ECLI:NL:RBDHA:2022:11292

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
FT RK 22/574
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot oplegging van een dwangakkoord in een schuldregeling

In deze zaak heeft de heer [naam01] een verzoek ingediend bij de rechtbank om een dwangakkoord op te leggen aan zijn schuldeiser, de heer [naam02], omdat niet alle schuldeisers akkoord zijn gegaan met zijn voorstel voor een schuldregeling. De heer [naam01] heeft een aanzienlijke schuldenlast van € 123.103,08 opgebouwd en heeft met hulp van de gemeente Pijnacker-Nootdorp een voorstel gedaan om 10,29% van zijn schulden te voldoen over een periode van 36 maanden. De heer [naam02] heeft echter geweigerd in te stemmen met dit voorstel, wat de heer [naam01] ertoe heeft aangezet om de rechtbank om een dwingende beslissing te vragen.

De rechtbank heeft de verzoeken van de heer [naam01] op de zitting van 17 oktober 2022 behandeld, waarbij verschillende partijen aanwezig waren, waaronder de heer [naam01], zijn echtgenote en een schuldhulpverlener. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd en dat het voorstel goed gedocumenteerd is. Na een belangenafweging heeft de rechtbank geoordeeld dat het onredelijk is dat de heer [naam02] weigert in te stemmen met de aangeboden regeling, vooral omdat de meerderheid van de schuldeisers al akkoord is gegaan.

De rechtbank heeft uiteindelijk het verzoek van de heer [naam01] toegewezen en de heer [naam02] bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Het verzoek van de heer [naam01] om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) is afgewezen, omdat het opleggen van het dwangakkoord voldoende was. De beslissing is openbaar uitgesproken op 31 oktober 2022.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummers: C/09/633540 / FT RK 22/574 en FT RK 22/575
vonnis van 31 oktober 2022
in de zaak van
[naam01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
hierna: de heer [naam01] ,
tegen
de heer [naam02], wonende te [woonplaats02] , vertegenwoordigd door Cees Advocaten, gevestigd te Naaldwijk (vertegenwoordigd door Van Beest, Knol & Vermeulen),
hierna: de heer [naam02] .
Waar deze zaak over gaat
De heer [naam01] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Hij heeft een voorstel gedaan aan zijn schuldeisers, waarbij een deel van de vordering(en) wordt voldaan en het resterende deel door de schuldeiser wordt kwijtgescholden. Omdat niet alle schuldeisers met dit voorstel hebben ingestemd, heeft de heer [naam01] de rechtbank verzocht het aangeboden akkoord dwingend op te leggen. Dit verzoek wordt door de rechtbank toegewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De feiten waar de rechtbank van uit gaat

1.1.
De heer [naam01] heeft de afgelopen jaren een schuldenlast opgebouwd van € 123.103,08 aan negen (concurrente) schuldeisers. Het is de heer [naam01] niet gelukt om zelf een oplossing te vinden voor deze schulden. Met behulp van de gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft hij voor het laatst op 11 juli 2022 een schuldregeling aangeboden (prognoseakkoord). Dit voorstel houdt in dat over een periode van 36 maanden aan de (concurrente) schuldeisers een uitkering wordt aangeboden van 10,29% tegen kwijtschelding van het restant van hun vorderingen. Dit percentage is gebaseerd op de afloscapaciteit van de heer [naam01] op basis van zijn inkomen. Dat betekent dat de afloscapaciteit (en daarmee ook de uiteindelijke uitkering aan de schuldeisers) eventueel hoger of lager kan uitvallen.
1.2.
De heer [naam02] is niet akkoord gegaan met dit voorstel. De heer [naam01] heeft een schuld aan de heer [naam02] van € 58.844,20, dat is 47,80% van de totale schuldenlast.
1.3.
De overige acht schuldeisers hebben het aanbod (inmiddels) aanvaard.
1.4.
Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft de heer [naam01] op 18 juli 2022 bij de rechtbank twee verzoeken ingediend. In de eerste plaats wil hij dat de rechtbank de heer [naam02] dwingt mee te werken aan de schuldregeling (een dwangakkoord oplegt). Wanneer de rechtbank dit verzoek afwijst, wil hij worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). De heer [naam01] heeft laatstelijk op 29 september 2022 een aangepast verzoek tot het opleggen van het dwangakkoord ingediend. In de eerste plaats is hierin niet langer Cees advocaten vermeld als schuldeiser, maar de heer [naam02] voornoemd. In de tweede plaats richt het verzoek zich niet langer tot Oxxio (gevestigd te Rotterdam), omdat deze schuldeiser – zie 1.3 – inmiddels akkoord is gegaan.

2.De procedure

2.1.
De verzoeken van de heer [naam01] zijn behandeld op de zitting van 17 oktober 2022.
Op deze zitting verschenen:
- de heer [naam01] , vergezeld door zijn echtgenote [naam03] ;
- mevrouw [naam04] , schuldhulpverlener van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;
- mr. J.J. Wittekamp (Cees advocaten) namens de heer [naam02] .

3.Standpunten van partijen

3.1.
De heer [naam01] stelt dat het onredelijk is dat de heer [naam02] het aanbod niet aanvaardt. Volgens hem heeft hij al het mogelijke gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden en kan hij niet meer aanbieden dan hij heeft gedaan.
3.2.
De heer [naam02] stemt niet in met de aangeboden schuldregeling om de volgende redenen.
1. De heer [naam01] is de echtgenoot van mevrouw [naam03] . Laatstgenoemde heeft van de heer [naam02] een lunchroom overgenomen, maar is de betreffende overeenkomst niet naar behoren nagekomen. Bij vonnis van 16 juli 2021 zijn zowel de heer [naam01] als mevrouw [naam03] veroordeeld tot betaling aan de heer [naam02] van een bedrag aan schadevergoeding van € 53.458,32 exclusief rente en kosten. Ter zitting heeft mr. Wittekamp verklaard dat dit bedrag inmiddels is opgelopen tot € 59.616,16 (exclusief rente en kosten). Doordat voormelde koop niet is doorgegaan, is de omzet van de heer [naam02] gedaald, is zijn goodwill vervlogen en is de huurachterstand opgelopen. Hij heeft veel herstelkosten aan de lunchroom moeten maken, alsmede advocaatkosten. Ook moest hij noodgedwongen verhuizen naar een goedkopere woning.
2. Voorts zou het Wsnp-verzoek moeten worden afgewezen omdat de schulden niet te goeder trouw zijn ontstaan: er is een onderneming gestart die met aanzienlijke schulden is geëindigd en er is vervolgens een nieuwe onderneming gestart voordat oude schulden zijn afgelost. Bij afwijzing van het Wsnp-verzoek moet het akkoord worden vergeleken met de situatie dat geen sprake is van een toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, in welk geval de heer [naam02] beslag kan leggen op het inkomen. Daardoor zal hij meer ontvangen dan nu wordt aangeboden.
3. De reactie van de schuldhulpverlener op de afwijzing van het verzoek door de heer [naam02] is erg summier: alle punten behalve de verhuizing zijn onbesproken gelaten. Onduidelijk is of het aanbod is gebaseerd op een deugdelijke berekening vtlb, want de correctie voor kosten van kinderopvang lijken ten onrechte daarin te zijn opgenomen. Daarnaast blijkt uit het akkoord niet of sprake is van lijfrentes of andere vermogensvoorzieningen. Tot slot is niet aannemelijk dat de heer [naam02] en mevrouw [naam03] geen vervangende woonruimte kunnen vinden.
4. De partner werkt parttime (32 uur per week), terwijl nergens uit blijkt dat zij niet fulltime zou kunnen werken.
5. De heer [naam02] is niet geïnformeerd over de toelating tot de Wsnp van mevrouw [naam03] per 26 augustus 2022.
6. Tot slot verzoekt de heer [naam02] om een proceskostenveroordeling van de heer [naam01] , gelet op de summiere onderbouwing van het oorspronkelijke verzoek en van het verzoek om heroverweging.

4.De beoordeling van de verzoeken

4.1.
De rechtbank wijst het verzoek van de heer [naam01] om een dwangakkoord op te leggen toe. Hieronder wordt dit oordeel toegelicht.
Het beoordelingskader van een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord
4.2.
Een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord kan worden toegewezen als aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet de rechtbank vaststellen dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie. Ten tweede moet de rechtbank aan de hand van een belangenafweging vaststellen dat het onredelijk is dat naam verweerster weigert in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
Bevoegde instantie
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de schuldbemiddeling is uitgevoerd door de gemeente Pijnacker-Nootdorp. Dat betekent dat wordt voldaan aan de door wet gestelde voorwaarden, namelijk dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij. Het voorstel is naar het oordeel van de rechtbank bovendien goed en controleerbaar gedocumenteerd. Onder punt 4.6 zal de rechtbank daarop nader ingaan.
De rechtbank moet een belangenafweging maken
4.4.
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Tegelijkertijd is het belangrijk dat personen met problematische schulden zicht hebben op een schuldenvrije toekomst. De wetgever biedt daar verschillende regelingen voor, waarbij personen met schulden zich drie jaar lang maximaal moeten inspannen om zo veel mogelijk af te lossen en daarna schuldenvrij verder kunnen. Schuldeisers moeten dan vaak wel afstand doen van een (groot) deel van hun vordering. Daarom kunnen schuldeisers alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling.
4.5.
De rechtbank kan een zogenaamd ‘dwangakkoord’ opleggen wanneer de weigering van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden onredelijk is. Om te kunnen beoordelen of dat het geval is, moet de rechtbank de belangen van alle betrokkenen afwegen: van de verzoeker zelf, van de weigerende schuldeiser(s) en van de schuldeisers die wél hebben ingestemd. Op basis van die belangenafweging is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat een dwangakkoord hier op zijn plaats is.
De heer [naam01] heeft het maximaal haalbare voorstel gedaan
4.6.
Het voorstel dat de heer [naam01] aan zijn schuldeisers heeft gedaan is het maximaal haalbare. Een beter voorstel is niet mogelijk. Het is immers gebaseerd op inkomsten uit fulltime werk. Uit de dossierstukken en de verklaringen ter zitting is gebleken dat de diverse posten in de berekening vtlb realistisch zijn. De heer [naam01] en mevrouw [naam03] en hun drie jonge kinderen komen niet in aanmerking voor een goedkopere (sociale) huurwoning. Ook heeft de heer [naam01] voldoende aannemelijk gemaakt waarom rekening is gehouden met de kosten van kinderopvang. Hiertegen zijn ter zitting geen verweren meer gevoerd. Bovendien is mevrouw [naam03] onlangs toegelaten tot de Wsnp. De rechter-commissaris in die schuldsaneringsregeling stelt daarbij de beschikking vtlb vast. Daarbij wordt rekening gehouden met inkomsten, uitgaven en eventuele correcties op het vtlb die zowel mevrouw [naam03] – zij werkt sinds kort ook 36 uur per week – als de heer [naam01] betreffen. Bij toewijzing van het verzoek inzake het dwangakkoord zal de schuldhulpverlener aansluiting daarbij moeten zoeken.
4.7.
De vordering van de heer [naam02] bedraagt (gelet op de verhoging vermeld bij 3.2) ongeveer de helft van de totale schuldenlast. Dat brengt aan de ene kant mee dat niet snel kan worden geoordeeld dat het onredelijk is dat de heer [naam02] heeft geweigerd met de schuldregeling in te stemmen. Tegelijk kent de wet niet een bijzondere positie toe aan schuldeisers die een groot deel van de schuldenlast vertegenwoordigen.
De rechtbank kan dus het dwangakkoord ook toewijzen wanneer de weigerende schuldeiser het grootste deel van de schuldenlast vertegenwoordigt. In dit geval is van belang dat de meerderheid van de schuldeisers (namelijk acht van de negen), die samen ongeveer de helft van de totale schuldenlast vertegenwoordigen, wél met de aangeboden regeling hebben ingestemd.
4.8.
Uit de bij het verzoekschrift gevoegde stukken blijkt dat het dwangakkoord voor alle schuldeisers tot een gunstiger resultaat leidt dan de WSNP. Toepassing van de WSNP leidt tot hoge kosten, doordat de vergoeding van de bewindvoerder uit het gespaarde saldo wordt voldaan. Hierdoor blijft een lagere uitkering voor de schuldeisers over. In de aangeboden schuldregeling houdt de gemeente Pijnacker-Nootdorp gedurende de looptijd toezicht op de inkomsten en uitgaven van de heer [naam01] , zodat gewaarborgd is dat het maximaal haalbare bedrag zal worden uitgekeerd aan de schuldeisers. Van het bedrag dat de heer [naam01] spaart, worden de kosten voor schuldbemiddeling afgetrokken. De kosten voor schuldbemiddeling zijn minder hoog dan die van een bewindvoerder in een WSNP traject.
Overige argumenten van de heer [naam02]
4.9.
De heer [naam02] heeft aangevoerd dat de schuld niet te goeder trouw is ontstaan. Bij de belangenafweging als bedoeld in artikel 287a lid 5, Fw hoeft de aard van de vordering geen doorslaggevende rol te spelen, maar kan die het belang van die schuldeiser bij diens weigering benadrukken. Ter zitting is de gang van zaken omtrent de procedure uitvoerig aan de orde gekomen. De rechtbank is van oordeel dat de aard van de vordering niet van doorslaggevende betekenis is, afgezet tegen voormeld gunstiger resultaat bij aanvaarding van het akkoord.
Het WSNP-verzoek is niet langer aan de orde
4.10.
Omdat het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord wordt toegewezen, heeft de heer [naam01] geen belang meer bij zijn verzoek om te worden toegelaten tot de WSNP. Dat verzoek wordt daarom afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt de heer [naam02] in te stemmen met de onder 1.1 bedoelde schuldregeling;
- wijst het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling af.
Dit is de beslissing van mr. D. de Loor, rechter, in samenwerking met R. Becker, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2022.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die in het ongelijk is gesteld gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.