royal HaskoningDHV, notitie Berkheide Winning 11 – Variantenstudie, 28 februari 2019, p. 6.
15.Artikel 5.1.1. van de provinciale milieuverordening (negende tranche) gelezen in samenhang met bijlagen 6 die provinciale milieuverordening.
16.Aanvraag Dunea, p. 9.
17.Bureau Waardenburg, Integrale aanpak winning 11, pompstation Katwijk, 12 april 2019 (passende beoordeling), p. 4, 45 en 52.
18.Passende beoordeling, p. 45 en 55.
19.Ir. H.C.A. de Kat, Barakken ensemble, waardebepaling, 22 augustus 2008.
20.Wevers & Van Luipen, Barakken ensemble Marine vliegkamp Valkenburg, bouwhistorische verkenning en waardestelling, maart 2019, p. 60.
21.Artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.