ECLI:NL:RBDHA:2022:1127

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
NL20.4156 en NL20.4157
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvragen en dwangsomkwestie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 10 februari 2022, hebben eisers, bestaande uit [naam 2] en [naam 3] met hun minderjarige kind, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun asielaanvragen. De eisers hebben op 15 februari 2020 hun beroep ingediend, waarna op 9 oktober 2020 alsnog op hun aanvragen is beslist. De gemachtigde van eisers heeft op 16 oktober 2020 meegedeeld dat de beroepen worden gehandhaafd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 17 november 2020 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat met de inwilliging van de aanvragen de eisers hebben bereikt wat zij beoogden, waardoor de beroepen tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet meer beoordeeld hoeven te worden. De beroepen zijn in zoverre niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast heeft verweerder op 4 mei 2020 aan eisers meegedeeld dat zij een dwangsom van €1.442,- verschuldigd zijn. De rechtbank oordeelt dat, gezien de samenhang van de aanvragen van het echtpaar, er slechts één dwangsom verbeurd kan worden. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat aanvragen inhoudelijk samenhangen en dat er in dat geval slechts één dwangsom kan worden verbeurd.

De rechtbank concludeert dat verweerder op 6 november 2020 de bestuurlijke dwangsom van €1.442,- al heeft betaald aan de gemachtigde van eisers, waardoor eisers geen procesbelang meer hebben op dit punt. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers, vastgesteld op €379,50, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.4156 en NL20.4157
V-nummers: [nummer 1] en [nummer 2]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam 1] , eiser

[naam 2] ,eiseres
mede namens hun minderjarige kind
[naam 3]
gezamenlijk te noemen eisers
(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 15 februari 2020 hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvragen.
Op 9 oktober 2020 is alsnog op de asielaanvragen van eisers beslist.
Bij brief van 16 oktober 2020 heeft de gemachtigde van eisers meegedeeld dat de beroepen worden gehandhaafd.
Verweerder heeft op 17 november 2020 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Met de inwilliging van de aanvragen hebben eisers bereikt wat zij beoogden en hoeven de beroepen tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet meer te worden beoordeeld. De beroepen zijn in zoverre niet-ontvankelijk.
2. Bij besluit van 4 mei 2020 heeft verweerder eisers meegedeeld hen een dwangsom verschuldigd te zijn voor een bedrag van €1.442,-. Omdat eisers gehuwd zijn en gelijktijdig zijn ingereisd is er sprake van samenhang. Daarom wordt er in totaal één dwangsom verbeurd.
3. Bij brief van 16 oktober 2020 hebben eisers zich op het standpunt gesteld dat zij verweerder niet volgen in zijn opvatting dat er sprake is van samenhang, het betreft immers individuele beschikkingen. Eisers zijn van mening dat verweerder hen een dwangsom van
€ 1.442,- per persoon verschuldigd is.
4. De rechtbank overweegt, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 juli 2020 [1] , dat aanvragen inhoudelijk zodanig met elkaar kunnen samenhangen, dat een redelijke toepassing van de artikelen 4:17, eerste lid van de Awb met zich brengt dat het bestuursorgaan slechts één dwangsom heeft verbeurd of kan verbeuren. Verweerder heeft terecht betoogd dat hij bij aanvragen van een echtpaar zo'n inhoudelijke samenhang tussen de aanvragen als uitgangspunt kan nemen en één dwangsom verbeurt.
5. Uit het dossier blijkt dat verweerder op 6 november 2020 reeds de bestuurlijke dwangsom ten bedrage van € 1.442 aan de gemachtigde van eisers heeft betaald. Eisers hebben dan ook geen procesbelang meer op dit punt.
6. Overeenkomstig het verzoek van eisers veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 379,50
(driehonderdnegenenzeventig euro en 50 cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.