In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 3 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een inwoner van Den Haag, en de burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres had een aanvraag ingediend voor woningaanpassingen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) vanwege haar beperkingen, waaronder een parese en een bovenbeenbreuk. In het primaire besluit van 3 maart 2020 werd haar een subsidie van € 609,09 toegekend voor een woningaanpassing, maar na bezwaar werd dit besluit herroepen en werd een nieuwe subsidie toegekend. Eiseres was echter niet tevreden met de afwijzing van enkele van haar gevraagde aanpassingen en heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 23 december 2020.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder bij de beoordeling van de gevraagde aanpassingen niet de juiste criteria heeft gehanteerd en dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de kosten van de aanpassingen. Hierdoor ontbrak een zorgvuldige motivering van het bestreden besluit. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en zowel het bestreden besluit als het nader besluit vernietigd. Verweerder is opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.