ECLI:NL:RBDHA:2022:11219

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2022
Publicatiedatum
28 oktober 2022
Zaaknummer
NL21.16200
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Nigeriaanse alleenstaande moeder met vrees voor besnijdenis dochter en mensenhandel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 oktober 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een alleenstaande moeder uit Nigeria, die vreesde voor besnijdenis van haar dochter en voor vervolging door mensenhandelaren. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag van de eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel afgewezen. Eiseres, die lesbisch is, heeft aangevoerd dat zij uit Nigeria is gevlucht vanwege de onveiligheid die zij daar ervaart door haar seksuele geaardheid en de vrees dat haar dochtertje besneden zal worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiseres en haar achtergrond. De rechtbank oordeelde dat de geloofwaardigheid van het relaas van eiseres niet op de juiste wijze was beoordeeld, vooral omdat de Staatssecretaris niet deugdelijk had gemotiveerd waarom van eiseres meer gedetailleerde verklaringen verwacht mochten worden, gezien haar verleden van trauma en mensenhandel. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de Staatssecretaris opgedragen om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, waarbij alle relevante persoonlijke omstandigheden van eiseres in acht moeten worden genomen. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.518,00.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.16200

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres],eiseres, mede ten behoeve van haar dochter
[dochter],
geboren op respectievelijk [geboortedatum] en [geboortedag] 2020
beiden van Nigeriaanse nationaliteit
V-nummers respectievelijk [nummer] en [nummer]
(gemachtigde: mr. S.N. Ali),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.R. de Groot).

ProcesverloopBij besluit van 16 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 28 april 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Idemudia. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Het onderzoek ter zitting is geschorst om verweerder gelegenheid te geven om nadere vragen te beantwoorden. Eiseres heeft vervolgens gelegenheid gekregen om te reageren op verweerders reactie.
Omdat geen van de partijen nadien, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Asielrelaas kort samengevat
1. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij uit Nigeria is weggegaan omdat zij een lesbienne is. Dit wordt niet geaccepteerd in haar land. Ze is in de zomer van 2006 betrapt terwijl ze zoende met haar vriendin (p. 6 NG), dat is nu bekend in haar hele gemeenschap, haar familie weet ervan, daardoor is het voor eiseres daar onveilig. Ze vreest voor haar familie, de gemeenschap waartoe ze behoort en ook voor de autoriteiten. Nadat zij en haar vriendin zijn betrapt, is eiseres gevlucht naar een vrouw die zij kende van de markt. Deze vrouw had haar eerder al verteld dat zij jonge meisjes helpt aan werk in Europa. Eiseres wist toen niet wat voor werk dat zou zijn. Na een voodoo ritueel, waarbij eiseres onder meer is verkracht door de voodoo priester, is eiseres naar Europa gesmokkeld waar ze gedwongen werd tot prostitutie. Ze is bang voor de mensen die haar naar Europa hebben gebracht en hebben verhandeld, vanwege de voodoo-eed die ze heeft moeten afleggen. Eiseres is bovendien bang dat bij terugkeer haar dochtertje in Nigeria zal worden besneden temeer nu haar dochtertje de achternaam van eiseres en daarmee van de vader van eiseres draagt. De vader van eiseres zal willen dat het dochtertje van eiseres wordt besneden.
Het besluit van verweerder
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst.
2. Lesbische geaardheid.
3. Problemen naar aanleiding van de lesbische geaardheid.
4. Eiseres is slachtoffer van mensenhandel.
5. Verklaring dat dochtertje in Nigeria kan worden besneden.
Verweerder heeft element 1, 4 en 5 geloofwaardig geacht, element 2 en 3 heeft hij ongeloofwaardig geacht. De geloofwaardig geachte elementen geven verweerder geen reden tot verlening van een verblijfsvergunning, zij wegen daarvoor onvoldoende zwaar. Daarom is de asielaanvraag afgewezen als ongegrond.
Het standpunt van eiseres
3. Eiseres is het niet eens met het besluit van verweerder. Kort samengevat vindt zij vooral dat verweerder bij zijn beoordeling van haar relaas onvoldoende rekening heeft gehouden met haar referentiekader. In dit verband wijst zij er onder meer op dat zij op jeugdige leeftijd is verkracht door de voodoo priester, dat zij minderjarig was op het moment dat zij haar land verliet, dat zij ook nog minderjarig was toen zij in Italië werd gedwongen tot prostitutie en dat verweerder dit alles geloofwaardig heeft geacht.
De beoordeling door de rechtbank
Geloofwaardigheid
Beleid en jurisprudentie
4. Zoals blijkt uit het beleid van verweerder [1] en uit de jurisprudentie [2] op dit punt ligt het zwaartepunt van de beoordeling in lhbti-zaken bij het persoonlijke en authentieke verhaal dat de vreemdeling vertelt over en vanuit zijn/haar eigen ervaringen met betrekking tot zijn/haar seksuele geaardheid.
Uit verweerders beleid volgt dat bij de beoordeling en weging van de verklaringen van de vreemdeling rekening gehouden moet worden met zowel de leeftijd ten tijde van de gestelde gebeurtenissen in het land van herkomst als ook met de leeftijd ten tijde van het horen.
Verwachtingen over de gedetailleerdheid en diepgang van de verklaringen van eiseres
5.1
Verweerder vindt dat eiseres (te) weinig inzicht heeft kunnen verschaffen in haar gedachten en gevoelens aangaande (de ontwikkeling van) haar seksuele gerichtheid terwijl volgens verweerder van haar mocht worden verwacht dat zij in staat is zich (diepgaand) te uiten over onder meer haar gevoelens en geaardheid. Voor de onderbouwing van dit standpunt hecht verweerder grote waarde aan het gegeven dat eiseres langdurig in West-Europa heeft verbleven. Verweerder werpt dit eiseres in het bestreden besluit tegen:
a. waar het gaat om het authentieke relaas over haar geaardheid:
- “dat haar langdurige verblijf in een land in het vrije West-Europa geen nadelige invloed op haar uitdrukkingsvermogen kan hebben gehad, integendeel” [3] ;
- “in het bijzonder de omstandigheid dat betrokkene 14 jaar in het vrije West-Europa heeft doorgebracht waardoor van haar mocht worden verwacht gedetailleerde en diepgaande verklaringen af te leggen m.b.t. haar geaardheid” [4] ;
b. waar het gaat om haar relatie met Stella:
- “wordt – opnieuw – in aanmerking genomen dat betrokkene 15 jaar in het vrije West-Europa heeft geleefd en om die reden mocht (…) meer van haar worden verwacht” [5] ;
c. waar het gaat om het beroep van eiseres op haar jeugdige leeftijd ten tijde van de ontdekking van haar geaardheid:
- “Betrokkene was ten tijde van haar nader gehoor 31 jaar oud en had bovendien voorafgaand aan haar komst naar Nederland langdurig in West-Europa geleefd. Van haar mocht om die reden meer worden verwacht als het gaat om haar vermogen zich uit te drukken. Zij mag ook worden geacht te kunnen reflecteren op de ontdekking van haar geaardheid” [6] ; en
d. waar het gaat om haar kennis over en contacten met LHBTI:
- “In casu is overwogen dat de individuele situatie van betrokkene aanleiding geeft voor een bepaald verwachtingspatroon. Hiertoe wordt verwezen naar de leeftijd van betrokkene en de duur van haar verblijf in Europa” [7] .
5.2
Ter zitting heeft verweerder vastgehouden aan zijn herhaalde stelling dat eiseres na een lang verblijf in het ‘vrije westen’ in staat moet worden geacht gedetailleerder en diepgaander te verklaren. Verweerder verklaart dat deze stelling een aanname is, verweerder heeft daar geen (wetenschappelijke) onderbouwing voor. Maar volgens verweerder kan een lang verblijf in een westers land positief bijdragen aan het vermogen tot verklaren en het feit dat eiseres in Italië langdurig is gedwongen tot prostitutie doet daaraan volgens hem niet af.
5.3
Naar het oordeel van de rechtbank stelt eiseres terecht dat het standpunt van verweerder dat een vreemdeling die langere tijd in Europa dan wel in het ‘vrije westen’ heeft verbleven in staat moet worden geacht (daardoor) gedetailleerder en diepgaander te verklaren, geen stand kan houden nu dit standpunt geheel niet is onderbouwd. Dit betekent dat de op deze aanname gebaseerde verwachtingen van verweerder over de diepgang en gedetailleerdheid waarmee eiseres zou moeten kunnen verklaren, evenmin zijn onderbouwd en dat verweerder deze daarom niet aan eiseres mocht tegenwerpen.
Verder heeft eiseres terecht gesteld dat verweerder op dit punt onvoldoende rekening heeft gehouden met haar achtergrond: verweerders verwachtingen over het vermogen van eiseres om gedetailleerd en diepgaand te verklaren zijn niet gestoeld op het persoonlijke referentiekader van eiseres. Zo heeft verweerder bij zijn beoordeling van wat hij van de verklaringen van eiseres mocht verwachten niet kenbaar betrokken dat eiseres als minderjarige is verkracht tijdens het voodoo ritueel voorafgaand aan haar reis naar Europa, dat zij nog maar 16 jaar was toen zij in Italië (Europa) aankwam, dat zij (als minderjarige) langdurig werd gedwongen tot straatprostitutie en dat zij daarbij haar gevoelens voor zichzelf moest houden en moest doen wat haar werd opgedragen.
Aanvullend wijst de rechtbank in dit verband nog op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 24 november 2021 [8] waarin de Afdeling heeft geoordeeld dat verweerder ‘niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom die antwoorden, mede in het licht van de jonge leeftijd waarop de vreemdeling stelt te hebben ontdekt dat hij homoseksueel is, volgens hem tekortschieten’ en dat het gegeven ‘dat de vreemdeling inmiddels volwassen is, niet betekent dat van hem kan worden gevergd nu beter uit te kunnen leggen hoe de worsteling met zijn geaardheid destijds is geweest’.
Verwachtingen over de door een minderjarige in acht te nemen voorzichtigheid
5.4
Verweerder heeft eiseres tegengeworpen dat het ongeloofwaardig is dat zij in haar relatie met haar schoolvriendin Peace niet voorzichtiger is geweest waardoor zij samen in het huis van haar vriendin zijn betrapt. Verweerder vindt dat van minderjarigen van 14 tot 16 jaar kan worden verwacht dat ze bij hun ontmoetingen de nodige voorzichtigheid betrachten en dat ze rekening houden met risico’s.
5.5
Ter zitting is verweerder de uitspraak van de Afdeling van 14 april 2022 [9] voorgehouden waarin de Afdeling onder meer oordeelt dat uit werkinstructie 2019/17 volgt dat bij de beoordeling en weging van de verklaringen onder andere rekening gehouden moet worden met de leeftijd ten tijde van de gestelde gebeurtenissen in het land van herkomst. Verweerder is gevraagd of bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de relatie tussen Peace en eiseres kenbaar rekening is gehouden met de leeftijd van eiseres en haar vriendin ten tijde van de gebeurtenissen die hebben geleid tot het vertrek van eiseres uit haar land van herkomst.
5.6
Ter zitting heeft verweerder toegegeven dat de leeftijd van eiseres ten tijde van de (gestelde) relatie met Peace niet kenbaar is betrokken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van deze relatie. Verweerder heeft zijn (enkele) stelling ter zitting dat ook van een veertienjarige de nodige voorzichtigheid kan worden verwacht en dat van een veertienjarige kan worden verwacht dat ze rekening houdt met de risico’s van een (dergelijke) relatie, niet (nader) onderbouwd. Op de tegenwerping van (gemachtigde van) eiseres dat zij toen nog erg jong was en dat bekend is dat jonge mensen experimenteren, heeft verweerder niet gereageerd. Nu de aanname dat van een minderjarige van 14 tot 16 jaar de door verweerder gestelde mate van voorzichtigheid mag worden verwacht, niet (nader) is onderbouwd, zodat onduidelijk is waarop deze is gebaseerd, mocht verweerder ook deze aanname niet aan eiseres tegenwerpen.
Conclusie over verweerders beoordeling van de geloofwaardigheid
5.7
Uit de overwegingen onder 5.3 en 5.6 blijkt dat verweerder zijn standpunt over de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres in belangrijke mate heeft gebaseerd op niet (nader) onderbouwde aannames over haar vermogen gedetailleerd en diepgaand te verklaren en op niet (nader) onderbouwde aannames over de mate waarin van een veertienjarige voorzichtigheid kan worden verwacht. Deze niet onderbouwde aannames mocht verweerder niet aan eiseres tegenwerpen en dus ook niet de daarop gebaseerde verwachtingen over haar vermogen te verklaren en over de mate van voorzichtigheid op jonge leeftijd. Bovendien heeft verweerder bij zijn beoordeling het persoonlijke referentiekader van eiseres onvoldoende betrokken zoals blijkt uit het hiervoor onder 5.3 overwogene. Omdat verweerders geloofwaardigheidsbeoordeling op deze punten tekortschiet en omdat deze geloofwaardigheidsbeoordeling doorwerkt in de beoordeling (van de geloofwaardigheid) van het hiervoor onder 2 genoemde element 3, kan verweerders standpunt over de geloofwaardigheid van het (gehele) relaas van eiseres niet in stand blijven. Het beroep van eiseres is alleen al hierom gegrond.
Verweerder moet de geloofwaardigheid van het relaas van eiseres opnieuw beoordelen, daarbij alle relevante elementen uit de persoonlijke situatie van eiseres kenbaar betrekken en daarbij de verwachtingen die hij stelt te mogen hebben ten opzichte van eiseres objectief onderbouwen.
Vrees voor de mensenhandelaren
6. Eiseres heeft gesteld te vrezen voor de mensen die betrokken zijn geweest bij haar reis naar Europa en haar gedwongen prostitutie in Italië. Verweerder acht geloofwaardig dat eiseres met hulp van deze mensenhandelaren naar Europa is gekomen en gedwongen in de prostitutie heeft moeten werken. Ook haar daaraan voorafgaande verblijf bij een voodoo-priester en de gebeurtenissen daar heeft verweerder gevolgd.
Verweerder heeft echter op goede gronden het standpunt ingenomen dat eiseres de vrees voor de mensenhandelaren niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat eiseres al lange tijd weg is uit Italië, dat zij lange tijd geleden - in 2010 - voor het laatst (telefonisch) contact heeft gehad met de mensenhandelaren, dat zij niet weet waar deze personen nu verblijven en dat deze personen ook niet weten waar eiseres nu verblijft.
Voor wat betreft de gestelde vrees van eiseres voor de gevolgen van het breken van haar voodoo-eed heeft verweerder er terecht op gewezen dat de Oba (traditioneel leider) van Benin in maart 2018 samen met vijfhonderd voodoo-priesters alle eden van gehoorzaamheid die zijn afgelegd door slachtoffers van mensenhandelaren ongeldig heeft verklaard. De door eiseres in 2006 afgelegde eed valt ook onder deze ongeldigverklaring.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Vrees voor besnijdenis van het dochtertje van eiseres
7.1
Op 18 februari 2022 heeft het Mensenrechtencomité van de VN een uitspraak gedaan in een zaak van een Nigeriaanse vrouw en haar minderjarige dochter tegen Nederland [10] . In deze zaak ging het om (het risico op ) vrouwenbesnijdenis in Nigeria. Partijen zijn er op gewezen dat deze uitspraak ter zitting onderwerp van bespreking zou zijn.
Dit bericht heeft verweerder echter niet tijdig bereikt. Om die reden is het onderzoek ter zitting geschorst en is verweerder verzocht om binnen een termijn van vier weken alsnog te reageren op deze uitspraak en de mogelijke gevolgen ervan voor de procedure van eiseres. Eiseres heeft vervolgens een termijn gekregen om te reageren op verweerders reactie.
7.2
In zijn reactie op de uitspraak van het VN Mensenrechtencomité stelt verweerder zich op het standpunt dat het in de betreffende procedure handelde om een procedurele schending en dat de uitspraak daarom geen (directe) gevolgen heeft voor andere Nigeriaanse zaken waarin vrouwenbesnijdenis een rol speelt. Verder wijst verweerder er op dat de uitspraak is genomen met een krappe meerderheid van stemmen. Verweerder sluit zich aan bij de dissenting opinion waaruit naar voren komt dat voor het risico op vrouwenbesnijdenis niet alleen de algemene situatie in Nigeria van belang is maar ook de specifieke situatie van de betrokken vreemdeling en de persoonlijke risico’s van die vreemdeling en haar dochter(s).
7.3
Volgens eiseres heeft het Mensenrechtencomité geoordeeld dat er sprake is van een onzorgvuldige beoordeling in de betreffende zaak en heeft deze uitspraak ook gevolgen voor andere Nigeriaanse zaken omdat verweerder ook in andere Nigeriaanse zaken waarin besnijdenis een rol speelt, onvoldoende zorgvuldig het risico op besnijdenis bij terugkeer naar Nigeria beoordeelt. Daarbij spelen onder meer de volgende aspecten een rol:
- geloofwaardigheidsbeoordeling van een huwelijk
- de mogelijkheid tot een binnenlands beschermingsalternatief
- de psychische staat van de vreemdelinge
- de prevalentie van besnijdenis.
Deze aspecten moeten in samenhang worden beoordeeld.
Juist de specifieke persoonlijke situatie van eiseres en haar dochtertje heeft verweerder in deze zaak niet beoordeeld. Verweerder had alle relevante elementen die eiseres heeft meegemaakt tezamen met haar vrees voor besnijdenis van haar dochtertje integraal moeten beoordelen. Verweerder heeft slechts zeer summier gemotiveerd waarom het geloofwaardig geachte risico op besnijdenis van eiseres’ dochtertje geen 3 EVRM-risico met zich zou brengen. Eiseres is alleenstaand, slachtoffer van mensenhandel en gedwongen prostitutie, op zeer jonge leeftijd verkracht, door haar familie besneden en zij vreest dat ook haar dochter besneden gaat worden gezien het gegeven dat haar vader zeggenschap heeft over haar dochter. Eiseres heeft Nigeria in 2006 verlaten, ze zou zich als alleenstaande moeder moeten handhaven in haar stad of in een andere stad waar zij niet of nauwelijks een sociaal netwerk (meer) heeft. Verweerder heeft dit alles niet dan wel onvoldoende (kenbaar) betrokken bij zijn beoordeling.
Verder ziet de uitspraak van het Mensenrechtencomité ook op het tegenwerpen van een binnenlands vestigingsalternatief, aldus eiseres, en bij de vraag of van eiseres gevraagd kan worden zich elders in het land te vestigen, moeten juist ook de persoonlijke factoren worden meegewogen. Eiseres wijst er op dat uit algemene informatie blijkt dat het voor alleenstaande kwetsbare vrouwen moeilijk is zich te vestigen in een ander deel van het land. Ook wijst zij op verweerders eigen criteria die meewegen bij de beoordeling of er een binnenlands vestigingsalternatief voorhanden is [11] .
7.4
Uit de uitspraak van het Mensenrechtencomité van de VN en de eisen die daarin worden gesteld aan een zorgvuldige beoordeling van het risico op besnijdenis bij terugkeer naar Nigeria vloeit voort dat verweerder alle relevante individuele omstandigheden van de betreffende vreemdeling kenbaar moet betrekken in zijn beoordeling van dit risico. De door eiseres genoemde relevante persoonlijke omstandigheden heeft verweerder echter niet kenbaar betrokken bij zijn beoordeling en in samenhang beoordeeld. Verweerder heeft in het bestreden besluit slechts verwezen naar de algemene situatie ten aanzien van besnijdenis in Nigeria [12] . Daarom kan het bestreden besluit ook op dit punt geen stand houden.
Conclusie
8. Gelet op wat hiervoor onder 5.7 en 7.4 is overwogen, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van twaalf weken.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van
mr.J.T.M. Nijboer, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Werkinstructie 2019/17
2.Zie onder meer de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1100, en van 12 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1885
3.Pagina 3 van het bestreden besluit
4.Pagina 4 van het bestreden besluit
5.Pagina 6 van het bestreden besluit
6.Pagina 7 van het bestreden besluit
7.Pagina 8 van het bestreden besluit
8.ECLI:NL:RVS:2021:2615, rechtsoverweging 2.1
9.ECLI:NL:RVS:2022:1100, rechtsoverweging 2.2
10.CCPR/C/133/D/2796/2016.
11.WBV 2019/8 en WBV2021/10
12.Pagina 10 en 11 van het bestreden besluit