Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Eiser heeft een relatie gehad met de moeder van hun twee minderjarige kinderen, [kind 1] en [kind 2] , beiden geboren op [geboortedatum] 2018. Zij hebben de Nederlandse nationaliteit. Na de geboorte heeft eiser nog een maand met de moeder van de kinderen en de kinderen samengewoond, waarna de relatie is beëindigd. Na het einde van de relatie heeft eiser zijn kinderen nog twee keer gezien toen zij drie maanden oud waren.
Eiser heeft op 1 oktober 2018 verzocht om afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw, waaruit het rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt. Eiser beoogt verblijf op grond van artikel 20 van het VWEU [2] (arrest Chavez-Vilchez) bij zijn twee minderjarige Nederlandse kinderen.
Na het onderzoek ter zitting heeft de gemachtigde van eiser de volgende stukken nagestuurd:
Hoewel eiser heeft onderbouwd dat de moeder van de kinderen elke medewerking aan omgang tussen eiser en zijn kinderen weigert, acht de rechtbank dit niet relevant in het hiervoor benoemde beoordelingskader. Het feit dat de moeder niet meewerkt aan de omgang, betekent niet dat er dus sprake is van een afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en zijn kinderen.
Uit de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad van 22 juni 2022 volgt verder dat de rechtbank een omgangsregeling heeft vastgesteld, namelijk dat de kinderen eens per vier weken een contactmoment van een uur hebben met hun vader onder begeleiding van, of via, de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland. Dit dient te worden opgebouwd, waarbij rekening wordt gehouden met wat de kinderen aankunnen en hoe zij zich voelen bij het contact. De eerste keren zal de omgang 30-45 minuten duren. [10] Ook volgt uit deze beschikking dat de rechtbank toestemming heeft verleend aan eiser om de kinderen te erkennen, maar dat eiser enkel door deze erkenning geen (fysieke) rol zal spelen in het leven van de moeder en de kinderen. Ook krijgt eiser hiermee geen zeggenschap over de kinderen. [11] Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit niet dat sprake is van een zodanige afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en de kinderen, dat bij een weigering aan eiser een verblijfsrecht toe te kennen de kinderen gedwongen zouden zijn het grondgebied van de Unie te verlaten.
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) om aan eiser een schadevergoeding te betalen van € 500,-.