In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, van Nigeriaanse nationaliteit, heeft op 24 december 2018 zijn asielaanvraag ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 26 november 2021 is afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het oordeel dat eiser niet aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning asiel voldeed. De rechtbank heeft het beroep op 31 maart 2022 behandeld, waarbij partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Eiser heeft zijn asielaanvraag onderbouwd met het verhaal dat hij betrokken was bij stemfraude in Nigeria en dat hij wordt beschuldigd van de moord op een medeplichtige. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het geloofwaardig is dat eiser wordt verdacht van deze moord. De rechtbank stelt vast dat de verklaring van eisers moeder, hoewel niet-objectief, niet zonder meer kan worden afgewezen. De rechtbank concludeert dat er een motiveringsgebrek is in de geloofwaardigheidsbeoordeling van verweerder, wat leidt tot de gegrondverklaring van het beroep.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank ook de proceskosten van eiser toekent. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van asielverhalen en de noodzaak voor verweerder om zijn besluiten goed te motiveren, vooral als het gaat om de geloofwaardigheid van verklaringen.