ECLI:NL:RBDHA:2022:11729

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
9 november 2022
Zaaknummer
NL22.12314
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 november 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had zijn asielaanvraag ingediend, maar deze werd op 29 juni 2022 als kennelijk ongegrond afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 30 september 2022 ter zitting is behandeld. Tijdens de zitting was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er ook een tolk ingeschakeld.

Echter, op 13 oktober 2022 heeft eiser de opvang zelfstandig verlaten en is hij met onbekende bestemming vertrokken. De rechtbank heeft op 31 oktober 2022 het onderzoek heropend om te beoordelen of eiser nog procesbelang had bij zijn beroep. De gemachtigde van eiser heeft meegedeeld dat er geen contact meer is met eiser, wat leidde tot de conclusie dat eiser geen prijs meer stelde op de door hem verzochte bescherming.

De rechtbank heeft vastgesteld dat, gezien het vertrek van eiser zonder kennisgeving van zijn verblijfplaats, er in beginsel van moet worden uitgegaan dat hij geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.12314

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.E. Temmen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.N. Lorier).

ProcesverloopBij besluit van 29 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.12315, op 30 september 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Z. Hamidi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is het onderzoek in de zaak gesloten.
Op 31 oktober 2022 heeft de rechtbank het onderzoek heropend in verband met de beoordeling van het procesbelang en de ontvankelijkheid van het beroep.

Overwegingen

1. Uit de berichten van verweerder van 20 oktober 2022 en 25 oktober 2022 blijkt dat eiser op 13 oktober 2022 de opvang zelfstandig heeft verlaten en met onbekende bestemming is vertrokken. Vervolgens heeft de rechtbank de gemachtigde van eiser op 31 oktober 2022 verzocht aan te geven of er nog contact is met eiser en of de gemachtigde van eiser weet waar eiser verblijft. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiser bij bericht van 31 oktober 2022 meegedeeld dat hij geen contact meer heeft met eiser.
2. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
volgt dat wanneer een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder
verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van uit wordt gegaan dat die
vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk verzochte bescherming in
Nederland. [1] Dit is alleen anders als de vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn
gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming.
3. Nu eiser met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact meer onderhoudt met zijn gemachtigde, moet ervan uit worden gegaan dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming en op een beoordeling van zijn beroep. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde beroep tegen het bestreden besluit.
4. Het beroep is dan ook niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr.Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.