ECLI:NL:RBDHA:2022:11291

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
FT RK 22/664
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot oplegging van een dwangakkoord in faillissementszaak

In deze zaak heeft de heer [naam01] een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag om een dwangakkoord op te leggen aan zijn schuldeiser ABN AMRO N.V. De heer [naam01] verkeert in een problematische schuldensituatie met een totale schuldenlast van € 204.634,99, waarvan € 113.916,92 aan ABN AMRO. Ondanks zijn inspanningen om een schuldregeling te treffen, heeft ABN AMRO geweigerd in te stemmen met het voorstel. De rechtbank heeft op 31 oktober 2022 geoordeeld dat het verzoek van de heer [naam01] tot oplegging van een dwangakkoord toewijsbaar is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldbemiddeling correct is uitgevoerd door de gemeente Delft en dat het voorstel goed gedocumenteerd is. De rechtbank heeft een belangenafweging gemaakt en geconcludeerd dat de weigering van ABN AMRO om in te stemmen met de regeling onredelijk is, gezien het feit dat de meerderheid van de andere schuldeisers wel akkoord is gegaan. De rechtbank heeft ABN AMRO opgedragen in te stemmen met de schuldregeling en het verzoek om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) afgewezen, omdat dit niet langer relevant was na de toewijzing van het dwangakkoord.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummers: C/09/635577 / FT RK 22/664 en FT RK 22/665
vonnis van 31 oktober 2022
in de zaak van
[naam01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
hierna: de heer [naam01] .
tegen
ABN AMRO N.V.(hierna: ABN AMRO), gevestigd te Amsterdam,
verweerster.
Waar deze zaak over gaat
De heer [naam01] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Hij heeft een voorstel gedaan aan zijn schuldeisers, waarbij een deel van de vordering(en) wordt voldaan en het resterende deel door de schuldeiser wordt kwijtgescholden. Omdat niet alle schuldeisers met dit voorstel hebben ingestemd, heeft de heer [naam01] de rechtbank verzocht het aangeboden akkoord dwingend op te leggen. Dit verzoek wordt door de rechtbank toegewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De feiten waar de rechtbank van uit gaat

1.1.
De heer [naam01] heeft de afgelopen jaren een schuldenlast opgebouwd van € 204.634,99 aan vijftien schuldeisers. Het is de heer [naam01] niet gelukt om zelf een oplossing te vinden voor deze schulden. Met behulp van de gemeente Delft heeft hij voor het laatst op 3 september 2020 een schuldregeling aangeboden (prognoseakkoord). Dit voorstel houdt in dat over een periode van 36 maanden aan de schuldeisers met een recht van voorrang een uitkering wordt aangeboden van 1,82% en aan de gewone schuldeisers een uitkering van 0,91%, tegen kwijtschelding van het restant van hun vorderingen. Deze percentages zijn gebaseerd op de afloscapaciteit van de heer [naam01] op basis van zijn inkomen. Dat betekent dat de afloscapaciteit (en daarmee ook de uiteindelijke uitkering aan de schuldeisers) eventueel hoger of lager kan uitvallen.
1.2.
ABN AMRO is niet akkoord gegaan met dit voorstel. De heer [naam01] heeft een schuld aan ABN AMRO van € 113.916,92, dat is 55,67% van de totale schuldenlast.
1.3.
Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft de heer [naam01] op 23 september 2022 bij de rechtbank twee verzoeken ingediend. In de eerste plaats wil hij dat de rechtbank ABN AMRO dwingt mee te werken aan de schuldregeling (een dwangakkoord oplegt). Wanneer de rechtbank dit verzoek afwijst, wil hij worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).

2.De procedure

2.1.
De verzoeken van de heer [naam01] zijn behandeld op de zitting van 17 oktober 2022.
Op deze zitting verschenen:
- de heer [naam01] ;
- de heer [naam02] en – telefonisch middels inbelverbinding – de heer [naam03] , schuldhulpverleners van de gemeente Delft.
2.2.
ABN AMRO is opgeroepen, maar niet op de zitting verschenen. ABN AMRO heeft wel schriftelijk verweer gevoerd.

3.Standpunten van partijen

3.1.
De heer [naam01] stelt dat het onredelijk is dat ABN AMRO het aanbod niet aanvaardt. Volgens hem heeft hij al het mogelijke gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden en kan hij niet meer aanbieden dan hij heeft gedaan.
3.2.
ABN AMRO stemt niet in met de aangeboden schuldregeling om de volgende redenen.
1) Het is onduidelijk waarom de gemeente in haar e-mail van 10 maart 2022 een saneringskrediet benoemt, terwijl daarvan tot dan toe geen sprake was.
2) De schuld is niet te goeder trouw ontstaan. Die vloeit voort uit een medisch krediet dat in 2005 is verstrekt voor de inrichting van een tandartspraktijk. In 2006 had de heer [naam01] het krediet al volledig opgenomen, maar voldeed hij niet aan zijn betalingsverplichtingen. In 2007 werd hij failliet verklaard, in de jaren erna heeft hij diverse andere ondernemingen opgestart en er kennelijk voor gewerkt, zonder op de schuld aan ABN AMRO af te lossen. Contact om een regeling te kunnen treffen bleek niet mogelijk.
3) Volgens de schuldhulpverlener zou de heer [naam01] al vanaf 2019 bezig zijn met solliciteren, maar zou er telkens sprake zijn van afwijzingen om diverse redenen. Eerst werden leeftijd en overkwalificatie benoemd als redenen voor afwijzing, later werden juist afstand tot de arbeidsmarkt en een veranderend werkveld benoemd als redenen en werd vermeld dat overkwalificatie geen reden van afwijzing bleek te zijn. Het verwondert de bank, helemaal gezien de krapte op de arbeidsmarkt, dat de heer [naam01] al geruime tijd geen inkomen middels werk zou kunnen vergaren.
4) Het is de bank ook niet duidelijk in hoeverre de geleverde inspanningen ook daadwerkelijk op een kritische wijze worden gecontroleerd. Op de nakoming van de sollicitatieverplichting wordt in de Wsnp beter toezicht gehouden dan in een minnelijk traject.

4.De beoordeling van de verzoeken

4.1.
De rechtbank wijst het verzoek van de heer [naam01] om een dwangakkoord op te leggen toe. Hieronder wordt dit oordeel toegelicht.
Het beoordelingskader van een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord
4.2.
Een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord kan worden toegewezen als aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet de rechtbank vaststellen dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie. Ten tweede moet de rechtbank aan de hand van een belangenafweging vaststellen dat het onredelijk is dat ABN AMRO weigert in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
Bevoegde instantie
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de schuldbemiddeling is uitgevoerd door de gemeente Delft. Dat betekent dat wordt voldaan aan de door wet gestelde voorwaarden, namelijk dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij. Het voorstel is naar het oordeel van de rechtbank bovendien goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank moet een belangenafweging maken
4.4.
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Tegelijkertijd is het belangrijk dat personen met problematische schulden zicht hebben op een schuldenvrije toekomst. De wetgever biedt daar verschillende regelingen voor, waarbij personen met schulden zich drie jaar lang maximaal moeten inspannen om zo veel mogelijk af te lossen en daarna schuldenvrij verder kunnen. Schuldeisers moeten dan vaak wel afstand doen van een (groot) deel van hun vordering. Daarom kunnen schuldeisers alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling.
4.5.
De rechtbank kan een zogenaamd ‘dwangakkoord’ opleggen wanneer de weigering van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden onredelijk is. Om te kunnen beoordelen of dat het geval is, moet de rechtbank de belangen van alle betrokkenen afwegen: van de verzoeker zelf, van de weigerende schuldeiser(s) en van de schuldeisers die wél hebben ingestemd. Op basis van die belangenafweging is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat een dwangakkoord hier op zijn plaats is.
De heer [naam01] heeft het maximaal haalbare voorstel gedaan
4.6.
Het voorstel dat de heer [naam01] aan zijn schuldeisers heeft gedaan is het maximaal haalbare. Een beter voorstel is niet mogelijk. De heer [naam01] ontvangt een Participatiewetuitkering en heeft een sollicitatieplicht. Hij wil graag werken en solliciteert naar eigen zeggen veel en breed. Dit heeft hij met sollicitatiebewijzen aangetoond. Gelet op zijn leeftijd (57 jaar) en zijn afstand tot de arbeidsmarkt wil de rechtbank wel aannemen dat de heer [naam01] tot nu toe telkens wordt afgewezen.
Hij heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij zich maximaal heeft ingespannen en zal blijven inspannen voor het vinden van betaald werk.
Deze regeling is in het belang van de andere schuldeisers
4.7.
De vordering van ABN AMRO bedraagt met 55,67% een aanzienlijk deel van de totale schuldenlast. Dat brengt aan de ene kant mee dat niet snel kan worden geoordeeld dat het onredelijk is dat ABN AMRO heeft geweigerd met de schuldregeling in te stemmen. Tegelijk kent de wet niet een bijzondere positie toe aan schuldeisers die een groot deel van de schuldenlast vertegenwoordigen. De rechtbank kan dus het dwangakkoord ook toewijzen wanneer de weigerende schuldeiser het grootste deel van de schuldenlast vertegenwoordigt. In dit geval is van belang dat de meerderheid van de schuldeisers (namelijk veertien van de vijftien schuldeisers), die samen ruim 44% van de totale schuldenlast vertegenwoordigen, wél met de aangeboden regeling hebben ingestemd.
Uit de bij het verzoekschrift gevoegde stukken blijkt dat het dwangakkoord voor alle schuldeisers tot een gunstiger resultaat leidt dan de WSNP. Toepassing van de WSNP leidt tot hoge kosten, doordat de vergoeding van de bewindvoerder uit het gespaarde saldo wordt voldaan. Hierdoor blijft een lagere uitkering voor de schuldeisers over.
Dat het een saneringskrediet betreft is een misverstand, het gaat wel degelijk om een prognoseakkoord. In de aangeboden schuldregeling houdt de gemeente Delft gedurende de looptijd toezicht op de inkomsten en uitgaven van de heer [naam01] , zodat gewaarborgd is dat het maximaal haalbare bedrag zal worden uitgekeerd aan de schuldeisers. Van het bedrag dat de heer [naam01] spaart, worden de kosten voor schuldbemiddeling afgetrokken. De kosten voor schuldbemiddeling zijn minder hoog dan die van een bewindvoerder in een WSNP traject.
Overige argumenten van ABN AMRO
4.9.
ABN AMRO heeft nog aangevoerd dat de schuld niet te goeder trouw is ontstaan. Bij de belangenafweging als bedoeld in artikel 287a lid 5, Fw hoeft de aard van de vordering geen doorslaggevende rol te spelen, maar kan die het belang van die schuldeiser bij diens weigering benadrukken. De rechtbank is van oordeel dat die aard, afgezet tegen voormeld gunstiger resultaat bij aanvaarding van het akkoord, niet van doorslaggevende betekenis is. In de eerste plaats is de schuld erg oud (uit 2006). Daarnaast heeft de heer [naam03] verklaard dat de heer [naam01] wel degelijk een betalingsregeling heeft voorgesteld, maar dat ABN AMRO die niet wilde aanvaarden. De vraag waarom de ondernemingen niet van de grond kwamen, is in brieven uitgelegd en ter zitting besproken. ABN AMRO is niet verschenen om zich verder te laten voorlichten.
Het WSNP-verzoek is niet langer aan de orde
4.10.
Omdat het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord wordt toegewezen, heeft de heer [naam01] geen belang meer bij zijn verzoek om te worden toegelaten tot de WSNP. Dat verzoek wordt daarom afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt ABN AMRO in te stemmen met de onder 1.1 bedoelde schuldregeling;
- wijst het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling af.
Dit is de beslissing van mr. D. de Loor, rechter, in samenwerking met R. Becker, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2022.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die in het ongelijk is gesteld gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.