ECLI:NL:RBDHA:2022:11162

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
SGR 21/935
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van woningaanpassingen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 3 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een inwoner van Den Haag, en de burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres had een aanvraag ingediend voor woningaanpassingen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) vanwege haar beperkingen, waaronder een parese en een bovenbeenbreuk. In het primaire besluit van 3 maart 2020 werd haar een subsidie van € 609,09 toegekend voor een woningaanpassing, maar na bezwaar werd dit besluit herroepen en werd een nieuwe subsidie toegekend. Eiseres was echter niet tevreden met de afwijzing van enkele van haar gevraagde aanpassingen en heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 23 december 2020.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder bij de beoordeling van de gevraagde aanpassingen niet de juiste criteria heeft gehanteerd en dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de kosten van de aanpassingen. Hierdoor ontbrak een zorgvuldige motivering van het bestreden besluit. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en zowel het bestreden besluit als het nader besluit vernietigd. Verweerder is opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/935

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. J.D. van Alphen),
en

Burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: E.H. Buizert).

Procesverloop

In het besluit van 3 maart 2020 (primair besluit) heeft verweerder aan eiseres op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een subsidie van € 609,09 toegekend voor een woningaanpassing.
In het besluit van 23 december 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en beslist dat aan eiseres een woningaanpassing wordt toegekend.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 31 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Eiseres heeft zich op 28 juni 2019 bij verweerder gemeld en verzocht om een aangepaste keuken. Zij heeft daarbij verwezen naar een eerdere afgewezen aanvraag en maakt melding van een gewijzigde gezondheidssituatie. Eiseres heeft erbse parese en is daardoor beperkt in het gebruik van haar rechterarm en -hand. Daarnaast heeft zij een bovenbeenbreuk in haar linkerbeen gehad en daar klachten aan overgehouden. Door haar beperkingen heeft zij veel moeite met het uitvoeren van keukenactiviteiten.
1.2.
Na een huisbezoek op 19 november 2019 vraagt verweerder advies aan een ergotherapeut. In haar advies van 20 december 2019 stelt de ergotherapeut dat gezien de medische problematiek en de toename van klachten een aangepaste keuken noodzakelijk is. Het advies bevat een opsomming van de aanpassingen.
1.3.
Bij het primaire besluit heeft verweerder aan eiseres een subsidie toegekend voor een woningaanpassing. Deze houdt in dat in de keuken het fornuis op dezelfde hoogte komt als het aanrecht.
1.4.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Volgens haar verbetert de voorgestelde aanpassing haar situatie niet. Eiseres verzoekt verweerder om de gevraagde keukenaanpassingen toe te kennen:
  • hittebestendig aanrecht/werkblad
  • uitschuifplank/lade onder werkblad
  • aaneengesloten elektrische kookplaat
  • magnetron/oven op aangepaste hoogte met uitschuifplank
  • onderkasten voorzien van lades
  • hoekkasten voorzien van draaiplateau
  • eenhendelmengkraan met uittrekbare uitloop.
1.5.
Naar aanleiding van het bezwaarschrift heeft verweerder een adviserend geneeskundige gevraagd advies uit te brengen. In zijn advies van 21 oktober 2020 stelt deze vast dat er vanuit medisch oogpunt een indicatie is voor een woningaanpassing. Naar aanleiding van nadere vragen van verweerder stelt de adviserend geneeskundige in een e-mailbericht van 2 december 2020 onder meer dat voor eiseres alle handelingen in de keuken beperkt zijn, dat zij steeds minder kan tillen en/of verplaatsen, dat zij geen keukenspullen kan opruimen in hoge keukenkastjes en lage kasten en dat zij door letsel aan het linkerbeen niet lang kan staan. Bij e-mailbericht van 10 december 2020 heeft eiseres aangegeven het eens te zijn met het advies en de nadere antwoorden van de adviserend geneeskundige.
1.6.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en haar een onderrijdbaar aanrecht met hittebestendig aanrechtblad toegekend. Verweerder meent dat hiermee een oplossing is gevonden voor de beperkingen in het gebruik van de rechterarm en het linkerbeen. De overige in het bezwaarschrift genoemde aanpassingen heeft verweerder afgewezen, omdat deze conflicteren met de constateringen van de adviserend geneeskundige, dan wel omdat het gaat om algemeen gebruikelijke voorzieningen.
1.7.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Zij is het er niet mee eens dat de overige gevraagde aanpassingen zijn afgewezen en stelt verder dat de gevraagde aanpassingen niet algemeen gebruikelijk zijn.
1.8.
Op 17 augustus 2021 stelt verweerder een zogenoemd Programma van eisen (programma van eisen) op. Daarin staat dat de keuken van eiseres als volgt wordt aangepast: het aanrechtblad wordt vervangen door een hittebestendig aanrechtblad en de benedenkasten worden verwijderd in verband met het onderrijdbaar maken van het aanrecht.
1.8.
Bij nader besluit van 22 december 2021 (nader besluit) heeft verweerder aan eiseres een woningaanpassing toegekend conform het programma van eisen en de kosten vastgesteld op € 2665,75.
2. De rechtbank overweegt als volgt.
2.1.
Met het nader besluit wordt het bestreden besluit gewijzigd. Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep van eiseres mede betrekking op het nader besluit.
2.2.
Eiseres heeft onder meer aangevoerd dat de door haar gevraagde voorzieningen niet, zoals verweerder stelt, algemeen gebruikelijk zijn. Zij wijst erop dat zij vanwege haar beperkingen een standaard onderkast met lades, een standaard hoekkast en een standaard oven niet kan gebruiken. Zij heeft aangepaste kasten en een oven met een speciale deur nodig. De kosten daarvan zijn voor haar niet op te brengen.
2.3.
Volgens vaste rechtspraak is een dienst, hulpmiddel, woningaanpassing of andere maatregel algemeen gebruikelijk als deze:
  • niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking,
  • daadwerkelijk beschikbaar is,
  • een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt tot zelfredzaamheid of participatie in staat is en
  • financieel kan worden gedragen met een inkomen op minimumniveau.
2.4.
In het bestreden besluit heeft verweerder uitgelegd dat voorzieningen als algemeen gebruikelijk worden beschouwd indien ze in de reguliere handel verkrijgbaar zijn, niet speciaal voor personen met een beperking bedoeld zijn en in prijs vergelijkbaar zijn met soortgelijke producten. Verweerder voegt daar nog aan toe dat daarnaast getoetst moet worden of de voorziening financieel draagbaar is met een inkomen op minimumniveau. Verweerder is tot de conclusie gekomen dat een onderkast met lades, een hoekkast met draaiplateau, een oven/magnetron en een mengkraan zijn te beschouwen als algemeen gebruikelijke voorzieningen.
2.5.
Uit 2.3 en 2.4 blijkt dat verweerder bij de beantwoording van de vraag of de door eiseres gevraagde aanpassingen als algemeen gebruikelijk moeten worden beschouwd niet de correcte criteria heeft gehanteerd. Daar komt bij dat uit het bestreden besluit niet blijkt dat verweerder heeft onderzocht wat de kosten van de in 2.4 genoemde aanpassingen zijn. Zonder inzicht in deze kosten kon de toetsing aan het laatste in 2.3 genoemde criterium niet plaatsvinden. Het gevolg hiervan is dat zo’n toetsing in het bestreden besluit geheel ontbreekt. Dit betekent dat verweerder niet voldoende onderzoek heeft verricht en zijn standpunt dat de in 2.4 genoemde aanpassingen algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn niet voldoende heeft onderbouwd. Omdat verweerder het bestreden besluit niet zorgvuldig heeft voorbereid en niet deugdelijk heeft gemotiveerd is het in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb.
Conclusie
2.6.
Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet aanleiding ook het nader besluit te vernietigen, nu in dit besluit dezelfde aanpassingen zijn toegekend en afgewezen als in het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien, omdat de daarvoor benodigde informatie ontbreekt. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen en rekening houden met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken. Zoals ook op de zitting aan de orde is geweest geeft de rechtbank eiseres en verweerder in overweging om, ter voorbereiding van dit nieuw te nemen besluit op bezwaar, met elkaar in gesprek te gaan en te verkennen op welke wijze binnen het kader van de Wmo zo goed mogelijk kan worden tegemoetgekomen aan de behoeften van eiseres.
2.7.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden en de door haar gemaakte proceskosten vergoeden. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting), met een waarde per punt van € 759,-, bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 23 december 2020;
  • vernietigt het besluit van 22 december 2021;
  • draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.H. Sanders, rechter, in aanwezigheid van mr. E.L. Denters, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2022.
De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de CRvB van 20 november 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3535.