ECLI:NL:RBDHA:2022:11290

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
FT RK 22/487
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot oplegging van een dwangakkoord in faillissementsprocedure met betrekking tot alimentatie en verstoorde relaties

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 31 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord. De verzoeker, die zich in een problematische schuldensituatie bevindt, heeft een voorstel gedaan aan zijn schuldeisers om een deel van zijn schulden te voldoen en het resterende deel kwijt te schelden. Aangezien niet alle schuldeisers met dit voorstel instemden, heeft de verzoeker de rechtbank verzocht om het akkoord dwingend op te leggen. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen, waarbij zij heeft vastgesteld dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door de gemeente Pijnacker-Nootdorp. De rechtbank heeft een belangenafweging gemaakt en geconcludeerd dat de weigering van de schuldeisers, waaronder alimentatievorderingen van twee ex-partners, onredelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat het voorstel van de verzoeker het maximaal haalbare is, gezien zijn financiële situatie en gezondheidsproblemen. De meerderheid van de schuldeisers heeft ingestemd met het voorstel, wat zwaarder weegt dan de belangen van de weigerende schuldeisers. De rechtbank heeft het verzoek tot oplegging van het dwangakkoord toegewezen en het verzoek om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) afgewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummers: C/09/632136 / FT RK 22/487 en FT RK 22/488
vonnis van 31 oktober 2022
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode en woonplaats],
hierna: [verzoeker] ,
tegen

1.LBIO, gevestigd te Rotterdam,

2. [verweerster 2],wonende op een geheim adres, en
3. [verweerster 3],wonende op een geheim adres,
hierna: LBIO, [verweerster 2] en [verweerster 3] .
Waar deze zaak over gaat
[verzoeker] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Hij heeft een voorstel gedaan aan zijn schuldeisers, waarbij een deel van de vordering(en) wordt voldaan en het resterende deel door de schuldeiser wordt kwijtgescholden. Omdat niet alle schuldeisers met dit voorstel hebben ingestemd, heeft [verzoeker] de rechtbank verzocht het aangeboden akkoord dwingend op te leggen. Dit verzoek wordt door de rechtbank toegewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De feiten waar de rechtbank van uit gaat

1.1.
[verzoeker] heeft de afgelopen jaren een schuldenlast opgebouwd van
€ 93.802,20 aan acht schuldeisers. Het is [verzoeker] niet gelukt zelf een oplossing te vinden voor deze schulden. Met behulp van de gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft hij voor het laatst op 7 april 2022 een schuldregeling aangeboden (saneringsakkoord). Dit voorstel houdt in dat aan de (concurrente) schuldeisers een uitkering ineens wordt aangeboden van 1,77% tegen kwijtschelding van het restant van hun vorderingen.
1.2.
Blijkens de brief van het LBIO van 18 augustus 2022 omvat de vordering van LBIO zowel een eigen vordering (opslagkosten € 1.262,75) als alimentatievorderingen van [verweerster 2] en [verweerster 3] . Laatstgenoemden hebben dat bevestigd in hun gezamenlijke e-mail van 10 oktober 2022 en daarbij opgaaf gedaan van hun vorderingen. Die stemmen overeen met de opgaaf van LBIO in voormelde brief van 18 augustus 2022. [verweerster 2] en [verweerster 3] zijn niet akkoord gegaan met het voorstel inzake het dwangakkoord.
LBIO heeft in voormelde brief verklaard geen verweer te zullen voeren.
[verzoeker] heeft een schuld inzake partneralimentatie aan [verweerster 2] van € 14.877,41, dat is 15,69% van de totale schuldenlast.
[verzoeker] heeft een schuld aan [verweerster 3] inzake kinderalimentatie van € 2.800,75, dat is 2,94% van de totale schuldenlast.
[verzoeker] heeft een schuld aan LBIO van € 1.262,95, dat is 1,33% van de totale schuldenlast.
1.3.
De overige vijf schuldeisers hebben het aanbod aanvaard.
1.4.
Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft [verzoeker] op 12 juli 2022 bij de rechtbank twee verzoeken ingediend. In de eerste plaats wil hij dat de rechtbank LBIO, [verweerster 2] en [verweerster 3] dwingt mee te werken aan de schuldregeling (een dwangakkoord oplegt). Wanneer de rechtbank dit verzoek afwijst, wil hij worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).

2.De procedure

2.1.
De verzoeken van [verzoeker] zijn behandeld op de zitting van 17 oktober 2022. Op deze zitting verschenen:
- [verzoeker] , vergezeld door mevrouw [Y], beschermingsbewindvoerder (Mando B.V.);
- [Z], schuldhulpverlener van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;
- [verweerster 2] en [verweerster 3] .
2.2.
LBIO is opgeroepen, maar niet op de zitting verschenen.

3.Standpunten van partijen

3.1.
[verzoeker] stelt dat het onredelijk is dat LBIO, [verweerster 2] en [verweerster 3] het aanbod niet aanvaarden. Volgens hem heeft hij al het mogelijke gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden en kan hij niet meer aanbieden dan hij heeft gedaan. Hij heeft in 2017 een bypassoperatie gehad en heeft sindsdien een slecht uithoudingsvermogen. Hij doet enig vrijwilligerswerk. In het kader van de Participatiewetuitkering die hij ontvangt hoeft hij niet te solliciteren.
3.2.
LBIO stemt niet in met de aangeboden schuldregeling. LBIO heeft zijn standpunt niet onderbouwd. Hij heeft geen verweer gevoerd en aangegeven dat ook niet te zullen doen.
3.3.
[verweerster 2] stemt niet in met de aangeboden schuldregeling om – kort samengevat – de volgende redenen. Als [verzoeker] destijds hun spaargeld niet had opgenomen, dan had zij nu wat achter de hand gehad voor bijdragen aan de studie van hun zestienjarige zoon en zijn sociale leven. [verzoeker] is als vader wettelijk verplicht alimentatie te betalen. Zijn schuld bij andere partijen hoeft niet de zorg te zijn van hun kinderen.
3.4.
[verweerster 3] stemt niet in met de aangeboden schuldregeling om – kort samengevat – de volgende redenen. [verzoeker] had als vader voor haar en haar broertje moeten zorgen. Echter, bij de echtscheiding van haar moeder heeft hij al hun spaargeld meegenomen. Door geldgebrek is zij met haar studie gestopt. [verzoeker] heeft dus mentale en financiële schade aangericht. Bovendien kan hij door zijn fysieke conditie misschien geen zwaar werk verrichten, maar wel genoeg ander werk. Sinds de jaren na de scheiding heeft hij dat echter niet gedaan.
3.5.
Ter zitting hebben [verweerster 2] en [verweerster 3] aan hun verklaringen toegevoegd dat [verzoeker] misschien niet nu fulltime kan werken, maar dat hij dat voorheen, ook na de scheiding, wel had kunnen doen. Zij hebben hun leven zelf op de rit gezet en voelen zich niet verplicht nu actief mee te werken om de problemen van [verzoeker] op te lossen.

4.De beoordeling van de verzoeken

4.1.
De rechtbank wijst het verzoek van [verzoeker] om een dwangakkoord op te leggen toe. Hieronder wordt dit oordeel toegelicht.
Het beoordelingskader van een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord
4.2.
Een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord kan worden toegewezen als aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet de rechtbank vaststellen dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie. Ten tweede moet de rechtbank aan de hand van een belangenafweging vaststellen dat het onredelijk is dat [verweerster 2] en [verweerster 3] weigeren in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
Bevoegde instantie
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de schuldbemiddeling is uitgevoerd door de gemeente Pijnacker-Nootdorp. Dat betekent dat wordt voldaan aan de door wet gestelde voorwaarden, namelijk dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij. Het voorstel is naar het oordeel van de rechtbank bovendien goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank moet een belangenafweging maken
4.4.
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Tegelijkertijd is het belangrijk dat personen met problematische schulden zicht hebben op een schuldenvrije toekomst. De wetgever biedt daar verschillende regelingen voor, waarbij personen met schulden zich drie jaar lang maximaal moeten inspannen om zo veel mogelijk af te lossen en daarna schuldenvrij verder kunnen. Schuldeisers moeten dan vaak wel afstand doen van een (groot) deel van hun vordering. Daarom kunnen schuldeisers alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling.
4.5.
De rechtbank kan een zogenaamd ‘dwangakkoord’ opleggen wanneer de weigering van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden onredelijk is. Om te kunnen beoordelen of dat het geval is, moet de rechtbank de belangen van alle betrokkenen afwegen: van de verzoeker zelf, van de weigerende schuldeiser(s) en van de schuldeisers die wél hebben ingestemd. Op basis van die belangenafweging is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat een dwangakkoord hier op zijn plaats is.
[verzoeker] heeft het maximaal haalbare voorstel gedaan
4.6.
Het voorstel dat [verzoeker] aan zijn schuldeisers heeft gedaan is het maximaal haalbare. Een beter voorstel is niet mogelijk. Het aanbod is weliswaar gebaseerd op inkomsten uit een Participatiewetuitkering, maar [verzoeker] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zijn inkomsten de komende jaren niet zullen stijgen.
De gemeente heeft hem in het kader van de uitkering vrijgesteld van de sollicitatieplicht, omdat hij zeer waarschijnlijk niet meer kan werken. Hij heeft een bypassoperatie gehad. Het verweer van [verweerster 3] luidt dat zijn conditie zeker verslechterd kan zijn, maar dat er genoeg baantjes zijn waarvoor hij niet zwaar fysiek werk hoeft te verrichten. Ter zitting heeft [verzoeker] verklaard dat hij zeker niet kan werken. Door de hartklachten is hij heel snel uitgeput. Daarnaast heeft hij een kankeroperatie gehad, waarvoor hij onder behandeling staat, en krijgt hij deze week een staaroperatie.
De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is dat, mocht [verzoeker] al werk vinden, hij afloscapaciteit kan genereren. Zij betrekt hierbij niet alleen de slechte gezondheid, maar ook zijn leeftijd (58 jaar) en zijn afstand tot de arbeidsmarkt.
Deze regeling is in het belang van de andere schuldeisers
4.7.
De meerderheid van de schuldeisers, die samen ongeveer 80% van de totale schuldenlast vertegenwoordigen, heeft ingestemd met de aangeboden schuldregeling. De belangen van deze schuldeisers wegen, mede vanwege de gezamenlijke omvang, zwaarder dan die van de weigerende schuldeisers.
4.8.
Uit de bij het verzoekschrift gevoegde stukken blijkt dat het dwangakkoord voor alle schuldeisers tot een gunstiger resultaat leidt dan de WSNP. Toepassing van de WSNP leidt tot hoge kosten, doordat de vergoeding van de bewindvoerder uit het gespaarde saldo wordt voldaan. Hierdoor blijft een lagere uitkering voor de schuldeisers over.
De kosten voor schuldbemiddeling zijn minder hoog dan die van een bewindvoerder in een WSNP traject. Aangezien het een saneringskrediet betreft, wordt het aangeboden akkoord op korte termijn aan de schuldeisers overgemaakt, zodat zij het dossier kunnen sluiten.
Argumenten van [verweerster 2] en [verweerster 3]
4.9.
De verweren van [verweerster 2] en [verweerster 3] komen er kort gezegd op neer dat [verzoeker] slecht voor hen heeft gezorgd en hun spaargeld na de scheiding heeft meegenomen. Hij heeft daarna ook de wettelijk verplichte alimentatie niet betaald.
4.1
Deze argumenten zijn aan te merken als persoonlijke, niet-zakelijke redenen. Zakelijk betekent in dit verband: gegrond vermoeden van een hogere uitkering in het WSNP-traject. Bij de invoering van de regeling van het dwangakkoord stond de wetgever voor ogen dat de rechter, alle omstandigheden van het geval in de afweging betrekkend, daaraan voorbij kan gaan [1] .
4.11.
De weigering van [verweerster 2] en [verweerster 3] is, persoonlijk gezien, zeer begrijpelijk, vanwege de manier waarop hun vorderingen zijn ontstaan en de ernstig verstoorde relatie tussen hen en [verzoeker] . De rechtbank is echter van oordeel dat hun belangen niet doorslaggevend zijn, gelet op de zakelijke redenen vermeld bij 4.6 tot en met 4.8 die hier in het geding zijn. Het voorstel is immers het maximaal haalbare en levert voor de schuldeisers het meeste op. Bovendien is de gezamenlijke omvang van de vorderingen van de instemmende schuldeisers veel groter (80%). De belangen van [verzoeker] en van de instemmende schuldeisers wegen daarom zwaarder. Dat maakt dat [verweerster 2] en [verweerster 3] in redelijkheid niet (langer) hun medewerking aan het aangeboden voorstel kunnen onthouden.
Het WSNP-verzoek is niet langer aan de orde
4.12.
Omdat het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord wordt toegewezen, heeft [verzoeker] geen belang meer bij zijn verzoek om te worden toegelaten tot de WSNP. Dat verzoek wordt daarom afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [verweerster 2] en [verweerster 3] in te stemmen met de onder 1.1
bedoelde schuldregeling;
- wijst het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling af.
Dit is de beslissing van mr. D. de Loor, rechter, in samenwerking met R. Becker, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2022.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die in het ongelijk is gesteld gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 2004-2005, 29 942, nr. 3 (MvT), p. 17.