Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.Samenvatting
2.De procedure
- de dagvaarding van 9 juni 2021, zonder producties;
- de akte houdende overlegging producties, met producties D-1 tot en met D-11;
- de conclusie van antwoord in conventie met voorwaardelijke incidentele vordering ex art. 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (‘Rv’) tevens conclusie van eis in voorwaardelijke reconventie, met producties 1 tot en met 13;
- de conclusie van antwoord in de voorwaardelijke incidentele vordering ex art. 843a Rv tevens conclusie van antwoord in de voorwaardelijk eis in reconventie, met (een akte houdende) productie D-12;
- het tussenvonnis van 4 mei 2022, waarin een datum voor de mondelinge behandeling is bepaald;
- de akte houdende overlegging producties tevens houdende vermindering van eis, met producties D-13 tot en met D-21.
- namens eiseres: de heer [naam01] (directeur), de heer [naam02] (voorheen werkzaam als expert bij Verweij / BMT), de heer [naam03] (assurantiemakelaar), bijgestaan door mr. P.F. Salome en mr. A. van Hal (die zijn vergezeld van een stagiaire, mevrouw [naam04] ) en;
- namens gedaagde: de heer [naam05] , de heer [naam06] (medewerker [gedaagde01] ), de heer [naam07] (medewerker [gedaagde01] ), de heer [naam08] (IMC), bijgestaan door mr. M.H.J. Langerak voornoemd.
3.De feiten
offshore support vessel(schip) ‘Solution’.
thruster)bevindt zich in een speciale behuizing (de
pod) onder het schip. De behuizing kan geroteerd worden, waardoor het schip manoeuvreerbaar is. Onderstaande foto toont een V-pod onder een schip:
Gisteravond werd ik gebeld door de bemanning dat ze in de haven van Pemba (Mozambique) iets geraakt hebben en daardoor de PS thruster zijn verloren. V-pod ruimte is volgelopen met water.”
Instituto Nacional da Marinha(‘INAMAR’) heeft in de dagen erna onderzoek verricht.
BETREFT:INSPECTIERAPPORT VAN HET SCHIP “SOLUTION”
port master(havenmeester) het ongevalsrapport ontving en (en de incidentmelding) na sterk aandringen van de havenmeester, want de kapitein van het schip beloofde steeds dat hij het desbetreffende rapport aan de scheepvaarautoriteiten zou overhandigen maar deed dit echter niet;
Conclusie:
5 CONCLUSIES
De BB POD is afgebroken door de aanvaring met de betonnen scheepshelling. De vervorming van de toegepaste hardstalen afstandsbussen is veroorzaakt door extreme overbelasting. Daarmee is uitgesloten dat de V-pod zonder impact is losgeraakt;
De toegepaste verbinding ‘tapeind-gietijzer’ is door MME destructief getest en heeft een breukwaarde (289 kN) ruim boven de proefbelastingswaarde van een tapeind (238 kN). Daarmee is uitgesloten dat de V-pod spontaan onder het schip vandaan heeft kunnen vallen als gevolg van een ondeugdelijke verbinding.
4.Het geschil
In conventie
5.De beoordeling
In conventie
vergelijkbaar met de Nederlandse Inspectie Leefomgeving & Transport (voorheen de Nederlandse Scheepvaarinspectie)” en [gedaagde01] heeft deze omschrijving niet weersproken. De inspecteurs van INAMAR schrijven in het rapport dat zij werken voor de ‘
Diensten voor bestuur en veiligheid op zee’ van de republiek Mozambique en dat het doel van hun onderzoek is het vaststellen van de schade aan boord van de Solution. De rechtbank houdt het er dan ook voor dat INAMAR in haar hoedanigheid van lokale scheepvaartautoriteit geen belang heeft bij welke uitkomst van haar onderzoek dan ook. De rechtbank kent daarom veel betekenis toe aan de inhoud van dit rapport.
veilige scheepvaartpraktijken” niet heeft opgevolgd. Als onweersproken staat vast dat de kapitein drie uur later dan gepland en zonder loods is uitgevaren. De inspecteurs schrijven dat de kapitein heeft verklaard dat de voortstuwing bij vertrek was uitgevallen en dat het schip vervolgens afdreef. Zij hebben ook genoteerd dat enkele bemanningsleden hebben verklaard dat mogelijk sprake was van slechte montage van de V-pod. Daarvan kon volgens de inspecteurs echter geen sprake zijn, omdat het schip op dat moment al twee jaar in gebruik was. De inspecteurs concluderen dat de kapitein bij het uitvaren geen rekening heeft gehouden met de getijden (langer dan twee uur afgaand tij), de weerssituatie (wind en sterke stroming, waardoor het schip niet goed bestuurbaar was) en het dagdeel (weinig zicht, want inmiddels 20.00 uur ’s avonds). Dit heeft volgens de inspecteurs bijgedragen aan verslechtering van de omstandigheden. Het schip was niet goed bestuurbaar door de invloed van stromingen en wind en sloeg tegen de scheepshelling. De haven mag niet worden in- of uitgevaren als het laag water wordt, aldus de inspecteurs van INAMAR.
zicht hangt niet af van stromingen en wind”, maar gaat niet in op het ook door INAMAR genoemde feit dat het door het drie uur latere vertrek inmiddels avond was geworden. Verder hebben stromingen en wind wel invloed op de bestuurbaarheid van een schip, een punt dat INAMAR ook benoemt maar waarop in het rapport van BMT geen duidelijke reactie is te lezen.
Zie de tabel op bladzijde 13 van het rapport van IMC(*) (met rode omkaderingen van Verweij):
Pos 1, Pos 2 etc.”. Die tekst refereert aan de (op basis van de gps-gegevens van Benthic gereconstrueerde) positie (
Pos) van het schip op een bepaald tijdstip (genoemd in de eerste tabel). Op basis hiervan heeft IMC in haar rapportage (op dezelfde pagina, in combinatie met de door BMT overgenomen tabel) de vaarroute van het schip weergegeven als volgt:
Pos 1,
Pos 2,
Pos 3,etc). Het gele kruis markeert de latere vindplaats van de V-pod.
positie 2(weergegeven met een blauwe 2) en dat uit de reconstructie volgt dat de achterkant van het schip (weergegeven in rood) zich op dat moment al zeer dicht bij de scheepshelling bevindt. DUC heeft dit niet weersproken en heeft de gereconstrueerde vaarroute ook niet bestreden. Verweij had genoemde fotoreconstructie overigens ook in haar eigen rapport overgenomen, zij het met minder markeringen (3.18).
een vibratie door het schip wordt gevoeld” (5.14). Dit betekent dat er aanwijzingen zijn dat de V-pod pas is losgeraakt
nadathet schip de scheepshelling heeft geraakt. Dit scenario ligt ook in lijn met het bericht dat de directeur van DUC een dag na het incident heeft geschreven, te weten dat de bemanning hem had verteld dat er “
iets zou zijn geraakt” (3.10).
“Als opdrachtnemer[ [gedaagde01] ]
in een gerechtelijke procedure in het gelijk wordt gesteld, komen alle kosten die hij in verband met deze procedure heeft gemaakt voor rekening van opdrachtgever[DUC]
”. DUC betwist niet dat partijen het bepaalde in genoemd artikel zijn overeengekomen, maar voert aan dat de bepaling slechts van toepassing is in geval van een procedure waarin de opdrachtnemer in rechte betaling van uitstaande facturen vordert.
gerechtelijke procedureen rept niet over incasso of uitstaande facturen. Uit het enkele gegeven dat artikel 17.8 genoemd wordt onder het kopje
Betalingvolgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de bepaling uitsluitend ziet op de vergoeding van proceskosten in geval van incassovorderingen voortvloeiend uit verrichte werkzaamheden.
“Bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging heeft een ieder recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld”.Naar het oordeel van de rechtbank is het geschil over de proceskosten overeenkomstig de daartoe geformuleerde regels behandeld op een wijze die eerlijk is in de zin van artikel 6 EVRM, mede gegeven het feit dat beide partijen commerciële bedrijven zijn. Het beginsel van hoor en wederhoor is in acht genomen. DUC heeft overigens ook niet gesteld dat dit niet zo is. DUC heeft verweer kunnen voeren tegen het verzoek van [gedaagde01] om haar op grond van de toepasselijke Metaalunievoorwaarden in de proceskosten te veroordelen.