In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 oktober 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, een militair ambtenaar, tegen het besluit van de minister van Defensie om hem ontslag te verlenen wegens wangedrag. Eiser was op 28 september 2020 aangesteld bij de Koninklijke Landmacht en werd op 19 juli 2021 ontslagen omdat hij in diensttijd in het bezit was van 10 gram hasj, wat in strijd is met het drugsbeleid van Defensie. Eiser heeft tegen het ontslag bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door de minister. Tijdens de zitting op 23 augustus 2022 was eiser niet aanwezig, maar zijn gemachtigden waren wel aanwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser voldoende op de hoogte was van het 'zero tolerance' beleid van Defensie en dat hij gewaarschuwd was over de mogelijke consequenties van het gebruik van drugs. Eiser had eerder voorlichtingsbijeenkomsten bijgewoond en een formulier getekend waarin hij bevestigde bekend te zijn met het drugsbeleid. De rechtbank oordeelde dat het gedrag van eiser als wangedrag kan worden aangemerkt en dat het ontslag niet onevenredig was aan de ernst van het wangedrag. Eiser had erkend dat hij meer dan een gebruikershoeveelheid softdrugs bij zich had tijdens een opleidingsdag, wat volgens het sanctiebeleid van Defensie leidt tot ontslag.
De rechtbank concludeerde dat de belangen van de minister zwaarder wogen dan die van eiser, ondanks zijn persoonlijke omstandigheden en het feit dat hij goed had gefunctioneerd als militair. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.