ECLI:NL:RBDHA:2022:11395

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 november 2022
Publicatiedatum
2 november 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1508
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing en oplegging disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag wegens plichtsverzuim van een douaneambtenaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een douaneambtenaar en de Staatssecretaris van Financiën. De eiser, werkzaam bij de Belastingdienst/Douane in Rotterdam, was geschorst en kreeg onvoorwaardelijk ontslag opgelegd wegens plichtsverzuim. Dit volgde op een strafrechtelijk onderzoek naar ambtelijke corruptie en witwassen, waarbij de eiser werd verdacht van het beschikken over een onverklaarbaar vermogen. De rechtbank oordeelde dat de schorsing en het ontslag terecht waren opgelegd, omdat de eiser niet voldoende openheid van zaken had gegeven over zijn financiële situatie en de herkomst van zijn vermogen. De rechtbank benadrukte dat de eiser niet had aangetoond dat zijn vermogen legitiem was en dat hij niet had voldaan aan de verplichting om openheid van zaken te geven in het disciplinaire onderzoek. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en bevestigde de disciplinaire maatregelen van de Staatssecretaris.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/1508

uitspraak van de meervoudige kamer van 4 november 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. J.M. Bekooij),
en

de Staatssecretaris van Financiën, verweerder

(gemachtigde: mr. J.L.A. Helmer MA).

Procesverloop

Met het besluit van 20 november 2019 (het primaire besluit 1) heeft verweerder eiser met ingang van 22 november 2019 geschorst in de uitoefening van zijn ambt met inhouding van één derde van zijn salaris voor de duur van tenminste de eerste zes weken.
Met het besluit van 20 december 2019 (het primaire besluit 2) heeft verweerder eiser met ingang van 22 december 2019 de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd wegens plichtsverzuim.
Met het besluit van 28 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op zitting heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2022.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [A].

Overwegingen

1. Met ingang van 1 januari 2020 is de Ambtenarenwet gewijzigd en Ambtenarenwet 2017 (AW 2017) gaan heten. Op grond van artikel 16, tweede lid, van de AW 2017 blijft op besluiten of handelingen die vóór 1 januari 2020 zijn bekendgemaakt, het toen geldende recht van toepassing wat betreft de mogelijkheid om bezwaar te maken of beroep in te stellen en wat betreft de behandeling van dat bezwaar of beroep.
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser was in dienst als douaneambtenaar in de [functienaam] bij de Belastingdienst/Douane en werkzaam in de haven van Rotterdam.
Begin januari 2019 ontving de Belastingdienst/Douane van de officier van justitie,
arrondissementsparket Rotterdam, een melding van een naar eiser ingesteld
strafrechtelijk onderzoek. Op 16 januari 2019 heeft bij eiser thuis en op het werk een doorzoeking plaatsgevonden in verband met een verdenking van ambtelijke corruptie en witwassen. Na een gesprek is eiser op 18 januari 2019 geschorst in de uitoefening van zijn
ambt in het belang van de dienst.
Nadat eiser in de gelegenheid is gesteld verantwoording af te leggen, heeft verweerder bij brief van 20 november 2019 het voornemen kenbaar gemaakt eiser de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag op te leggen. Ook is eiser bij het primaire besluit 1 geschorst onder inhouding van één derde van zijn salaris.
Bij het primaire besluit 2 is eiser ontslagen wegens plichtsverzuim.
Wat vindt verweerder?
3.1.
Verweerder verwijt eiser het volgende plichtsverzuim:
a. hij beschikt als douaneambtenaar in de Rotterdamse haven over een vermogen dat hij niet kan verklaren met legale inkomsten. Feitelijk blijkt zijn vermogen twee maal het gezinsjaarinkomen te zijn.
In de periode van 1 januari 2014 tot 23 januari 2019 is een bedrag van € 26.398,- op aan eiser of zijn partner gelieerde bankrekeningen gestort, namelijk:
- een bedrag van € 8.633,- in 2015
- een bedrag van € 7.036,- in 2016
- een bedrag van € 2.995,- in 2017
- een bedrag van € 7.734,- in 2018.
Daarnaast zijn bij de huiszoeking facturen over de periode van 5 november 2015 tot en met 7 januari 2016 aangetroffen voor de aankoop van goederen van in totaal € 9.208,-. Ook heeft eiser op 23 mei 2017 een Volkswagen Golf aangekocht voor € 15.000,- terwijl hij in die maand € 100,- van zijn bankrekening heeft opgenomen.
b. hij heeft geen openheid van zaken gegeven, ook niet nadat hij nadrukkelijk is gevraagd naar de herkomst van zijn vermogen, terwijl hij in zijn hoedanigheid van (douane-) ambtenaar gehouden is open van zaken te geven in een disciplinaire onderzoek naar hem.
3.2.
Verweerder heeft bij het vaststellen van het plichtsverzuim het advies van de adviescommissie niet volledig gevolgd. Eiser wordt niet als zelfstandig plichtsverzuim verweten dat het vermogen, dat eiser niet kan verklaren met legale inkomsten, een criminele herkomst heeft. Ook wordt eiser niet als zelfstandig plichtsverzuim verweten dat hij diensten heeft verruild en op bepaalde locaties ongeoorloofd aanwezig is geweest buiten de eigen dienst. Dit laatste feit is wel genoemd in relatie tot het aan eiser als plichtsverzuim verweten feit onder b, het geen openheid van zaken geven.
Verweerder heeft de overtuiging dat eiser de verweten gedraging heeft begaan. Wat door eiser in de zienswijze is aangevoerd om zijn vermogen te verklaren is niet onderbouwd met bewijsstukken en niet geloofwaardig.
Verder heeft eiser geen openheid van zaken gegeven over de volgende feiten:
a. a) Bij de doorzoeking op eisers privéadres zijn elf, althans een groot aantal mobiele telefoons aangetroffen. Eén van deze elf telefoons was de van encryptie voorziene BQ Aquarius type X, waarvan het genoegzaam bekend is dat dit type telefoons worden gebruikt voor criminele contacten c.q. contacten die betrekking hebben op onrechtmatigheden. Ook bij een van de twee van soortgelijke feiten verdachte collega’s van eiser is een telefoon van exact hetzelfde type aangetroffen. Beide telefoons bevatten niet alleen exact dezelfde adresgegevens, maar deze zijn ook nog eens op dezelfde dag, namelijk 9 april 2017, geactiveerd.
b) Verder had eiser buiten kantoortijden omgang met de twee van (eenvoudig) witwassen verdachte collega-douaniers. Dat collega’s met elkaar contact hebben is op zich niet vreemd. Echter, in dit geval zien de contacten op collega’s die ook over onverklaarbaar vermogen beschikken en onder andere daarvoor strafrechtelijk worden vervolgd. Ook is tijdens een observatie waargenomen dat eiser in de buurt van zijn privéwoning met beide collega’s heeft gesproken. Tijdens dat gesprek heeft eiser een op een boekje gelijkend voorwerp aan een van die collega’s overhandigd.
c) Eiser was in de nacht van 18 op 19 oktober 2018 om 02:00 uur aanwezig bij de containers (de stack) zonder reden, terwijl hij geen dienst had.
Wat vindt eiser?
4.1.
Eiser is het niet eens met de schorsing en het ontslag. Er is geen sprake van plichtsverzuim. In eerste instantie heeft hij zich beroepen op zijn zwijgrecht omdat er ook een strafrechtelijke zaak liep. Eiser heeft in zijn zienswijze wel een verklaring gegeven over de herkomst van de gelden en hij vindt dat hij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zijn vermogen afkomstig is uit legale bron.
Ook heeft hij een verklaring gegeven voor het feit dat elf mobiele telefoons bij hem zijn aangetroffen. Het ging hier voornamelijk om oude telefoons. Hij heeft een tweede goedkopere telefoon op marktplaats gekocht, om bereikbaar te zijn tijdens activiteiten waarbij het risico bestond dat hij de telefoon zou kwijtraken (bijvoorbeeld sport). Hij wist niet dat deze tweede telefoon voorzien was van encryptie.
4.2.
Eiser is bij vonnis van 21 juni 2022 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Rotterdam vrijgesproken van witwassen in verband met de aankoop van de auto.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
De schorsing
5.1.
Op grond van artikel 91, eerste lid, aanhef en onder b, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) kan de ambtenaar, onverminderd het bepaalde in artikel 81, eerste lid onder k, in zijn ambt worden geschorst wanneer hem door het daartoe bevoegde gezag het voornemen tot bestraffing met onvoorwaardelijk ontslag is te kennen gegeven, dan wel hem die straf is opgelegd.
5.2.
Eiser heeft niet betwist dat hem op de datum van de ingang van de schorsing op 22 november 2019 het voornemen bekend was gemaakt om hem de disciplinaire straf van ontslag op te leggen. Verweerder was dus bevoegd om eiser te schorsen. Gelet op de aard van het plichtsverzuim waarvan eiser werd verdacht, kon verweerder in redelijkheid tot schorsing overgaan op de grond dat de interne orde van de organisatie werd verstoord. Ook kon verweerder met toepassing van artikel 92, eerste lid, van het ARAR in redelijkheid overgaan tot inhouding van één derde van het salaris, omdat niet was gebleken van omstandigheden waardoor de inhouding voor eiser tot onoverkomelijke financiële problemen zou leiden, mede gelet op de verdenking dat eiser beschikte over een vermogen dat hij niet kon verklaren met legale inkomsten.
Het disciplinair ontslag
5.3.
Voor de constatering van plichtsverzuim dat tot het opleggen van een disciplinaire maatregel aanleiding kan geven is volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [1] noodzakelijk dat op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat de betrokken ambtenaar de hem verweten gedragingen heeft begaan.
5.4.
Wat eiser in beroep heeft aangevoerd is in essentie een herhaling van wat hij aan zijn bezwaar ten grondslag heeft gelegd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met het bestreden besluit deze gronden overtuigend heeft weerlegd en terecht tot de overtuiging is gekomen dat eiser de hem verweten gedraging heeft begaan. De rechtbank benadrukt nog het volgende.
5.5.
De rechtbank is van oordeel dat eiser met zijn zienswijze noch daarna openheid van zaken heeft gegeven over zijn vermogen. Eiser heeft zijn stelling dat hij vóór zijn aanstelling bij verweerder inkomsten heeft verworven als schilder niet onderbouwd met een schriftelijk bewijsstuk van bijvoorbeeld opdracht, betaling of een belastingaangifte. De verklaring van de broer van eiser, [broer], tegenover de rechter-commissaris acht de rechtbank onvoldoende. Het betreft hier een verklaring van een familielid. Van eiser mocht gevergd worden dat hij een bewijsstuk omtrent zijn werkzaamheden als schilder aan verweerder zou tonen. Ook met betrekking tot de gestelde inkomsten van zijn echtgenote als thuiszorgmedewerkster heeft eiser geen bewijsstuk overgelegd.
Bovendien heeft hij niet verklaard waarom hij die inkomsten van hem en zijn echtgenote, indien hij deze op grond van een culturele gewoonte al die tijd contant heeft bewaard, in de periode 2015 tot en met 2018 wel in delen op zijn bankrekening heeft gestort. Verder is bij de huisdoorzoeking geen contant geld aangetroffen.
De rechtbank volgt verweerder ook in zijn standpunt dat er geen sprake is van een dubbeltelling wat betreft het vermogen. Het standpunt van eiser dat de in de periode van 1 januari 2014 tot en met 23 januari 2019 opgenomen bedragen van in totaal € 12.070,- weer op de rekening (kunnen) zijn teruggestort, verklaart niet waarvan eiser dan in de kosten van zijn levensonderhoud heeft voorzien en ook niet waarom hij bedragen van zijn bankrekening opneemt om deze weer terug te storten.
De verklaring van de broer van eiser, [broer], dat hij een bedrag van € 9.400,- aan eiser heeft geleend voor de aanschaf van een Volkswagen Golf geeft slechts een verklaring voor een klein deel van het vermogen en geeft geen antwoord op de vraag hoe eiser het overige gedeelte van de aanschafprijs van de Volkswagen heeft gefinancierd. De enkele verklaring van deze broer tegenover de rechter-commissaris is onvoldoende voor het oordeel dat eiser openheid van zaken heeft gegeven.
5.6.
Voorts stelt verweerder terecht dat eiser geen openheid van zaken heeft gegeven over de bij hem aangetroffen elf mobiele telefoons. Eiser heeft geen bewijs van aankoop van de geëncrypte telefoon overgelegd. Hij heeft geen verklaring gegeven voor het feit dat ook bij een van de beide verdachte collega’s een telefoon is aangetroffen van exact hetzelfde type, met exact dezelfde contactgegevens, die op dezelfde dag, namelijk 9 april 2017, is geactiveerd.
5.7.
De rechtbank acht overtuigend aangetoond dat eiser in de nacht van 18 op 19 oktober 2018 om 02:00 uur is gezien in burgerkleding bij ECT Delta Maasvlakte, terwijl hij geen dienst had. Dit blijkt uit het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 19 maart 2019 in het strafrechtelijk onderzoek. Het betoog van eiser dat hij op 19 oktober 2018 daar niet aanwezig was en dat dit moet berusten op een vergissing omdat hij op 20 oktober 2018 om 02:00 uur wel dienst had, slaagt niet. Dat sprake was van een vergissing leidt eiser af uit het feit dat uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat een medewerkster van de meldkamer, nadat eiser gezien was bij ECT Delta Maasvlakte, contact heeft opgenomen met een collega van de APM terminal, die bevestigde dat eiser aan het werk was. Daaruit blijkt echter niet dat deze collega ook heeft bevestigd dat eiser dienst had. Uit het dienstrooster blijkt dat eiser pas dienst had op 19 oktober 2018 in de avond om 23.00 uur. Eiser had dus op 19 oktober 2019 in de vroege ochtend om 02.00 uur geen dienst. Bovendien heeft eiser niet verklaard waarom hij is gezien bij ECT Delta Maasvlakte en vandaar uit is gereden naar APM de terminal, terwijl hij geen dienst had.
Eiser heeft dus over zijn aanwezigheid geen openheid van zaken gegeven.
Vrijspraak door strafrechter
5.8.
Disciplinaire maatregelen tegen ambtenaren wegens gedragingen in verband waarmee ook nog een strafrechtelijke procedure loopt, zijn niet uitgesloten. [2] In de parallelle disciplinaire procedure moet echter wel de onschuldpresumptie in acht worden genomen. Als het gaat om een disciplinaire maatregel wegens plichtsverzuim, moet de beoordeling en motivering door het bestuursorgaan zuiver zijn gericht op de vraag of sprake is van een handelen of nalaten dat plichtsverzuim oplevert dat de maatregel rechtvaardigt. Het is die vraag die vervolgens bij de bestuursrechter voorligt. Noch het bestuursorgaan, noch de bestuursrechter is bevoegd te beoordelen of dit handelen of nalaten (ook) dient te leiden tot strafrechtelijke aansprakelijkheid. Die beoordeling is voorbehouden aan de strafrechter. Het bestuursorgaan en de bestuursrechter moeten zich dan ook onthouden van taalgebruik dat duidt op strafrechtelijke aansprakelijkheid van de betrokkene, zoals strafrechtelijke kwalificaties.
5.9.
Eiser is bij vonnis van 21 juni 2022 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Rotterdam vrijgesproken van het hebben verworven en/of voorhanden hebben gehad van een auto, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat dit voorwerp geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk en/of middelijk afkomstig was uit enig en/of enig eigen misdrijf (hierna: witwassen).
5.10.
De rechtbank stelt vast dat het plichtsverzuim dat eiser wordt verweten in het ontslagbesluit afwijkt van hetgeen waarvan eiser in de strafzaak is vrijgesproken. In het ontslagbesluit worden eiser niet verweten dat hij de auto heeft witgewassen. Hem wordt verweten dat hij als douaneambtenaar in de Rotterdamse haven beschikt over een vermogen dat hij niet kan verklaren met legale inkomsten en dat hij geen openheid van zaken geeft over dat vermogen en een aantal andere hiervoor genoemde feiten, terwijl een goed (douane)ambtenaar gehouden is daarover in een disciplinaire onderzoek naar hem wel openheid van zaken te geven. Verweerder heeft ook niet gesteld dat dit handelen of nalaten als douaneambtenaar ook dient te leiden tot strafrechtelijke aansprakelijkheid. Uit de vrijspraak door de strafrechter volgt dus niet dat eiser het hem verweten plichtsverzuim niet heeft begaan.
Conclusie
6. De eiser verweten gedragingen leveren zeer ernstig plichtsverzuim op. Deze gedraging zijn in strijd met hetgeen van een integere douaneambtenaar mag worden verwacht. Dit plichtsverzuim kan eiser worden toegerekend. Gelet op de aard en de ernst van het plichtsverzuim en de terecht door de verweerder aan het douanepersoneel gestelde eisen van integriteit, betrouwbaarheid en verantwoordelijkheid, is de straf van onvoorwaardelijk ontslag niet onevenredig.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzitter, en mr. R.H. Smits en mr. J.J.P. Bosman, leden, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 november 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 15 september 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BT1997
2.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 mei 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:945