ECLI:NL:RBDHA:2022:10979
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel wegens kennelijk ongegrondheid en niet-ontvankelijkheid beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, had op 26 december 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Het bestreden besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, gedateerd 12 januari 2022, wees deze aanvraag af als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De gemachtigde van de verweerder was wel aanwezig.
De rechtbank heeft de zaak op zitting behandeld, waarbij de rechtbank direct na de behandeling uitspraak heeft gedaan. De rechtbank overweegt dat eiser, die met onbekende bestemming is vertrokken, kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. Dit is in lijn met de vaste jurisprudentie die stelt dat als een vreemdeling zonder kennisgeving vertrekt, er vanuit wordt gegaan dat hij geen belang meer heeft bij de procedure. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 3 maart 2022 en er staat een rechtsmiddel open voor hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.