ECLI:NL:RBDHA:2022:11541
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag met onbekende bestemming vertrokken en procesbelang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 november 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. R.C. van den Berg, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn asielaanvraag buiten behandeling was gesteld. Dit besluit volgde op informatie van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) dat eiser op 19 september 2022 met onbekende bestemming was vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 26 oktober 2022 meegedeeld dat hij geen contact heeft met eiser en niet weet waar hij verblijft.
De rechtbank overweegt dat wanneer een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt en geen informatie verstrekt over zijn verblijfplaats, er in beginsel van moet worden uitgegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. Dit geldt tenzij de vreemdeling kan aantonen dat hij nog steeds contact heeft met zijn gemachtigde en dat deze op de hoogte is van zijn verblijfplaats. Aangezien eiser geen contact heeft met zijn gemachtigde, concludeert de rechtbank dat eiser geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
De rechtbank verklaart het beroep derhalve niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden ingezien op de website van de rechtspraak.