ECLI:NL:RBDHA:2022:11729
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 november 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had zijn asielaanvraag ingediend, maar deze werd op 29 juni 2022 als kennelijk ongegrond afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 30 september 2022 ter zitting is behandeld. Tijdens de zitting was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er ook een tolk ingeschakeld.
Echter, op 13 oktober 2022 heeft eiser de opvang zelfstandig verlaten en is hij met onbekende bestemming vertrokken. De rechtbank heeft op 31 oktober 2022 het onderzoek heropend om te beoordelen of eiser nog procesbelang had bij zijn beroep. De gemachtigde van eiser heeft meegedeeld dat er geen contact meer is met eiser, wat leidde tot de conclusie dat eiser geen prijs meer stelde op de door hem verzochte bescherming.
De rechtbank heeft vastgesteld dat, gezien het vertrek van eiser zonder kennisgeving van zijn verblijfplaats, er in beginsel van moet worden uitgegaan dat hij geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.