In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 november 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseres] tegen Achmea Schadeverzekeringen N.V. en [verweerster 2]. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van [eiseres] tegen [verweerster 2] en de uitleg van exoneratiebedingen in het kader van het contractenrecht, specifiek de Metaalunievoorwaarden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat [eiseres] geen klachten heeft aangevoerd tegen de oordelen van het hof met betrekking tot de rechtsverhouding tussen haar en [verweerster 2]. Hierdoor werd [eiseres] niet-ontvankelijk verklaard in haar cassatieberoep tegen [verweerster 2].
De Hoge Raad heeft verder het beroep van [eiseres] tegen Achmea verworpen en de kosten van het geding in cassatie aan [eiseres] opgelegd. De uitspraak benadrukt het belang van de ontvankelijkheid in cassatieprocedures en de noodzaak voor partijen om duidelijke klachten te formuleren tegen eerdere oordelen. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot, die tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] strekte, werd gevolgd door de Hoge Raad. Dit arrest is van belang voor de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid in het contractenrecht, vooral met betrekking tot de uitleg van exoneratiebedingen.