ECLI:NL:RBDHA:2022:11525

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
21/8028
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentieverklaring wegens gebrek aan ernstige medische redenen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres, die met haar minderjarige zoon in een woning op de tweede verdieping woont, heeft een urgentieverklaring aangevraagd omdat zij door langdurige knieklachten en psychische klachten niet meer in haar huidige woning kan blijven. De aanvraag is door verweerder afgewezen, omdat volgens een medisch advies van de GGD geen ernstige medische redenen aanwezig zijn die een urgentieverklaring rechtvaardigen. Eiseres heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder op basis van het advies van de medisch adviseur de aanvraag terecht heeft afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen levensontwrichtende situatie is en dat de situatie van eiseres niet uitzonderlijk genoeg is om een uitzondering op het beleid te rechtvaardigen. Het beroep is ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/8028

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. W.L. Bouritius),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. T.A.G. Juliana).

Procesverloop

Bij besluit van 19 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 16 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft op 29 juni 2022 en 6 juli 2022 aanvullende stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 13 juli 2022 via een videoverbinding op zitting behandeld. Eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigde van verweerder hebben hieraan deelgenomen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1.
Eiseres en haar minderjarige zoon wonen in een woning gelegen op de tweede verdieping en bereikbaar via trappen. Eiseres heeft een urgentieverklaring aangevraagd, omdat de woning niet meer passend is voor hen. Zij heeft langdurige knieklachten, waardoor zij beperkingen heeft bij het traplopen. Zij wil daarom graag een woning zonder trappen. Daarnaast ervaart zij psychische klachten. Uit een advies van Veilig Thuis blijkt verder dat haar zoon een rustige omgeving nodig heeft.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Verweerder heeft advies gevraagd aan de medisch adviseur van de GGD. [1] Volgens het advies van 4 augustus 2021 is sprake van een ernstige, maar niet levensbedreigende of levensontwrichtende woonsituatie. Eiseres heeft aanhoudende klachten en hinderlijke beperkingen zeker ten aanzien van traplopen en met het oog op haar pijnklachten en kwaliteit van leven zou zij gebaat zijn bij een woning met minder trappen. Er bestaat echter geen medische noodzaak om op korte termijn te verhuizen. Ook ten aanzien van de zoon van eiseres ziet de medisch adviseur geen medische noodzaak om te verhuizen.
2.1.
Verweerder heeft dit advies aan zijn besluitvorming ten grondslag gelegd en de aanvraag van eiseres afgewezen. In het bestreden besluit heeft verweerder deze afwijzing gehandhaafd. Gelet op het advies voldoet eiseres niet aan de criteria om in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring. [2] Verweerder heeft ook geen bijzondere feiten of omstandigheden gevonden om op grond van de hardheidsclausule een uitzondering op de regels te rechtvaardigen. [3]
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres is het niet eens met verweerder. Op wat zij in beroep heeft aangevoerd wordt hierna ingegaan.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij de aan hem verleende bevoegdheid tot het toekennen van een urgentieverklaring beoordelings- en beleidsruimte heeft. De rechtbank toetst het bestreden besluit daarom terughoudend. Het restrictieve beleid van verweerder ten aanzien van urgentieverklaringen is door de hoogste bestuursrechter [4] niet onredelijk geacht. [5]
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder onder verwijzing naar het advies de aanvraag op medische gronden mocht afwijzen. Zoals de hoogste bestuursrechter eerder heeft overwogen mag een bestuursorgaan op het advies van een deskundige afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. [6]
4.2.
In wat eiseres aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het advies niet aan de eisen voldoet. Zij heeft dit niet of onvoldoende geconcretiseerd. Eiseres heeft geen medische stukken overgelegd die concrete aanknopingspunten geven om te twijfelen aan de juistheid van het advies van de medisch adviseur. Dat de medisch adviseur slechts telefonisch contact heeft gehad met eiseres, dat geen aanvullende informatie is opgevraagd, of dat de medisch adviseur niet op de hoogte was van de in 2016 verleende urgentieverklaring en deze informatie ten onrechte niet in zijn beoordeling heeft betrokken, maakt het voorgaande niet anders. In het advies staat hierover immers vermeld dat eiseres al bekend was bij de GGD, dat de informatie uit het al aanwezige dossier is bestudeerd en dat op 26 oktober 2016 een advies is uitgebracht met de aantekening dat het een ander adres en andere problematiek betreft. Anders dan eiseres op zitting heeft gesteld wist de medisch adviseur daar dus van. Ook staat in het advies dat geen aanvullende medische informatie is opgevraagd bij de behandelaars, omdat voldoende informatie beschikbaar was om advies te kunnen geven.
4.3.
Hoewel de rechtbank aanneemt dat de situatie van eiseres moeilijk is, heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat hij uit het advies van de medisch adviseur mocht afleiden dat geen ernstige medische redenen waren voor het verlenen van een urgentieverklaring en er daarom geen sprake is van een levensontwrichtende situatie.
5. Verweerder heeft evenmin een urgentieverklaring hoeven verlenen op grond van de hardheidsclausule. Daarbij is van belang dat de hardheidsclausule slechts in zeer uitzonderlijke situaties wordt toegepast. Niet is gebleken dat de situatie van eiseres dusdanig uitzonderlijk is dat zij zich onderscheidt van andere woningzoekenden in vergelijkbare, schrijnende omstandigheden en dat het weigeren van een urgentieverklaring in dit geval een onbillijkheid van overwegende aard oplevert. Daarbij heeft verweerder mogen betrekken dat de situatie van eiseres geen incidenteel noodgeval is. Ook heeft verweerder de situatie van de zoon van eiseres betrokken bij zijn beoordeling en mogen concluderen dat in zijn geval niet kan worden gesteld dat sprake is van een bijzondere hardheid.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is bij deze uitkomst geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr.J.R. van Veen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
29 augustus 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Geneeskundige en Gezondheidsdienst.
2.Zie artikel 4:7, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 (de Huisvestingverordening) in samenhang met de Beleidsregels urgentieverklaringen Den Haag 2019 (de Beleidsregels).
3.Als bedoeld in artikel 7:3 van de Huisvestingsverordening.
4.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling).
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 9 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:628.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 16 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2987.