ECLI:NL:HR:2016:2706

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 november 2016
Publicatiedatum
25 november 2016
Zaaknummer
15/04197
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie en de uitleg van exoneratiebedingen in contractenrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 november 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseres] tegen Achmea Schadeverzekeringen N.V. en [verweerster 2]. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van [eiseres] tegen [verweerster 2] en de uitleg van exoneratiebedingen in het kader van het contractenrecht, specifiek de Metaalunievoorwaarden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat [eiseres] geen klachten heeft aangevoerd tegen de oordelen van het hof met betrekking tot de rechtsverhouding tussen haar en [verweerster 2]. Hierdoor werd [eiseres] niet-ontvankelijk verklaard in haar cassatieberoep tegen [verweerster 2].

De Hoge Raad heeft verder het beroep van [eiseres] tegen Achmea verworpen en de kosten van het geding in cassatie aan [eiseres] opgelegd. De uitspraak benadrukt het belang van de ontvankelijkheid in cassatieprocedures en de noodzaak voor partijen om duidelijke klachten te formuleren tegen eerdere oordelen. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot, die tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] strekte, werd gevolgd door de Hoge Raad. Dit arrest is van belang voor de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid in het contractenrecht, vooral met betrekking tot de uitleg van exoneratiebedingen.

Uitspraak

25 november 2016
Eerste Kamer
15/04197
EE/JS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
1. ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
2. [verweerster 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaten: mr. B.T.M. van der Wiel en mr. D.A. van der Kooij.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] respectievelijk Achmea en [verweerster 2].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/01/249927/HA ZA 12-639 van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 12 september 2012 en van de rechtbank Oost-Brabant van 4 september 2013 en 26 februari 2014;
b. het arrest in de zaak HD 200.143.838/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 21 april 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Achmea heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. [verweerster 2] heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring en subsidiair tot verwerping. [eiseres] heeft in het niet-ontvankelijkheidsincident geconcludeerd tot verwerping.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] in het cassatieberoep voor zover gericht tegen [verweerster 2], en voor het overige tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 14 oktober 2016 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

[eiseres] heeft geen klachten aangevoerd tegen de oordelen van het hof ter zake van de rechtsverhouding tussen [eiseres] en [verweerster 2]. [eiseres] dient dan ook in haar cassatieberoep tegen [verweerster 2] niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4.Beoordeling van het middel

3. De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar cassatieberoep tegen [verweerster 2];
verwerpt het beroep voor het overige;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Achmea en [verweerster 2] begroot op € 6524,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiseres] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. du Perron en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
25 november 2016.