ECLI:NL:RBDHA:2022:11212

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2022
Publicatiedatum
28 oktober 2022
Zaaknummer
AWB 22/611
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag erkenning als referent wegens onvoldoende continuïteit en solvabiliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Light Tree Ventures Europe B.V. en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres, Light Tree Ventures Europe B.V., had een aanvraag ingediend voor erkenning als referent met als verblijfsdoel 'arbeid'. Deze aanvraag werd op 17 augustus 2021 door de staatssecretaris afgewezen, omdat de continuïteit en solvabiliteit van de onderneming niet gewaarborgd zouden zijn. De staatssecretaris baseerde deze afwijzing op een negatief advies van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RvO).

Eiseres was het niet eens met deze afwijzing en stelde dat er te weinig punten waren toegekend in het advies van de RvO. Eiseres voerde aan dat niet alle relevante feiten en omstandigheden in de beoordeling waren meegenomen en dat het niet proportioneel was om de aanvraag af te wijzen terwijl zij slechts 7 punten tekortkwam voor een positief advies. Eiseres stelde ook dat zij niet was gehoord in bezwaar, wat volgens haar een schending van de hoorplicht inhield.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris het bezwaar van eiseres niet als kennelijk ongegrond had kunnen afdoen en dat eiseres had moeten worden gehoord. De rechtbank concludeerde dat de hoorplicht was geschonden, omdat eiseres substantiële nieuwe informatie had ingebracht die niet was meegenomen in de eerdere beoordeling. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 1.518,- werden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/611

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 oktober 2022 in de zaak tussen

Light Tree Ventures Europe B.V., eiseres

(gemachtigde: B.A. Sheik Joesoef),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: drs. J.M. Sidler).

Procesverloop

Bij besluit van 17 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot erkenning als referent met als verblijfsdoel ‘arbeid’ afgewezen.
Bij besluit van 6 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 6 september 2022 op zitting behandeld. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Ook is de heer [A] verschenen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. De onderneming Light Tree Ventures Europe B.V. is op 6 december 2019 opgericht en is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres om erkenning als referent afgewezen, omdat de continuïteit en solvabiliteit van de onderneming niet gewaarborgd zijn [1] . Verweerder heeft hieraan het negatieve advies van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (de RvO) ten grondslag gelegd.
Wat vindt eiseres in beroep?
2. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Er zijn te weinig punten toegekend in het advies. De RvO heeft niet alle feiten en omstandigheden in de beoordeling meegenomen. Het advies is daarom niet naar inhoud inzichtelijk en concludent. Daarnaast is het niet proportioneel om de aanvraag af te wijzen terwijl eiseres slechts 7 punten tekortkomt voor een positief advies. Daarbij is er ten onrechte niet gehoord in bezwaar.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. De vraag of in bezwaar al dan niet een hoorplicht bestaat, wordt beheerst door het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Awb [2] . Uitgangspunt is dat er een hoorplicht bestaat, tenzij een van de uitzonderingen van artikel 7:3 van de Awb zich voordoet. Zoals de hoogste bestuursrechter heeft overwogen is het uitgangspunt dat er wordt gehoord in bezwaar en dient verweerder terughoudend om te gaan met uitzonderingen op zijn hoorplicht. [3]
4. Er is sprake van een kennelijk ongegrond bezwaar wanneer uit het bezwaarschrift al blijkt dat de bezwaren van de indiener ongegrond zijn en er redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is over die conclusie. Daarbij moet de inhoud van het bezwaarschrift worden beoordeeld in samenhang met hetgeen in eerste instantie door de betrokkene is aangevoerd en met de motivering van de primaire beslissing.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bezwaar van eiseres niet als kennelijk ongegrond heeft kunnen afdoen en eiseres had moeten horen. Het bezwaar is onderbouwd en eiseres heeft verschillende (nieuwe) stukken ingebracht. Bij de beslissing in primo heeft eiseres 24 punten van de minstens vereiste 50 gekregen. Bij de beslissing op bezwaar heeft eiseres 43 punten gekregen. Dat zijn aanzienlijk meer punten dan in primo is toegekend. Uit het advies van de RvO volgt dat eiseres meer stukken had moeten overleggen, maar niet is duidelijk welke stukken precies. Tijdens een hoorzitting hadden verweerder en eiseres kunnen bekijken welke stukken nog nodig waren en/of een nadere toelichting behoefden. Hierbij acht de rechtbank van belang dat eiseres slechts 7 punten tekortkomt voor een positief advies van de RvO.
6. Gelet op deze omstandigheden heeft verweerder in dit geval niet kunnen afzien van het horen in bezwaar. De hoorplicht is dan ook geschonden. Daarbij tekent de rechtbank aan dat verweerder eerst op zitting met een uitgebreid verweerschrift kwam en het voor eiseres niet goed mogelijk was daarop te reageren. De opgeworpen punten kunnen in een hoorzitting worden besproken.
Wat is de conclusie?
7. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met de artikelen 3:2, 7:2 en 7:12 van de Awb. Verweerder moet opnieuw op het door eiseres gemaakte bezwaar beslissen en daarbij eiseres eerst horen. Wat eiseres verder in beroep heeft aangevoerd behoeft geen bespreking.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Daarnaast bepaalt de rechtbank dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1518,-; en
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie artikel 2e, eerste lid, onder b, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918.