ECLI:NL:RBDHA:2022:1116

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
NL22.704
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens gebrek aan procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had op 13 januari 2022 een asielaanvraag ingediend, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, met als argument dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar op de zitting op 9 februari 2022 zijn beide partijen niet verschenen.

Na de behandeling heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan en het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank overwoog dat uit een bericht van de staatssecretaris van 8 februari 2022 bleek dat eiser op 5 februari 2022 de opvang zelfstandig had verlaten en met onbekende bestemming was vertrokken. De gemachtigde van eiser had aangegeven dat er sinds die datum geen contact meer was met eiser.

Hieruit concludeerde de rechtbank dat eiser kennelijk geen prijs meer stelde op asielrechtelijke bescherming in Nederland en dat hij daarom geen rechtens te beschermen belang meer had bij de beoordeling van het bestreden besluit. De rechtbank oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter K.M. de Jager in aanwezigheid van griffier J. de Winter.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.704
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S.A.M. Fikken),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. D. Benschop).

ProcesverloopBij besluit van 13 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.705, op 9 februari 2022 op zitting behandeld. Partijen zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Uit het bericht van verweerder van 8 februari 2022 blijkt dat eiser op 5 februari 2022 de opvang zelfstandig heeft verlaten en met onbekende bestemming is vertrokken. Bij bericht van 8 februari 2022 heeft de gemachtigde van eiser laten weten dat hij sinds 5 februari 2022 geen contact meer heeft met eiser.
2. Hieruit moet worden afgeleid dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland. Eiser heeft daarom geen rechtens te beschermen belang meer bij de beoordeling van het bestreden besluit. [1]
3. Het beroep is dan ook niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2022 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.