ECLI:NL:RBDHA:2022:11095

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
22/3270
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot deelname aan de PAS-regeling en de geldigheid van werkroosters bij Defensie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 26 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een burgermedewerker bij Defensie, en de commandant Materieel Logistiek Commando. Eiser had een verzoek ingediend om deel te nemen aan de regeling Partiële arbeidsparticipatie senioren (PAS), waarbij hij vroeg om zijn arbeidsduur te verminderen met 36,8% en zijn rooster aan te passen naar 26 uren per week. Dit verzoek werd afgewezen door verweerder, die stelde dat er geen dienstbelang was dat zich verzette tegen de afwijzing en dat het niet toegestaan was om diensten van meer dan 9 uur per dag in te roosteren.

De rechtbank heeft het beroep van eiser behandeld op 28 september 2022, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. Eiser voerde aan dat de wet het mogelijk maakt om van de gebruikelijke 9 uur per dienst af te wijken en dat hij al achttien jaar 9,5 uur per dienst werkt. Hij stelde dat er geen instemming van de medezeggenschapscommissie nodig was voor zijn verzoek en dat hij meer baat had bij een kortere werkweek dan bij een kortere werkdag. Eiser deed ook een beroep op het gelijkheidsbeginsel.

De rechtbank oordeelde echter dat de afwijzing van het verzoek terecht was. De rechtbank volgde het standpunt van verweerder dat een dienst van meer dan 9 uur per dag in strijd is met artikel 30o, derde lid, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie (BARD). De rechtbank concludeerde dat er geen dienstbelang was dat het noodzakelijk maakte om van deze regel af te wijken. Eiser kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/3270
uitspraak van de enkelvoudige militaire kamer van 26 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: J. Aberkrom),
en

de commandant Materieel Logistiek Commando, verweerder

(gemachtigde: kapitein mr. J.C.A. Aarts).

Inleiding

Met het besluit van 20 december 2021 (het primaire besluit) is het verzoek van eiser om deelname aan de regeling Partiële arbeidsparticipatie senioren (PAS) afgewezen.
Met het besluit van 19 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers bezwaar ongegrond verklaard.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 28 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder en kolonel [A].

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser werkt al achttien jaar als burgermedewerker bij Defensie. Hij heeft een verzoek gedaan tot vermindering van zijn arbeidsduur met 36,8% en een wijziging van zijn rooster naar 26 uren. Hij wil drie dagen per week ingeroosterd worden, waarvan twee dagen van 9.5 uur en één dag van 7 uur. [1]
2. Volgens verweerder bestaat er geen dienstbelang dat zich verzet tegen het met 36,8% verkorten van de wekelijkse arbeidsduur. Verweerder heeft het verzoek afgewezen vanwege de manier waarop eiser arbeiders wenst in te roosteren. Het is op grond van de geldende regels niet toegestaan om diensten in het rooster op te nemen die langer zijn dan 9 uur per dag.
Wat is eisers standpunt in beroep?
3. Eiser benadrukt dat de wet het mogelijk maakt om van de gebruikelijke 9 uur per dienst af te wijken en een arbeidsduur van ten hoogste 10 uur per dienst toe te staan. [2] Anders dan verweerder stelt, is er in dit geval geen instemming nodig van de medezeggenschapscommissie om meer dan 9 uren per dienst arbeid te verrichten. [3] Zijn arbeidsduur bedraagt al achttien jaar lang 9,5 uur per dienst voor vier dagen in de week. Hij mag er dan ook van uitgaan dat de medezeggenschapscommissie in 2004 toestemming heeft verleend voor een arbeidsduur van 9,5 uur per dienst. Eiser heeft bovendien veel meer baat heeft bij een kortere werkweek dan een kortere werkdag. Tot slot doet eiser een beroep op het gelijkheidsbeginsel.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Het geschil spitst zich enkel toe tot de vraag of eiser diensten in zijn rooster mag opnemen die langer zijn dan 9 uur per dag.
5. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat een dienst van meer dan 9 uur per dag in strijd is met artikel 30o, derde lid, van het BARD [4] . Er ontbreekt namelijk een dienstbelang dat diensten van meer dan 9 uur per dag noodzakelijk maakt. Het feit dat eiser al achttien jaar 9,5 uur per dienst arbeid verricht, maakt niet dat deze omstandigheid moet worden overgenomen in de werktijdenafspraken bij de aanvraag van de PAS regeling. Het gaat hierbij om een andere, nieuwe situatie. Daarbij heeft verweerder toegelicht dat alle werkroosters binnen de eenheid uiterlijk 31 december 2022 in overeenstemming moeten zijn met het BARD. Medewerkers die een werkrooster hebben met diensten van langer dan 9 uur per dag is een redelijke overgangstermijn geboden om hun roosters aan te passen. Op nieuwe aanvragen voor werkroosters wordt conform deze standaard beslist.
6. Ten aanzien van het gelijkheidsbeginsel merkt verweerder het volgende op. Voor zover eisers collega een rooster van meer dan 9 uur per dag is opgedragen, is er sprake van een fout. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat het gelijkheidsbeginsel niet zover strekt dat het betrokken bestuursorgaan eenmaal gemaakte fouten moet herhalen. [5]

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Abdolbaghai, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30c, tweede lid, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie (BARD).
2.Op grond van artikel 30o, eerste lid, van het BARD.
3.Op grond van artikel 30o, tweede lid, van het BARD.
4.Artikel 30o, tweede en derde lid, van het BARD luiden:
5.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 20 januari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:144.