ECLI:NL:RBDHA:2022:11007

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.4478
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2022 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had op 14 maart 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit, maar is niet verschenen op de zitting. De gemachtigde van eiser heeft ook voorafgaand aan de zitting laten weten niet te kunnen verschijnen. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door mr. R.P.G. van Bel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 13 juli 2022 is vertrokken met onbekende bestemming. De gemachtigde van eiser heeft op 7 september 2022 meegedeeld dat eiser haar had laten weten niet meer in Nederland te verblijven. Op 11 oktober 2022 heeft de gemachtigde verzocht om de zaak op de stukken af te doen, omdat zij eiser niet kon bereiken. De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld dat als een asielzoeker met onbekende bestemming vertrekt, aangenomen kan worden dat hij geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland, tenzij de gemachtigde weet dat de asielzoeker nog in Nederland verblijft en contact met hem onderhoudt.

In dit geval was er geen sprake van een uitzondering, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard wegens gebrek aan procesbelang. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de rechters in aanwezigheid van de griffier, en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na verzending van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.4478
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.C.Ch. Kneuvels),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigden: S. Jairam en mr. R.P.G. van Bel).

ProcesverloopBij besluit van 14 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak met nummer NL22.4479, op 12 oktober 2022 op een zitting behandeld. Eiser is niet verschenen. Eisers gemachtigde is met voorafgaand bericht niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.P.G. van Bel. Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Op 13 juli 2022 heeft verweerder meegedeeld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Op 7 september 2022 heeft eisers gemachtigde meegedeeld dat eiser haar een week eerder heeft laten weten dat hij niet meer in Nederland verblijft. Op 11 oktober 2022 heeft zij de rechtbank verzocht de zaak op de stukken af te doen, daar zij eiser niet kan bereiken. Eiser is niet ter zitting verschenen.
2. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar vaste jurisprudentie, waaronder de uitspraak van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579, het volgende geoordeeld. Als een asielzoeker met onbekende bestemming vertrekt, kan in beginsel worden aangenomen dat hij geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als de gemachtigde weet dat de asielzoeker nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en contact met hem onderhoudt over de verdere voortgang van de procedure.
3. Deze uitzondering doet zich in dit geval niet voor. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2022 door mr. W. Anker, rechter en voorzitter, en mr. K.M. de Jager en mr. E.F. Bethlehem, rechters, in aanwezigheid van mr.A.S. Hamans, griffier.
Dit proces-verbaal is verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan.