Wat de rechtbank vindt
8
.De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat de ex-werkneemster van eiser op 3 december 2020 voor 62,30% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal dat uitleggen.
9. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
10. De arts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over de ex-werkneemster bestudeerd. Zij heeft de ex-werkneemster telefonisch gesproken. Ook heeft zij informatie opgevraagd bij de behandelend huisarts. De arts heeft beschreven dat de huidige beperkingen grotendeels overeenkomen met de door de verzekeringsarts Hullen aangenomen beperkingen in zijn FML van 13 juni 2019. De arts past ten opzichte van die FML enkele beperkingen aan.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arts in haar rapport van 7 juli 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier bestudeerd. Ook heeft zij de ex-werkneemster gesproken op de telefonische hoorzitting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep bevestigt het standpunt van de arts. Zij stelt dat de arts uitgebreid en volledig onderzoek heeft verricht en acht het onderzoek zorgvuldig. Er zijn geen nieuwe medische feiten of omstandigheden die aanleiding geven tot herziening van het oordeel van de primaire arts.
12. In reactie op het beroepschrift heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in een aanvullend rapport van 6 december 2021 gemotiveerd dat een fysiek spreekuur geen meerwaarde had aangezien de diagnoses, het klachtenbeeld en de medische informatie van de huisarts duidelijk waren.
13. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep het rapport en KMFL, gedateerd 19 april 2020 en de FML van 13 juni 2019 van verzekeringsarts Hullen kenbaar heeft betrokken in haar beoordeling. Een eventueel gebrek in de beoordeling van de primaire arts, acht de rechtbank hiermee hersteld in bezwaar. De beroepsgrond dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voorbij is gegaan aan de gestelde onvolledigheid en onzorgvuldigheid slaagt niet.
14. Gelet op de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroepdient, in het geval dat er bij de primaire beoordeling geen spreekuurcontact is geweest met een geregistreerde verzekeringsarts, de verzekeringsarts bezwaar en beroep te motiveren waarom een spreekuurcontact in de bezwaarfase niet nodig is, gelet op de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie. De rechtbank oordeelt dat de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, in het rapport van 6 december 2021 hieraan voldoet. De rechtbank weegt de aard van de klachten hierin mee, waarover geen onduidelijkheid lijkt te bestaan en waarvan niet is gebleken dat ex-werkneemster hiervoor ten tijde van de datum in geding nog intensieve behandeling volgde.
15. Aangezien de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep pas in de beroepsprocedure is gegeven, constateert de rechtbank dat het bestreden besluit pas in beroep van de juiste motivering is voorzien. De rechtbank zal dit gebrek met toepassing van artikel 6:22, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) passeren, nu het gebrek in beroep hersteld is en het niet aannemelijk is dat eiseres hierdoor is benadeeld.
16. De arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben alle klachten van de ex-werkneemster en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Het enkele feit dat een telefoongesprek 37 minuten heeft geduurd is voor de rechtbank onvoldoende om te twijfelen aan de zorgvuldigheid, omdat de (verzekerings)artsen ook andere bronnen (dossierstudie, opvragen van informatie) hebben betrokken bij hun beoordeling. De (verzekerings)artsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
17. De arts heeft aangenomen dat de ex-werkneemster verminderd belastbaar is. De arts vindt dat de huidige beperkingen grotendeels overeenkomen met de beperkingen aangenomen door verzekeringsarts Hullen in zijn FML van 13 juni 2019. In de FML heeft zij beperkingen aangenomen voor het persoonlijk en sociaal functioneren en de werktijden. In tegenstelling tot Hullen neemt de arts geen beperking aan voor het verdelen van aandacht. Zij neemt wel beperkingen aan voor het hanteren van emotionele problemen en beroepsmatig autorijden. Ze acht een urenbeperking van 6 uur per dag en 30 uur per week nodig en voor avondwerk of in ploegendiensten. Ten opzichte van de beperkingen aangenomen per het einde van de wachttijd acht ze de beperkingen voor doelmatig en zelfstandig handelen, en intensief concentreren niet meer van toepassing.
18
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 7 juli 2021 gemotiveerd geen aanleiding te zien voor een ander oordeel over de belastbaarheid. Er is geen sprake van een situatie met geen benutbare mogelijkheden. Er zijn geen medische argumenten om een verdergaande urenbeperking aan te nemen. In het aanvullende rapport van 6 december 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat de door verzekeringsarts Hullen aangenomen urenbeperking, van 4 uur per dag en 20 uur per week, niet medisch onderbouwd is en daarom niet wordt gevolgd. Ook heeft de arts wel alle klachten meegewogen, maar er geldt geen beperking voor het verdelen van de aandacht.
19. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Een medisch objectieve onderbouwing voor verdergaande beperkingen ontbreekt. De arts en verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben toegelicht dat er geen medische argumenten zijn voor een verdergaande urenbeperking. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangegeven dat het onduidelijk is waarom de re-integratie is mislukt en of de verslechtering van de gezondheid het gevolg is van ziekte of gebrek, of van andere factoren, zoals belasting van het huishouden. De rechtbank overweegt dat in het kader van de Wet WIA de functionele mogelijkheden worden gebaseerd op medisch objectiveerbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek en oordeelt dat de artsen voldoende hebben gemotiveerd waarom een verdergaande urenbeperking niet aan de orde is. Ten aanzien van de andere afwijkingen in de FML van 23 november 2020 en de FML van Hullen overweegt de rechtbank dat de arts voldoende heeft gemotiveerd waarom zij op bepaalde punten in de FML afwijkt van de beoordeling van verzekeringsarts Hullen. Ten aanzien van de door eiseres benoemde klachten op de hoorzitting merkt de rechtbank op dat de arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep deze klachten kenbaar hebben meegewogen en voldoende hebben gemotiveerd waarom hier geen aanvullende beperkingen voor nodig zijn.
De arbeidskundige beoordeling
20. Uitgaande van de juistheid van de vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies voor de ex-werkneemster in twijfel te trekken.
21. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat de ex-werkneemster op 3 december 2020 met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 37,70% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar laatst verrichte werkzaamheden, zodat zij voor de overige 62,30% arbeidsongeschikt is.