Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.5976 en NL22.5990
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen [eiser], eiser
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.G.C. van Riet), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Lorier).
Bij besluit van 6 april 2022 (bestreden besluit 1) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd. Verweerder heeft op diezelfde dag aan eiser de maatregel van bewaring (bestreden besluit 2) op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Het beroep tegen bestreden besluit 2 moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft de beroepen op 19 april 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw P. Berry. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek op 20 april 2022 heropend om verweerder de gelegenheid te bieden te reageren op de stelling van eiser dat er een vaccinatieplicht bestaat voor COVID-19 en dat er daarom geen zicht op uitzetting bestaat naar de Verenigde Staten.
Verweerder heeft dit op 20 april 2022 gedaan. Eiser heeft hier op 20 april 2022 op gereageerd. De rechtbank heeft het onderzoek op 21 april 2022 gesloten.
1. Eiser is Amerikaans staatsburger en is geboren op [1978] .
2. Op 15 mei 2020 is aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd. Op 6 april 2022 is aan eiser een aanvullend terugkeerbesluit opgelegd, met daarbij de aanvulling dat het land is genoemd waarnaar eiser moet terugkeren, namelijk de Verenigde Staten.
3. Eiser voert aan dat hij bij het gehoor voor het opleggen van het terugkeerbesluit van 15 mei 2020 (het terugkeerbesluit) naar voren heeft gebracht dat hij in Duitsland is geboren en wil proberen een Duits paspoort te krijgen. Verweerder is hier in het aanvullend terugkeerbesluit niet meer op ingegaan. Verder staat in het proces-verbaal van het gehoor voor het terugkeerbesluit dat verweerder aan eiser een vertrektermijn van 28 dagen heeft gegeven. Deze termijn is hem echter niet opnieuw geboden bij het aanvullend terugkeerbesluit. Eiser voert aan dat dat wel had gemoeten.
Verweerder voert primair aan dat het aanvullend terugkeerbesluit overbodig is. Uit het
terugkeerbesluit blijkt ondubbelzinnig dat het gaat om terugkeer naar de Verenigde Staten. Hierbij verwijst verweerder naar het bijbehorende gehoor, waarbij de Verenigde Staten als land van terugkeer is besproken. Subsidiair voert verweerder aan dat, indien het aanvullend terugkeerbesluit niet als overbodig wordt gezien, de termijn van 28 dagen niet opnieuw gaat lopen. Eiser heeft daarom terecht geen vertrektermijn van 28 dagen gekregen.
4. De rechtbank overweegt als volgt. Het terugkeerbesluit vermeldt niet expliciet het land van terugkeer. Volgens de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 2 juni 20211 moet uit een terugkeerbesluit ondubbelzinnig blijken welk land het betreft. Naar het oordeel van de rechtbank biedt het terugkeerbesluit die duidelijkheid niet. Het terugkeerbesluit vermeldt namelijk dat eiser Amerikaans burger is, maar ook dat eiser is geboren in Duitsland. De stelling van verweerder dat hierbij ook het gehoor voor het opleggen van het terugkeerbesluit relevant is, volgt de rechtbank niet. Hierbij verwijst de rechtbank naar de voornoemde uitspraak van de ABRvS, rechtsoverwegingen 7 en 8. Het aanvullend terugkeerbesluit is dan ook niet ten onrechte opgelegd en is een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht.
5. De rechtbank overweegt verder dat het voor verweerder duidelijk was dat eiser Amerikaans staatsburger is. Verweerder heeft daarom in het aanvullend terugkeerbesluit terecht gekozen voor de Verenigde Staten als het land waarnaar eiser dient terug te keren. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat hij mogelijk ook de Duitse nationaliteit heeft, zoals hij stelt. Volgens het proces-verbaal van gehoor van 6 april 2022 is aan eiser het volgende gevraagd:
“
Vraag: Wat is uw naam, voornaam, geboortedatum en geboorteplaats? Antwoord: Ik ben genaamd [eiser] , geboren op [geboortedatum] te Duitsland.
Vraag: Wat is uw nationaliteit?
Antwoord: Ik heb de Amerikaanse nationaliteit. Mijn ouders woonden in Duitsland. Vraag: Heeft een paspoort of andere documenten die uw identiteit en nationaliteit kunnen aantonen?
Antwoord: Nee, jullie hebben mijn paspoort. Dat is een Amerikaans paspoort.”
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser voldoende gelegenheid gekregen om naar voren te brengen dat hij (ook) de Duitse nationaliteit zou bezitten. De enkele stelling van eiser dat verweerder had moeten onderzoeken of eiser mogelijk ook de Duitse nationaliteit heeft, wordt daarom niet gevolgd.