ECLI:NL:RBDHA:2022:11313

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
1 november 2022
Zaaknummer
NL22.3762
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvraag wegens onvolledige informatie en gebrek aan toelichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de opvolgende asielaanvraag van eiser, die de Egyptische nationaliteit heeft. Eiser had eerder in 2019 een asielaanvraag ingediend, die ongegrond was verklaard. Op 19 januari 2022 diende eiser een opvolgende asielaanvraag in met een formulier M35-O, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid buiten behandeling gesteld. De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen deze beslissing behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig op de zitting.

De rechtbank overweegt dat eiser onvoldoende informatie heeft verstrekt om zijn aanvraag te onderbouwen. Eiser had nieuwe informatie willen aanvoeren over zijn politieke activiteiten en de intensivering van zijn geloof in het christendom, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet de benodigde toelichting en documentatie heeft geleverd. De rechtbank stelt vast dat het aan eiser is om zijn aanvraag te onderbouwen en dat hij niet heeft voldaan aan de verzoeken van verweerder om aanvullende informatie te verstrekken.

Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat de opvolgende asielaanvraag terecht buiten behandeling is gesteld, omdat de informatie die eiser heeft verstrekt niet voldoende was voor een inhoudelijke beoordeling. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 15 april 2022, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.3762
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. H.A. Limonard), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

In het besluit van 4 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure buiten behandeling gesteld.1
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL22.3763, op 8 april 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde waren niet tijdens de zitting aanwezig. Zij hebben zich voor de zitting afgemeld. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en voorgeschiedenis
1. Eiser stelt dat hij de Egyptische nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 1980. Eiser heeft eerder, in 2019, een asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw afgewezen als ongegrond in de zin van artikel 32, eerste lid, van de Procedurerichtlijn. Het daartegen ingestelde beroep is in de uitspraak2 van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 23 december ongegrond verklaard. De afwijzing van de eerste asielaanvraag van eiser staat daarom in rechte vast.
2. Op 19 januari 2022 heeft eiser met een formulier M35-O zijn eerste opvolgende asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is door verweerder buiten behandeling gesteld.
1. Op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2 NL21.11488.
Eiser heeft tegen deze afwijzende beschikking geen rechtsmiddelen aangewend en daarom staat deze beschikking in rechte vast.
De huidige asielaanvraag
3. Op 21 februari 2022 heeft eiser met een formulier M35-O een tweede opvolgende asielaanvraag ingediend. Eiser geeft als eerste reden voor deze opvolgende asielaanvraag dat hij nieuwe informatie heeft die ziet op zijn politieke activiteiten in Nederland. Volgens eiser was deze informatie nog niet eerder voorhanden. Ter onderbouwing verwijst eiser naar de uitvoerige documentatie die hij heeft meegestuurd met het formulier. De tweede reden voor eiser om opnieuw asiel aan te vragen, is gelegen in de intensivering van zijn geloof in het christendom. Als onderbouwing hiervan heeft eiser een verklaring van een pastoor meegestuurd. Verder heeft eiser in het formulier M35-O nog verwezen naar het ambtsbericht van 24 november 2021.
De standpunten van partijen
4. Verweerder heeft op 22 februari 2022 een voornemen uitgebracht tot het buiten behandeling stellen van de aanvraag omdat eiser een grote hoeveelheid aan documenten heeft overgelegd zonder deze documenten te nummeren en aan te geven wat voor document het is. Ook heeft eiser niet toegelicht welke documenten eiser wil overleggen en waarom. Daarnaast ontbreekt van een groot deel van de documenten een (officiële) vertaling, aldus verweerder.
5. Vervolgens heeft verweerder in het bestreden besluit de asielaanvraag van eiser buiten behandeling gesteld omdat de asielaanvraag niet de benodigde informatie bevat voor de beoordeling ervan en de gevraagde informatie ook na het voornemen van verweerder van 22 februari 2022 niet is overgelegd door eiser. Eiser heeft volgens verweerder geen verschoonbare reden gegeven voor het niet (tijdig) aanvullen van de ontbrekende wezenlijke informatie.
6. In beroep heeft eiser aangevoerd dat verweerder zijn tweede opvolgende asielaanvraag ten onrechte buiten behandeling heeft gesteld. De hoeveelheid aan en complexiteit van de informatie die eiser heeft overgelegd maakt het ondoenlijk om deze vooraf specifiek te duiden. Het gaat onder andere om beeldmateriaal waaruit kan worden opgemaakt dat eiser heeft deelgenomen aan digitale bijeenkomsten. Verweerder had eiser de mogelijkheid moeten bieden om hem tijdens een gehoor een toelichting te geven op de informatie. Daarnaast kan verweerder niet zomaar voorbij gaan aan de intensivering van zijn geloof in het christendom.
De beoordeling door de rechtbank
7. De rechtbank overweegt als volgt en stelt daarbij voorop dat van een vreemdeling kan worden verwacht dat hij, op het moment dat hij met het formulier M35-O een opvolgende aanvraag indient, in of bij dat formulier toelicht om welke redenen hij een opvolgende aanvraag indient en dat daarbij zo nodig bewijsmiddelen moeten zijn gevoegd.3
3 vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 21 februari 2019; ECLI:NL:RVS:2019:574.
De toets van de rechtbank is beperkt tot de vraag of verweerder in het bestreden besluit de aanvraag van eiser terecht buiten behandeling heeft gesteld op basis van wat bij hem op dat moment bekend was.
8. Uit de hiervoor in 7. genoemde uitspraak van de ABRvS van 21 februari 2019 volgt verder dat verweerder een aanvraag buiten behandeling kan stellen, als de informatie die een vreemdeling heeft verstrekt bij het formulier M35-O onvoldoende is om de asielaanvraag inhoudelijk te behandelen, en een vreemdeling ook naar aanleiding van een later verzoek om informatie, bijvoorbeeld in het voornemen, in gebreke blijft. Verweerder is in een dergelijk geval niet verplicht om een gehoor te houden en handelt niet onzorgvuldig door de aanvraag niet inhoudelijk te behandelen.
9. De rechtbank oordeelt dat verweerder de opvolgende aanvraag van eiser terecht buiten behandeling gesteld.
10. Over de informatie die ziet op de politieke activiteiten van eiser heeft verweerder terecht gesteld dat het aan eiser is om de overlegde informatie te rubriceren. Dat het in de zaak van eiser (deels) gaat om digitaal beeldmateriaal maakt dat niet anders. Ook bij digitaal beeldmateriaal had eiser kunnen aangeven waar het over gaat en op welke periode de informatie ziet. Het is namelijk aan eiser om zijn aanvraag nader te onderbouwen en verweerder duidelijk te maken waarom en op welke wijze deze stukken zijn asielrelaas onderbouwen. In dat verband, ook al is hier sprake van een grote hoeveelheid aan informatie, had eiser hierop minstens een korte toelichting kunnen geven dan wel een rubricering kunnen aanbrengen. In het voornemen heeft verweerder eiser nog de gelegenheid gegeven om zijn aanvraag compleet te maken, maar ook hieraan heeft eiser geen gehoor gegeven.
11. Over eisers gestelde intensivering van zijn geloof in het christendom heeft verweerder in voornemen vermeld dat hij hierover onvoldoende informatie heeft ontvangen en eiser verzocht deze informatie aan te vullen. In de zienswijze is eiser in het geheel niet ingegaan op het verzoek van verweerder en heeft enkel verwezen naar zijn verklaringen die hij heeft afgelegd in het nader gehoor van zijn eerste asielprocedure. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat deze verwijzing niet volstaat omdat in eisers eerste asielprocedure al geloofwaardig is geacht dat hij christen is. In de onderhavige asielaanvraag stelt eiser nu juist dat sprake is van geloofsintensivering. Desgevraagd heeft verweerder ter zitting nog specifieke bullet points uit het voornemen genoemd, die van toepassing zijn op de zaak van eiser. Zo heeft eiser niet aangegeven waarom de overgelegde informatie belangrijk is voor de onderbouwing van zijn aanvraag.4 Daarnaast heeft verweerder ter zitting nog toegelicht dat de informatie die eiser wel heeft overgelegd, niet afdoet aan het bestreden besluit. In de verklaring van de pastoor wordt namelijk alleen bevestigd dat eiser christen is, maar dat was al geloofwaardig bevonden in eisers vorige asielprocedure. Verder is de verwijzing van eiser naar het ambtsbericht uit 24 november 2021 te algemeen. Uit de aanvraag en de toelichting blijkt namelijk niet waarom dit ambtsbericht in de concrete situatie van eiser zou leiden tot een andere kijk op de zaak.5
4 Zie onderaan pagina 2 van het voornemen.
5 Vergelijk de uitspraak van de ABRvS van 12 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1940, r.o. 2.3.
Conclusie
12. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
13. De aanvraag is terecht buiten behandeling gesteld. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
15 april 2022

Documentcode: [nummer]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.