ECLI:NL:RBDHA:2022:11529

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 februari 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
NL21.5738
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning regulier voor arbeid in loondienst op basis van prioriteitgenietend aanbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser met de Marokkaanse nationaliteit en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met het verblijfsdoel 'Arbeid in loondienst'. Deze aanvraag werd afgewezen omdat er prioriteitgenietend aanbod op de arbeidsmarkt aanwezig werd geacht. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser eerder in het bezit was van een verblijfsvergunning, die met terugwerkende kracht was ingetrokken. De aanvraag voor de nieuwe verblijfsvergunning was ingediend voor een functie als medewerker keuken bij Intro Uitzendbureau. Verweerder, de staatssecretaris, baseerde zijn afwijzing op een advies van het UWV, waaruit bleek dat voor de functie van eiser geen specifieke vooropleiding vereist was en dat er voldoende aanbod op de arbeidsmarkt was.

Eiser voerde aan dat verweerder niet had voldaan aan zijn vergewisplicht en dat het UWV onvoldoende onderzoek had gedaan naar de functie. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder zich voldoende had vergewist van de zorgvuldigheid van het UWV-advies en dat er geen aanleiding was om aan de conclusies van het UWV te twijfelen. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was en dat er geen schending van de hoorplicht was, aangezien de bezwaren van eiser reeds bekend waren en geen kans op een ander besluit boden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.5753

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer: [v-nummer],

(gemachtigde: mr. F. Ben-Saddek),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 21 december 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in de zin van artikel 14 Vw [1] voor het verblijfsdoel ‘Arbeid in loondienst’ afgewezen.
Bij besluit van 30 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 23 februari 2022 op zitting behandeld. Partijen zijn met voorafgaand bericht niet verschenen.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedag] 1980.
1.1.
Eiser is in het bezit geweest van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het verblijfsdoel ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij [A], geldig van 12 april 2018 tot 12 april 2023. Deze verblijfsvergunning is bij besluit van 5 augustus 2020 met terugwerkende kracht per 13 januari 2020 ingetrokken. Op 26 april 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiser gericht tegen deze intrekking ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld, geregistreerd onder zaaknummer NL21.7829.
1.2.
Op 20 oktober 2020 is voor eiser een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning voor het verblijfsdoel ‘Arbeid in loondienst’. Deze aanvraag is ingediend voor het uitvoeren van werkzaamheden bij Intro Uitzendbureau, de referent.
Wat heeft verweerder aan zijn besluit ten grondslag gelegd?
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen, omdat prioriteitgenietend aanbod [2] aanwezig wordt geacht. Hierbij heeft verweerder verwezen naar een algemeen arbeidsmarkt advies van het UWV van 18 september 2020. Verder is niet gebleken van bijzondere feiten of omstandigheden [3] op grond van welke, bij afweging van alle aan de orde komende belangen, toch aanleiding bestaat de aanvraag in te willigen. Alles in ogenschouw genomen, is niet gebleken dat internationale verplichtingen tot inwilliging van de aanvraag nopen, en ook niet dat met de aanwezigheid van de vreemdeling hier te lande een wezenlijk Nederlands belang is gediend. Evenmin is gebleken dat op grond van klemmende redenen van humanitaire aard een verblijfsvergunning dient te worden verleend.
2.1.
In het bestreden besluit heeft verweerder zijn standpunt gehandhaafd. Verweerder baseert zich op een individueel arbeidsmarkt advies van het UWV van 23 maart 2021. In dit advies is geconcludeerd dat voor de functie van eiser (medewerker keuken) geen specifieke vooropleiding is vereist en dat deze bijvoorbeeld door middel van een interne werkinstructie of opleiding van de werkgever kan worden aangeleerd. Het betreft hier ongeschoolde, hooguit geoefende arbeid. Op basis van de aanvraag noch op basis van de arbeidsovereenkomst en de ter zake overgelegde loonspecificaties bestaat enige grond om aan te nemen dat de desbetreffende functie andere, verdergaande taken omvat dan die gebruikelijk tot de functie van 'medewerker keuken' behoren en indien dit al zo zou zijn, had dit door middel van bewijzen dienen te worden aangetoond. Dit is niet gebeurd. Tevens is niet gebleken dat de werkgever om een vooropleiding vraagt en dat de vreemdeling bij aanvang van het dienstverband over een vooropleiding of specifieke kwaliteiten beschikte.
Voor de functie van eiser is prioriteitgenietend aanbod op de arbeidsmarkt aanwezig. Daarom doet de afwijzingsgrond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wav zich voor.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser voert aan dat verweerder niet heeft voldaan aan zijn vergewisplicht. [4] Volgens eiser hebben verweerder en het UWV zich primair laten leiden door de functieomschrijving ‘medewerker keuken’. Eiser constateert dat het UWV geen contact heeft opgenomen met zijn werkgever, waardoor het niet is komen vast te staan dat het inderdaad ongeschoolde arbeid betreft. Ook verweerder heeft zich onvoldoende verdiept in de inhoud van het advies en de wijze van totstandkoming ervan. Verweerder had daarom niet mogen afzien van het horen van eiser.
Wat vindt verweerder in beroep?
4. Verweerder handhaaft in het verweerschrift zijn eerder ingenomen standpunt.
Wat zijn de regels?
5. De regels zijn opgenomen in een bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Vergewisplicht
6. Een advies van het UWV over de vraag of er prioriteitgenietend aanbod aanwezig is ter vervulling van de functie die door een vreemdeling wordt uitgevoerd, is een deskundigenadvies aan verweerder voor de uitoefening van diens bevoegdheden. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling [5] moet verweerder, als hij een deskundigenadvies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, zich ervan vergewissen dat dit advies zorgvuldig tot stand is gekomen en begrijpelijk en concludent is. Als aan deze eisen is voldaan, mag verweerder bij zijn besluitvorming van het advies uitgaan, tenzij er concrete aanknopingspunten bestaan om de inhoud of de conclusie daarvan in twijfel te trekken. [6]
6.1.
Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het advies van het UWV onzorgvuldig tot stand is gekomen of inhoudelijk niet inzichtelijk of concludent is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder er voldoende blijk van gegeven dat hij zich ervan heeft vergewist dat het onderzoek van het UWV op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Eiser heeft geen andersluidend deskundigenadvies overgelegd, maar heeft zich beperkt tot het geven van zijn eigen visie op het advies. Dit is onvoldoende om eiser in zijn betoog te volgen.
6.2.
Zoals verweerder in het bestreden besluit al heeft toegelicht, heeft verweerder zich ervan vergewist dat het advies inzichtelijk is en concludent. In het UWV advies is geconcludeerd dat aan de functie ‘medewerker keuken’ geen opleidingseisen zijn verbonden. Hierbij heeft het UWV gewezen op de aanvraag, de overgelegde arbeidsovereenkomst en loonspecificaties waaruit niet volgt dat deze functie andere, verdergaande taken omvat dan die gebruikelijk tot de functie van 'medewerker keuken' behoren. Dat dit anders is, heeft eiser niet onderbouwd. Tevens is niet gebleken dat de werkgever om een vooropleiding vraagt en dat de vreemdeling bij aanvang van het dienstverband over een vooropleiding of specifieke kwaliteiten beschikte. Verder is het UWV niet verplicht om de werkgever te raadplegen. Dit is in eisers geval ook niet nodig omdat het UWV alleen toetst aan het prioriteitgenietend aanbod wat tot de deskundigheid van het UWV behoort. Eisers betoog dat het UWV navraag bij de werkgever van eiser had moeten doen, slaagt daarom niet. Verweerder heeft het advies van het UWV dan ook aan zijn besluitvorming ten grondslag mogen leggen.
Is de hoorplicht geschonden?
7. De rechtbank overweegt ten aanzien van het beroep op de hoorplicht dat het uitgangspunt is dat de bezwaarmaker in bezwaar moet worden gehoord. Hierop bestaan uitzonderingen, genoemd in artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Zo kan verweerder bij een kennelijk ongegrond bezwaar afzien van het horen. Daarvan is sprake als - aan de hand van de inhoud van het bezwaarschrift, in samenhang met wat eerder door de bezwaarmaker is aangevoerd en met de motivering van het primaire besluit - naar objectieve maatstaven bezien op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een ander besluit. Naar het oordeel van de rechtbank deed een dergelijke situatie zich hier voor. Wat door eiser in bezwaar is aangedragen was reeds bij verweerder bekend en er was redelijkerwijs geen twijfel mogelijk dat dit tot een ander oordeel zou leiden.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.R. van Veen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
BIJLAGE
Op grond van artikel 3.31, eerste lid, van het Vreemdelingbesluit 2000 – voor zover van belang – kan de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘arbeid in loondienst’ worden verleend indien geen afwijzingsgrond van toepassing is uit artikel 8 van de Wav.
Op grond van artikel 8, eerste lid, van de Wav – voor zover van belang – weigert Onze Minister van Veiligheid en Justitie een gecombineerde vergunning:
a. indien voor de desbetreffende arbeidsplaats prioriteitgenietend aanbod op de arbeidsmarkt aanwezig is;
b. indien het een arbeidsplaats betreft waarvan de beschikbaarheid niet ten minste vijf weken voor het indienen van de aanvraag aan het UWV is gemeld;
c. indien de werkgever niet kan aantonen voldoende inspanningen te hebben gepleegd
de arbeidsplaats door prioriteitgenietend aanbod op de arbeidsmarkt te vervullen;
indien van de te vervullen arbeidsplaats de arbeidsvoorwaarden, arbeidsverhoudingen of arbeidsomstandigheden beneden het niveau liggen dat wettelijk is vereist of in de betreffende bedrijfstak gebruikelijk is.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Als bedoeld in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav).
3.Als bedoeld in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.Als bedoeld in artikel 3:9 van de Awb.
5.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.Zie bijv. de uitspraken van de Afdeling van 27 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2659, en