ECLI:NL:RBDHA:2022:1129

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
NL20.3427 en NL20.3428
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvragen

In deze zaak hebben eisers, een echtpaar, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun asielaanvragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder op 9 oktober 2020 alsnog op de aanvragen heeft beslist. De rechtbank heeft de gemachtigde van eisers op 10 februari 2021 verzocht om te bevestigen of de inwilligende beslissing aanleiding geeft om het beroep in te trekken. Aangezien er geen reactie is ontvangen, gaat de rechtbank ervan uit dat de beroepen worden gehandhaafd.

De rechtbank heeft vervolgens, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat met de inwilliging van de aanvragen de eisers hebben bereikt wat zij beoogden, waardoor de beroepen tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet meer beoordeeld hoeven te worden. De beroepen zijn derhalve niet-ontvankelijk verklaard.

Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat verweerder een dwangsom van €1.442,- verschuldigd is aan eisers, maar dat er slechts één dwangsom verbeurd wordt omdat eisers gehuwd zijn en gelijktijdig zijn ingereisd. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder deze dwangsom op 22 mei 2020 al heeft betaald, waardoor eisers geen procesbelang meer hebben op dit punt. Tot slot heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers, vastgesteld op €379,50.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.3427 en NL20.3428
V-nummers: [nummer 1] en [nummer 2]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam 1] , eiser

[naam 2] ,eiseres
mede namens hun minderjarige kinderen
[naam 3]en
[naam 4]
gezamenlijk te noemen eisers
(gemachtigde: mr. E. Arslan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 7 februari 2020 hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvragen.
Verweerder heeft op 24 februari 2020 een verweerschrift ingediend.
Op 9 oktober 2020 heeft verweerder alsnog op de asielaanvragen van eisers beslist.
De rechtbank heeft bij brief van 10 februari 2021 de gemachtigde van eisers verzocht de rechtbank te informeren of de inwilligende beslissing aanleiding is voor eisers om het beroep op het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvragen in te trekken. De gemachtigde heeft tot op heden niet gereageerd. De rechtbank leidt daar uit af dat de beroepen gehandhaafd worden.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Met de inwilliging van de aanvragen hebben eisers bereikt wat zij beoogden en hoeven de beroepen tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet meer te worden beoordeeld. De beroepen zijn in zoverre niet-ontvankelijk.
2. In het verweerschrift van 24 februari 2020 heeft verweerder erkend eisers een dwangsom verschuldigd te zijn voor een bedrag van €1.442,-. Omdat eisers gehuwd zijn en gelijktijdig zijn ingereisd is er sprake van samenhang. Daarom wordt er in totaal één dwangsom verbeurd.
3. De rechtbank overweegt, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 juli 2020 [1] , dat aanvragen inhoudelijk zodanig met elkaar kunnen samenhangen, dat een redelijke toepassing van de artikelen 4:17, eerste lid van de Awb met zich brengt dat het bestuursorgaan slechts één dwangsom heeft verbeurd of kan verbeuren. Verweerder heeft terecht betoogd dat hij bij aanvragen van een echtpaar zo'n inhoudelijke samenhang tussen de aanvragen als uitgangspunt kan nemen en één dwangsom verbeurt.
4. Uit het dossier blijkt dat verweerder op 22 mei 2020 reeds de bestuurlijke dwangsom ten bedrage van € 1.442 aan de gemachtigde van eisers heeft betaald. Eisers hebben dan ook geen procesbelang meer op dit punt.
5. Overeenkomstig het verzoek van eisers veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 379,50
(driehonderdnegenenzeventig euro en 50 cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.