Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 april 2022 in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats] (Hongarije), eiser
Procesverloop
Overwegingen
een hogere toelage van € 394,79,-, dat wordt genoemd in tabel 7 van het VBD. Door het DCHR is uiteengezet dat voor de berekening van een aantal toelagen, waaronder de aanvullende buitenlandtoelage, nog steeds de ‘oude’ systematiek wordt gehanteerd, die van toepassing was tot 1 januari 2008. Dit betekent met toepassing van de toen geldende duurtecorrectie en een percentage éloignement (hierna: de correcties). Eiser heeft hierop herhaaldelijk verzocht om een uiteenzetting op welke (formele) gronden dat plaatsvindt.
€ 394,79. De berekening volgens de ‘oude’ systematiek die verweerder hanteert, heeft geen grondslag in de bestaande regelgeving. Verweerder baseert zich ten onrechte op artikel 10 van het VBD, onder verwijzing naar het ‘oude’ artikel 7 van het VBD. Als er al een correctie moet plaatsvinden op het basisbedrag dan had verweerder dit eerder kenbaar moeten maken. Dat is niet gebeurd. Sinds 2011 is er voldoende tijd verstreken om dit duidelijk in de regelgeving op te nemen. Eiser vindt de berekening volgens de ‘oude’ systematiek daarom onrechtmatig.
Beslissing
mr. J.R. van Veen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 april 2022.