ECLI:NL:RBDHA:2022:11139
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en verantwoordelijkheid Italië onder Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 oktober 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Eritreeër, zijn asielaanvraag had ingediend op 20 december 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Middelburg, waar de eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de vertegenwoordiger van de staatssecretaris aanwezig waren. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.
De rechtbank oordeelde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat Italië niet zou voldoen aan zijn verdragsverplichtingen, ondanks zijn argumenten over de opvangsituatie voor asielzoekers in Italië. De rechtbank benadrukte dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, tenzij de eiser kan aantonen dat er structurele tekortkomingen zijn in het asielsysteem van Italië. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet had aangetoond dat hij bij overdracht naar Italië in een situatie van zeer verregaande materiële deprivatie zou komen, zoals bedoeld in het arrest Jawo van het Hof van Justitie van de Europese Unie.
De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag, 6 oktober 2022, door rechter mr. W. Anker, in aanwezigheid van griffier mr. Ż.A. Meinert.