ECLI:NL:RBDHA:2022:11634

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
NL22.5976 en NL22.5990
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en bewaring van een Amerikaanse staatsburger met Duitse afkomst

In deze zaak gaat het om een Amerikaanse staatsburger die in Duitsland is geboren en die een terugkeerbesluit heeft ontvangen van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Op 15 mei 2020 werd het eerste terugkeerbesluit opgelegd, gevolgd door een aanvullend besluit op 6 april 2022, waarin de Verenigde Staten als land van terugkeer werd genoemd. De eiser betwistte de rechtmatigheid van het aanvullend terugkeerbesluit, omdat hij stelde dat hij ook de Duitse nationaliteit zou kunnen bezitten en dat hij niet opnieuw een vertrektermijn van 28 dagen had gekregen. De rechtbank oordeelde dat het terugkeerbesluit niet ondubbelzinnig was, maar dat de keuze voor de Verenigde Staten als land van terugkeer terecht was. De rechtbank verwierp de stelling van de eiser dat er een vaccinatieplicht bestond voor zijn terugkeer naar de Verenigde Staten en oordeelde dat de verweerder voldoende voortvarend had gehandeld in de procedure. De beroepen van de eiser werden ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.5976 en NL22.5990
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen [eiser], eiser
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.G.C. van Riet), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Lorier).
Procesverloop
Bij besluit van 6 april 2022 (bestreden besluit 1) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd. Verweerder heeft op diezelfde dag aan eiser de maatregel van bewaring (bestreden besluit 2) op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Het beroep tegen bestreden besluit 2 moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft de beroepen op 19 april 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw P. Berry. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek op 20 april 2022 heropend om verweerder de gelegenheid te bieden te reageren op de stelling van eiser dat er een vaccinatieplicht bestaat voor COVID-19 en dat er daarom geen zicht op uitzetting bestaat naar de Verenigde Staten.
Verweerder heeft dit op 20 april 2022 gedaan. Eiser heeft hier op 20 april 2022 op gereageerd. De rechtbank heeft het onderzoek op 21 april 2022 gesloten.
Overwegingen
1. Eiser is Amerikaans staatsburger en is geboren op [1978] .
Bestreden besluit 1
2. Op 15 mei 2020 is aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd. Op 6 april 2022 is aan eiser een aanvullend terugkeerbesluit opgelegd, met daarbij de aanvulling dat het land is genoemd waarnaar eiser moet terugkeren, namelijk de Verenigde Staten.
3. Eiser voert aan dat hij bij het gehoor voor het opleggen van het terugkeerbesluit van 15 mei 2020 (het terugkeerbesluit) naar voren heeft gebracht dat hij in Duitsland is geboren en wil proberen een Duits paspoort te krijgen. Verweerder is hier in het aanvullend terugkeerbesluit niet meer op ingegaan. Verder staat in het proces-verbaal van het gehoor voor het terugkeerbesluit dat verweerder aan eiser een vertrektermijn van 28 dagen heeft gegeven. Deze termijn is hem echter niet opnieuw geboden bij het aanvullend terugkeerbesluit. Eiser voert aan dat dat wel had gemoeten.
Verweerder voert primair aan dat het aanvullend terugkeerbesluit overbodig is. Uit het
terugkeerbesluit blijkt ondubbelzinnig dat het gaat om terugkeer naar de Verenigde Staten. Hierbij verwijst verweerder naar het bijbehorende gehoor, waarbij de Verenigde Staten als land van terugkeer is besproken. Subsidiair voert verweerder aan dat, indien het aanvullend terugkeerbesluit niet als overbodig wordt gezien, de termijn van 28 dagen niet opnieuw gaat lopen. Eiser heeft daarom terecht geen vertrektermijn van 28 dagen gekregen.
4. De rechtbank overweegt als volgt. Het terugkeerbesluit vermeldt niet expliciet het land van terugkeer. Volgens de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 2 juni 20211 moet uit een terugkeerbesluit ondubbelzinnig blijken welk land het betreft. Naar het oordeel van de rechtbank biedt het terugkeerbesluit die duidelijkheid niet. Het terugkeerbesluit vermeldt namelijk dat eiser Amerikaans burger is, maar ook dat eiser is geboren in Duitsland. De stelling van verweerder dat hierbij ook het gehoor voor het opleggen van het terugkeerbesluit relevant is, volgt de rechtbank niet. Hierbij verwijst de rechtbank naar de voornoemde uitspraak van de ABRvS, rechtsoverwegingen 7 en 8. Het aanvullend terugkeerbesluit is dan ook niet ten onrechte opgelegd en is een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht.
Duitse nationaliteit
5. De rechtbank overweegt verder dat het voor verweerder duidelijk was dat eiser Amerikaans staatsburger is. Verweerder heeft daarom in het aanvullend terugkeerbesluit terecht gekozen voor de Verenigde Staten als het land waarnaar eiser dient terug te keren. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat hij mogelijk ook de Duitse nationaliteit heeft, zoals hij stelt. Volgens het proces-verbaal van gehoor van 6 april 2022 is aan eiser het volgende gevraagd:

Vraag: Wat is uw naam, voornaam, geboortedatum en geboorteplaats? Antwoord: Ik ben genaamd [eiser] , geboren op [geboortedatum] te Duitsland.
Vraag: Wat is uw nationaliteit?
Antwoord: Ik heb de Amerikaanse nationaliteit. Mijn ouders woonden in Duitsland. Vraag: Heeft een paspoort of andere documenten die uw identiteit en nationaliteit kunnen aantonen?
Antwoord: Nee, jullie hebben mijn paspoort. Dat is een Amerikaans paspoort.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser voldoende gelegenheid gekregen om naar voren te brengen dat hij (ook) de Duitse nationaliteit zou bezitten. De enkele stelling van eiser dat verweerder had moeten onderzoeken of eiser mogelijk ook de Duitse nationaliteit heeft, wordt daarom niet gevolgd.

1.ECLI:NL:RVS:2021:1155

Vertrektermijn van 28 dagen
6. Op het punt van eiser dat hem bij het aanvullend terugkeerbesluit opnieuw een vertrektermijn van 28 dagen gegeven had moeten worden, overweegt de rechtbank als volgt. Zoals onder 4. is overwogen strekte het aanvullend terugkeerbesluit ertoe om te verduidelijken naar welk land eiser dient terug te keren. Verweerder was niet gehouden om eiser bij het aanvullend terugkeerbesluit opnieuw een vertrektermijn te bieden, aangezien die mogelijkheid eiser al bij het terugkeerbesluit was geboden en eiser daarvan geen gebruik heeft gemaakt. De beroepsgrond slaagt niet.
Bestreden besluit 2
7. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op
vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer; en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van
het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
8. Eiser heeft de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen, niet betwist.
Voortvarend handelen
9. Eiser voert aan dat door toedoen van verweerder zijn paspoort is zoek geraakt, waardoor het langer duurt totdat eiser uitgezet kan worden. Dit komt voor rekening en risico van verweerder. Verweerder heeft daarom onvoldoende voortvarend gehandeld.
10. De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder heeft op 7 april 2022 een onderzoek gestart om het paspoort van eiser te achterhalen. Op 13 april heeft verweerder moeten concluderen dat het paspoort onvindbaar is. Op 8 april is met eiser een vertrekgesprek gevoerd en op 14 april 2022 is de LP-procedure in gang gezet. Het is weliswaar onzorgvuldig te noemen dat verweerder het paspoort van eiser is kwijtgeraakt, maar dit betekent niet dat verweerder al daarom onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Nadat was gebleken dat het paspoort onvindbaar was, heeft verweerder tijdig het LP-traject opgestart. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dan ook voldoende voortvarend gehandeld. De beroepsgrond slaagt niet.
Zicht op uitzetting
11. Eiser voert aan dat de Amerikaanse autoriteiten een vaccinatie en een PCR-test verplicht stellen als reisvoorwaarde. Hij zal zich niet laten vaccineren tegen COVID-19 en hij is niet bereid om mee te werken aan het afnemen van een PCR-test. Hierdoor ontbreekt
het zicht op uitzetting naar de Verenigde Staten en daarom moet de bewaring worden opgeheven. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen vaccinatieplicht bestaat voor Amerikaanse staatsburgers die terugkeren naar de Verenigde Staten. Beide partijen verwijzen naar informatie op de website van de Amerikaanse instantie ‘Centers for Disease Control and Prevention’ (CDC).
12. De rechtbank overweegt als volgt. De website van de CDC vermeldt het volgende:
“(...)
The Centers for Disease Control and Prevention (CDC) Order, which took effect November 8, 2021, requiring all non-immigrant, non-citizen air travelers to the United States to be fully vaccinated and to provide proof of vaccination status prior to boarding an airplane to the United States remains in effect.(…)”
Hieruit valt op te maken dat er een vaccinatieplicht is, die geldt voor ‘
non-immigrant, non- citizen air travelers’. Vast staat dat eiser een Amerikaans staatsburger is. Hij valt daarom niet in de genoemde categorie waarop de vaccinatieplicht van toepassing is.
13. De informatie waar eiser naar verwijst leidt niet tot een ander oordeel. Eiser verwijst in het bijzonder naar de volgende regel op de website van de CDC:

Make sure you are up to date with your COVID-19 vaccines before you travel internationally”.
De rechtbank merkt op dat deze regel weliswaar is gericht aan degenen die de Verenigde Staten in- of uitreizen, maar dat daaruit in samenhang met de overige informatie van de CDC niet onomstotelijk blijkt dat ook voor Amerikaanse staatsburgers een vaccinatieverplichting (of
requirement) geldt bij het inreizen van de Verenigde Staten. De rechtbank wijst in dit verband op de door verweerder aangehaalde regel en de volgende regel op dezelfde website van de CDC:

When you travel to the United States by air you are required to show a negative COVID-19 test result or documentation of recovery from COVID-19 before you board your flight”.
Eiser heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat op hem als Amerikaans staatsburger bij de terugkeer naar de Verenigde Staten een vaccinatieplicht rust. De beroepsgrond slaagt niet.
14. Op het punt van niet meewerken aan de vereiste PCR-test, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de ABRvS van 13 januari 20222. Kort samengevat is in deze uitspraak geoordeeld dat wanneer eenvreemdeling weigert om mee te werken aan een coronatest, dit niet leidt tot het oordeel dat het zicht op uitzetting ontbreekt. Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.
15. De beroepen zijn ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

2.ECLI:NL:RVS:2022:85.

Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
28 april 2022
en is openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. D. Verduijn M.A.W.M. Engels
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak voor zover die over bestreden besluit 2 gaat, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Tegen deze uitspraak voor zover die over bestreden besluit 1 gaat, kan hoger beroep worden
ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.