ECLI:NL:RBDHA:2022:10979

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.918
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel wegens kennelijk ongegrondheid en niet-ontvankelijkheid beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, had op 26 december 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Het bestreden besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, gedateerd 12 januari 2022, wees deze aanvraag af als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De gemachtigde van de verweerder was wel aanwezig.

De rechtbank heeft de zaak op zitting behandeld, waarbij de rechtbank direct na de behandeling uitspraak heeft gedaan. De rechtbank overweegt dat eiser, die met onbekende bestemming is vertrokken, kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. Dit is in lijn met de vaste jurisprudentie die stelt dat als een vreemdeling zonder kennisgeving vertrekt, er vanuit wordt gegaan dat hij geen belang meer heeft bij de procedure. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 3 maart 2022 en er staat een rechtsmiddel open voor hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.918
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer]

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. T. Pourjalili).

Procesverloop

Bij besluit van 12 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.919, op 21 februari 2022 op zitting behandeld. Eiser is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser is van Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [1996]. Eiser
heeft op 26 december 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
3. Verweerder heeft de rechtbank op 31 januari 2022 bericht dat uit een printscreen uit
het systeem van verweerder blijkt dat eiser met ingang van 28 januari 2022 met onbekende bestemming is vertrokken.
5. Bij bericht van 2 februari 2022 heeft mr. W. Volkers laten weten zich te onttrekken als gemachtigde. De rechtbank heeft in het kader van de voortgang van deze beroepsprocedure aan de voormalige gemachtigde nog enkele vragen gesteld. Bij bericht van 7 februari 2022 heeft de voormalige gemachtigde laten weten nog contact te hebben gehad met eiser nadat het bestreden besluit is uitgebracht en dat de uitnodiging voor de zitting is gestuurd naar het laatst bekende adres van eiser. Ten tijde van het indienen van het beroep en de gronden op 26 januari 2022 had eiser nog een procesbelang, maar de voormalige gemachtigde kan niet bevestigen of ontkennen dat eiser nog in Nederland is.
6. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, als een vreemdeling, die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit wordt gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.1
7. Gezien de hiervoor genoemde omstandigheden neemt de rechtbank aan dat
dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming en dus geen belang heeft bij de beoordeling van de zijn beroep.
8. Gelet op het voorgaande is het beroep niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2021 door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier.
1. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 22 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:579).
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
03 maart 2022

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.